verminderd, dat slechts nog weinigen in het geheel niet ter school gaan, is een gelukkig verschijnsel, maar men kan daaruit niet bet gevolg trekken, dat leer plicht gemist kan worden. Hij blijft noodig voor hen die toch, niettegenstaande de verbetering van den toestaDd in het alge meen, niet tei school gaaD en tydelyk niet opkomen, waardoor een goed geregeld klassikaal onderwas wordt verbroken en de ambitie van leermeesters en kinderen geknot. Men kan uit die vermindering alleen het besluit trekken, dat de leerplicht weinigen meer drukken zal en dus gemak kelijk kan worden ingevoerd, als drukkende alleen de ook nu nog onverschilligen die, al mogen zij dan tegenwoordig niet talrijk meer zijn, ook wel door dezen druk ten goede mogen geleid worden. Eigenlijk had volgens sommigen de leer plicht reeds met de nieuwe organisatie van ons onderwijs in 1857 of althans in 1874 met de invoering van de wet tot het tegengaan van ovormatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen, moeten zijn ingevoerd. De meening, dat een kind van 11 tot 12 jaar, niet mogende arbeiden, vanzelf ter school zoude gaan, is gebleken eene verkeerde conclusie te zijn het kind doet wel niet den arbeid welke hem is verboden, maar gaat daarom nog niet ter schoolhet loopt rond en verkeert dikwijls in nog slecbteren toestand dan wanneer zijn arbeid het van de straat hield. Toen reeds had een leerplichtwet die bedoeling om hen in de school of tot het onderwijs te brengen in eeD bevel moeten omzetten. Leerplicht, zoo werd verder gezegd, is zooal geen noodzakelijk dan toch een natuurljik gevolg van de bepaling dor Grondwet, die wil dat er overal 7an over heidswege voldoend openbaar lagei onder wijs wordt gegeven Daarbij is het tocb niet om bet bouwen van scholen en het aanstellen van onderwijzers te doen, maar om het geven van onderwijs aan ben die dit behoeven, en dat alle kinderen dat behoeven, zal wel geen gewaagde onder stelling zijn. Wil men niet van dit openbaar maar van een eigen onderwijs gebruik maken, dit staat vrij, maar dan kan dit met anders dan gepaaid gaan met de verplichting om aan allen die dit bijzonder onderwijs behoeven en aan de opeDbare school onttrokken worden, het ook te ver schaffen. Men gaf in het algemeen toe, dat bij invoering van leerplicht middelen tot be teugeling van schoolverzuim ODmisbaar eD een noodzakelijk gevolg daarvan zyn. Onderscheidene leden meenden zelfs, dat de mazen van bet oet om den leerplicht te ontkomen al te ruim waren en die andeis voor u kunnen begeeren De oude heeft betere zaken gedaan, dan ik bier met mijne fabriek nu legt hij de zaken neder, en zyn zoon de jonge Haan, wiens hen gij wordt, zal ze vooitzetten. Mevrouw Bantes reikte den brief aan den kommaudant over, terwijl zij, door een zacht schudden van haar hoofd, hare af keuring te kennen gaf. De inhoud was als volgt »Een onbekende, aan wien de doctor de reis bij dit gure weder verboden heeft, dringt zicb, hoewel, belaas, slechts in den geest, op uw geboortefeest in. Ach, dat ik genoodzaakt ben te zeggen een nnbe kende dat ik niet zelf, in plaats van dezen blief, naar Herbesheïm kan ijlen, en naar uwe band staan, om dat te voltooien, wat onze goede vaders, in de volheid hunner steeds jeugdige vriendschap, besloten heb ben, en waarnaar ik zoo vurig verlang. Ik zegen mijn lotIk maak het tot het doel mijns levens, dat ook gij eenmaal ons lot zult zegenen. Om ue hand alleen mag ik verzoekeD, ik weet het, niet om het hart, Dit moet eeDe vrije keuze hebben. Maar schenk mij de hoop, dat die keuze op mij valle. Wanneer gjj wist, aoe ge lukkig een paar regels van uwe hand my zouden maken, boe die mij spoediger zou den genezen, dau de kunst van mijn arts, gij zoudt mij niet vergeefs laten smeeken. Sta toe, dat ik my mei eerbied en liefde noem uwen verloofde Eduard van Haan. nauwer hadden kunnen worden aangehaald. Tegen de bevoegdheid der gemeente besturen om ter bevordering van school bezoek voeding en kleeding aan school gaande kinderen te verstrekken hadden echter op verschillende gronden vele leden bedenking. Vele leden, zoowel voor- als tegenstan ders der wet, keurden die aan de gemeente besturen toegekende bevoegdheid in be ginsel af. Als men dwingt, moet men ook de mogelijkheid verschaffen om aan den dwang te voldoen maar die dwang is verkeerd. Voorziening in de behoefte van onvermogenden aan voeding en kleeding is taak van particuliere liefdadigheid ook «Je diacouieën kunnen hier tegemoet komen. Anderen vreesden niet veel bezwaar van deze bevoegdheid in de toekomst. Zij meenden, dat het gemis aan voedsel en kleeding geene algemeene noch belangrijke reden was van schoolverzuim. VaD de gelegenheid om voe«lsel en kleeding te verkrygen zoude dan ook niet zooveel gebruik gemaakt worden als sommigen zicb voorstelden. Ook door leden, die zich overigens met het wetsvoorstel wel konden vereenigen, werden bezwaren aangevoeld. Onder hen waren voorstanders van het verschaffen van school voeding en -kleediug door par ticuliere krachten. Zy meenden, dat de overheid zich er van behoorde te onthouden nu de bevoegdheid eenmaal verleend is, zouden de gemeenten wel gedwongen zijn er van gebruik te maken. Afgescheiden dat het van overheidswege moeilijk te controleeren valt, wie werkelijk aan voed sel en kleediug beboelte heeft, leert de ervaring, dat velen er niet tegen opzien uit de openbare kas weldaden of voor deelen deelachtig te worden, die zij van particulieren zich zouden schamen aan te nemen. Tegenover de publieke kas, zoo werd beweerd, woiat het schaamtegevoel, dat hen anders weerhoudt, niet wakker. Iutusschen waren eenigen bereid toe te geven, dat bij de invoering van leerplicht de verstrekking van scboolvoeding en -kleeding onvermijdelijk kon zyn en dat, zoo de particulieie krachten mochten te kort schieten, de noodzakelijkheid kon ont staan, dat de overheid moest te hulp komen. Voor 't byzonder onderwas achtten vele leden dit wetsontwerp zeer drukkend. Men bracht alle buide aan 's Ministeis streven om aan de geopperde bezwaren te gemoet te komen, maar voor bet bijzonder onder wijs zouden de lasten toch zwaar zijn. De dispensatiën, zoo werd beweerd, werken verkeerdde keuze blyft toch tusschen geen onderwijs en eene school die men De kommandant las peinzende en ern stig den brief. Hij had volstiekt niet het uiterlijke van een lezendun persoon, maar van een denkenden, of liever, van een droomenden. Papa B .nies wilde intusschen dat Frederika alle meisjesgrillen zou ter zijde stellen, en hem openhartig zeggen, dat zy zich verheugde. »Maar papa. hoe kan ik dat Ik heb dien heer, bankier van Haan, nooit in mijn leven gezien," Zottinnetje, ik begrijp u. Maai ik kan u hieromtieut geruststellen. Hij is een fijn, slank en lang jongeling, met een eenigzins bleek gelaat. Hij was reeds vroeger wat zwak, dat komt waarschijnlijk van het spoedige groeien. Hij is geweldig in de lengte gegroeid." Wanneer hebt gjj hem dan gezien papa »Toen ik de laatste maal in de residen tie geweest ben. Het zal nu omstreeks tien of twaalf jaren geleden zyn. Ik bracht u toen die fraaie pop mede, welke byna zoo groot was, als gij zelve waait, Ba- bette, Rosette, Lisette, of hoe ze ook moge heeten. Nu weet gij het. De jonge Haan zal toen even twintig geweest zyn. Een fijne melkbaard. Gij zult hetzelve wel zien. »Papa, ik bad hem liever zelve gezien, voor ik eeo brief van dien inhoud ontving.'' »Het is een domme streek, dat by zelf niet zoo als wij, ouders, dit bepaald had den, op uwen geboortedag gekomeu is. Toen ik aan uwe mama verloofd werd, kwam ik zelf. Nu mama, wat Zbgt gij er onbruikbaar acht, want de bijzondere scholen kunnen zich niet uitbreiden. De haar thans toegekende subsidies dekken nog geen derde gedeelte van de kosten. Met opzicht tot de vaccine is het evenzoo gesteld, want, hoe tegemoetkomend da dispensatiën zijn, de niet-gevaccineerde kinderen worden toch niet toegelaten op de scholen. Hiertegen werd opgemerkt door voorstanders der wet, dat de strijd hier niet gevoerd werd usschen openbaar en byzonder onderwijs en deze wet daar mede niets te maken had. De tobstand bleef geheel tezelfde te dien aanzien. De intrekking van bet a eudement van den heer Schaepman werd echter door veien betreurd ware dat amendement aange nomen, dan had men ook tegeDovei op volgers van dezen Minister een middel in de hand gehad om nog tot een vergelijk te komen. - Donderdag had in de Tweede Kamer de interpellatie plaats van den heer Van Kol om aan den minister van Justitie eeDige vragen te stellen naar aanleiding der afwijzing van het verzoek van den heer J Troelstra te Leeuwarden om kwijt schelding, vermindering of wijziging der straf door het gerechtshof te 's Gravenhage aan mr. P. J. Troelstra opgelegd. De heer Van Kol begon met te ver klaren, dat deze interpellatie met het smeeken van een gunst of het vragen om genade betrof maar dat het was om een meer rechtvaardige en betere handhaving onzer wetten te verkrygen. Uit de beste Nederlandscbe tijdschriften en couranten haalde spieker citaten aan, om aan te toonen, dat de straf aan Troel- slra opgelegd niet evenredig is met het misdrijf. Troelstra heeft getracht de ge broeders Hoogerhuis, die volgens zijn innige overtuiging onschuldig gevangen zitten, uit don kerker te bevrijden. Alles heeft hij beproefd. Niets mocht baten. Zoodoende bleef hem niets over dan de wel formeel te schenden en den officier van Justitie te beleedigen. Op deze wijze zou het mogelijk zyn, nieuwe getuigen in de zaak-Hoogernuis verklaringen te doen afleggen. Troelstra had in de Kamer minstens even scherpe beschuldigingen tegen dien officier geuit; doch aaar was by door zijn onverantwoordelijkheid gedekt. Ridderlijk handelde hij door buiten de Kamer dezblfde woorden te herhalen opdat ze voor vervolging mogelijk waren, zoo ze onjuist war9D. Spreker toont verder aan dat het rechtsgevoel van ons volk gekrenkt is, dat bij de massa van het volk de idee ingang zal vinden, dat de justitie in ons land een wapen is in de handen der heer- schende klassedat het wapen ten bate der bezittende klasse gebruikt wordt. Voor de zooveelsche maal is bewezen, dat Nederland een klasse-Justitie heeft. De interpellant vraagt Acht de Min. v. Just, de aan den beer van? gij hebt uwe oogen wijd open ge sperd. Het geh im biandde mij op de ziel. Ik bad het u gaarne dadelijk medegedeeld maar ik ken de vrouwen het geheim zou dan zeker reeds voor den verjaardag zyn medegedeeld, en alle verrassing ver loren gegaan zyn. Mevrouw Bantes antwoordde meer of minder ernstig: »gij hebt welgedaan, papa, van met mij, als moeder, niet ge raadpleegd te hebben. De zaak is nu ge beurd de hemel zegene uw werk." »Maar, mama, ik spreek van de keus 1 Voor zijn adel geef ik geen duitmaar een meisje neemt bet toch ook niet kwa lyk, wanneer zij genadige vrouw genoemd wordt. Maar de rijke bankierZie, mama wij fabriekanten zijn slechts gemeen volk maar een bankier is in de handelswereld een superlativus. Wil de oude Haan de vingers krommen, en naar Weenen schry- ven, zoo is dadelijk alles aan het hof in beweging, en vraagt»wat beveelt mijn heer van Haan Wenkt hy met het hoofd naar Berlijn, aanstonds buigt zich alles ter aarde. De duivel, ja de Engel- schen kuimen zoo ieraaDd met schaden. Dit bedoel ik, mama. Wat zegt gij ervan Wordt vervolgd.) mr. P. J. Troelstra opgelegde straf in even redigheid met het gepleegde feit Kan Zijn Excellentie ook mededeelen op welke gronden het request om gratie van J. Troelstra is afgewezen De minister aan het wooid gekomen, zegt dat de eerste vraag niet voor behan deling in de Kamer vatbaar is en hij zich niet geroepen acht te dien aanzien eenige inlichtingen te geven. Bij de beantwoording der tweede vraag legt de minister in den breedo uit de beteekenis van het recht van gratie. De minister protesteert tegen de wijze waarop de heer Van Kol zich over de Justitie heeft uitgelaten. Deze is z. i. volstrekt niet partijdig. Hij meent dat er geen redenen bestonden om op net ingezonden adres gunstig te beschikken. Nadat door verschillende sprekers nog het woord gevoerd was, o. a. door den heer Troelstra zelf, Ketelaar, Lobman, Kuyper en Pyttersen wordt de volgende mootsio De Kamer, van oordeel, dat door de uitvoering der aan mr. P. J. Troelstra opgelegde gevangenisstraf het rechtsbe wustzijn niet wordt bevredigd, betuigt haar leedwezen, dat op het ingediende verzoek om opheffing of wijziging der straf atwyzend is beschikt, en gaat over tot de orde van den dag met 60 tegen 13 stem men verworpen. De gewijzigde ongevallenwet is by de Tweede Kamer ingediend. We nemen bet volgende hieruit over In de toelichting zegt de regeering, dat zij alle bepalingen uit het vorige wets ontwerp heeft overgenomen, waaromtrent met de Tweede Kamer overeenstemming v\ as vei kregen, behoudens die welke wijzi ging behoeven, opdat aan den werkgever eenige vrijheid worde toegekend in de wijze, waarop bij aan zyne geldelijke ver plichtingen jegens de i y ksverzekeringsbank moet voldoen. Intusschen stelt de regeering ook voor, om de administratiekosten geheel voor jekening van deD Staat te brengen. Volgens het oorspronkelijk ontwerp kwamen ze geheel ten laste der wei kgevei s, maar op voorstel van den heer Kuyper werd inder tijd besloten ze voor de helft dooi den Staat te doen dragen. De voornaamste wijziging komt hierop neer dat aan werkgevers de bevoegdheid kan worden gegeven om zelf het risiko der verzekering te dragen of dit over te dragen aan een naamlooze vennootschap of rechtspersoonlijkheid bezitteode ver- eeniging. Tot zekerheid voor de nakoming zijner verplichtingen moet de werkgever of de vennootschap of vereeniging, waaraan hy zijn risiko heeft overgedragen, aan de Rijksverzekeringsbank een pand geven of te haren behoeve een hypotheek stellen. De uitkeeringen aaD de werklieden blijven geschieden door de Rijksbank, die ook het bedrag daarvan bepaalt. Op den door het bestuur der bank te bepalen dag is de werkgever, vennootschap of vereeni ging dan verplicht het bedrag der uitkee ringen by de bank te storten. De overige bepalingen betreffen de wijze, waarop de bank aan haar geld moet komen als de werkgevers enz. in gebreke blijven. AXEL, den 26 Juni 11)00. Zaterdagochtend ontlastte zLh boven d°ze gemeente een kortstondig, doch vrjj hevig onweder. De bliksem sloeg in het café Het Schuttershof" bewoond door de wed. Van Aerde en veroorzaakte aan het gebouw en het huisraad eenige schade, lerwjji een begin van brand ontstond, hetwelk echter door de tegenwoordigheid van geest van een der huisgenooten onmiddelljjk gedoofd werd. De bewoners, alsmede de bezoekers kwamen ove rigens met den schrik vrjj. De schade is door assurantie gedekt. Z. Exc. de Commissaris der Koningin in deze provincie bezocht heden onze ge meente. Van de openbare en eenige par ticuliere gebouwen wapperde de driekleur. Door den burgemeester werd den com missaris een lunch aangeboden, waaraan mede aanzaten de wethouder Lamaitre, de secretaris en de gemeente-ontvanger. De

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1900 | | pagina 2