minstens 20 centimeter lengte en een vaste hecht, terwijl hij stellig meent, dat het 't werk is geweest van iemand, die geen leek in hst vak der snijdertj is. Get. veronderstelde de mogelijkheid dat eene bloeduitstorting heeft plaats gehad, door den toegebiachten slag. Ten opzichte van het bovendrijven van den eersten zak, waarin de romp is ge vonden, deelde get. mede, dat het gewicht der aanwezige sleenen veel te licht was door de uitzetting der gassen nade ontbin ding van de romp. Nog werd gevraagd wat get. dacht van het vermeende knappen gelijk aan dat van gewrichten van dieren, hetwelk men ver meend had te hooren, waarop hij antwoord de, dat dit alleen kan plaats vinden bg het kraken der heupen, of bij het afsnij den van wervels. Get. kan ingevolge zijn opgemaakt ver slag niet juist aangeven hoeveel weken het lichaam in het water heeft gelegen. Iemand die bedreven is in deze zaken heeft niet zoo heel lang werk om zulk een lichaam in stukken te snijden. E. Mijs overste der snijkamer van het hospitaal te Gent geeft een overzicht van den loop van het onderzoek. De hem vertoonde steenen herkende hij als die gevonden zijn in den eersten zak ['beodoor Swarts, prof. der hongescbool te Gent verklaarde zich bezig te hebben gehouden met het scheikundig onderzoek vin de steenen zoowel die uit den zak als uit de gang van oekl. woningen als die uit den derden zak zijn gekend.Het onderzoek leidde tot de conclusie dat beide soorten overeenkwamen, zoo door gelijk soortige spikkels als door vorm. Mede was een soort steen onderzocht van Haeck, die deze eigenschappen niet alle hadden. Daaruit valt echter nog niets af te lei den, want ook bij Misseghers zijn steenen als bij, die van Haeck. Er is echter ver schil in de kalk of mortel waarin de stee nen zijn gelegd waaruit volgens get. vast staat, dat de moitel van de steenen uit den zak en die van de steenen van Mis seghers volkomen gelijk zijn. Adolf van den Berghe adsistent prof. te Gent legde in hoofdzaak dezelfde ver klaring af als de vorige getuigen. Leopold Cruijssaert, commissaris van politie te Sint Nicolaas verklaarde dat hjj een brief had overgenomen van Eduard Pluijm, die deze van bekl. had en naar het parket te Gent had gezonden. Eduard Pluijm te St. Nicolaas verklaarde dat bekl. en de verslagene op 12 April bij hem in zijne herberg geweest zijn en kan zich nog iets herinneren van het tusschen hen gevoerd gesprek, dat hier over liep dat de vrouw zeide het thuis niette Kunnen uithouden. Daarover schrei de bekl. zoo dat hij zijn tranen mocht afdrogen. Een dag of JO later kwam bekl. weer bij hem, en gaf hem een adres van iemand te Koewacht die hout wilde verkoopen. Hij kon niet bemerken dat ze dronken waren, toon ze by hem waten. Eulalie Verschoore die allereerst op het hart gedrukt werd den ernsc van den eed, deelde mee, dat de bekl- dikwijls bij haar kwam ook nk het tijdstip van den moord. Zg had ook eenmaal een brief van hem ontvangen overeen kleine kwestie. Een haar vertoond schrgven ver klaarde zij beslist als dat van bekl. het welk hij ontkende, met d6 wedervraag of er dan maar een mensch zóo zou schrijven, 't geen hem een interruptie van den voorzitter op den hals haalde. Vervolgens verklaarde EmielBusschaert, schriftkundige te Gent, dat het onderzoek van verschillende afschriften van bekl. vermoedelijk afkomstig door een zelfde hand ziin geschreven, welke overtuiging vast en onwankelbaar voor getuige staat Bekl. ontkende stellig de briefkaart te hobben geschreven. flobert Schoorman eveneens schriftkun dige te Gent verklaarde in gelijken geest als de vorige getuige. Bij den tweeden dag ontwaarde men, weer dezelfde belangstelling, zoo in de zaal als achter het hek voor het publiek bestemd. Adelaide van Hoeij te Stekene ver klaarde dat in den morgen van 13 April de bekl. by haar geweest is met de ver slagens en baar mee deelde dat ze 's avonds zouden terugkeeren en by haar aankomen. In een gesprek zeide hy dat by reeds meer dan 12 jaar met de vrouw verkeerde. Te Sint Nicolaas hadden ze zeer veel genoegen gehad en bij bet terugkeeren voortdurend verstoppertje gespeeld. Mede getuigde ze, dat de vrouw zeer ge hecht was aan Misseghers en dat ze ge zegd bad met hem te willen leven en sterven. Bij een later gesprek, 4 weken naden 13 April verhaalde hg haar de geheele reis naar St. Nicolaas. Hg had verder gezegd, dat de vrouw die bevreesd was om thuis te komen werd aangeboden om naar zijn buis te ko men. Tevens had hij later aan deze get. ge vraagd wat de menschen zeiden van hem, waarop zij gezegd had, dat men zeide, dat hg de grooUte deugniet van Koe wacht was. Op deze verklaring antwoordde bekl. dat zg wel bij get. geweest waren, maai de rest verklaarde hij voor smoezerijen. De pres. maande hem aan kalm te blijven. Get. verklaarde verder dat ze he n niet gevraagd had waar de vrouw was maar bekl. had gezegd dat hij Inar niet hal ge zien, Get. had toen nog gezegd dat de vrouw misschien door haar man was op gesloten, welja, zeide get, de Duiveljager beeft bet wel gedaan. Verder verklaarde zij, dat al hetgene ze gezegd had, en door bekl. hem verteld was, door haar zelf was geboord en niet door haar zoontje Regenes w is geholpen met dit verbaal. De verdediger wees op de omstandigheid dat het slot van bet proces-verbaal anders luidt, in welk geval hij er op aandrong dat Dog zal worden gedagvaard de politie commissaris van Stekene. Leonie Steeman te St. Pauwel getuigde, dat beiden in den avond van 13 April in hare herberg zijn geweest, en dat ze vroolijk waren. Eenig gesprek had ze niet gehoord, wel had de vrouw gezegd, laat ons maar gaan want te 7 uur zijn we nog thuis, waarop bekl. bad gezegd, och het heeft niet zoo'n haast want we zyn niet zoo dikwgls bg elkaar. Den 18 Mei is bekl. weer bij haar in hare herberg geweest en baar verteld, dat hij naar Antwerpen ging. In een gesprek met hem over Prudentia hal bekl. gevraagd of er geen nieuws was hij bad gevraagd of de praat al uit was, waarop get, meende dat het over de vrouw was. Gevraagd waarom ze dacht dat het over haai was, kon ze geen verklaring geven, te minder omdat ze zeide, dat ze hoegenaamd niet wist dat Prudentia weg was. Philomena van Bunder, vroeger te Ste kene, thans te Antwerpen, verklaarde op 13 April te St. Nicolaas te zgn geweest en dat zij ze beiden gezien bad en geboord dat Piudenlia gevraagd bad om te ver trekken docb waarop bekl. had geant woord »neen." Zg bad niets ongewoons aan beiden bemerkt. Sophia Pluijm herbergierster te Sint Nicolaas verklaarde dat op 13 April beiden bij haar waren geweest en kreeg den in druk dat het man en vrouw was. Zg had aan de vrouw gevraagd of bekl. haar man was, waarop deze antwoordde, neen, maar ik houd er al 12 jaar mee aan. Ze had ook gezien dat ze beiden schreiden, mede zeide de vrouw dat ze eenigeversierselen van M. had gekregen, doch indien ze daar mee thuis kwam zou den zg ze van haar lgt kapot trekken. Later kwam M. alleen terug en deeid-i mede dat Prudentia weg was, en dat hg naar Antwerpen ging en liet een door hem geschreven adres achter. Vroeger had zg verklaard dat bekl. had gezegd, God weet heeft ze zich niet ver moord, De verdediger wees op verschillende ge tuigenissen door deze getuige afgelegd, die in strjjd weren met vroegere. Inzak3 het schreien van bekl. zeide get. dat zulks voortkwam uit een verwjjt van de vrouw dat Misseghers met een andere vrouw was gezien. Een bedreiging van den onderzoeksrechter te Gent heeft niet volgens hare 7erklaring plaats gehad. Eduard Plujjm andermaal gehoord, ver klaarde dat hjj gehoord heeft dat beiden in zjjne herberg accoord maakten van samen van Sint Nicslaas terug te keeren en tot Stekene samen te gaan. Hg deelde nog mede, dat hg van haar gehoord bad dat haar dochter een kwaad ding was, en haar gedreigd had haar te zullen vergeven. Tevens deelde hg mede dat ze samen nog hadden besproken om weg te gaan maar nog eenig geduld moesten hebbeD. De verklaring van deze getuige wekte de verbazing op van de rechtbank, zoodat zoowel de president als de officier den get. op den ernst van den eed wezen. Theresia T ijs te St. Nicolaas verklaarde beiden gekend te hebben doch niets van de verhouding geweten te hebben. Op 13 April is de vrouw eerst bg haar gekomen en later Misseghers. Ze zgn weg gegaan en de vrouw heeft to°n gezegd, dat August haar wel zou zien in de straat. Later is Misseghers nog bg haar geweest en heeft haar het verdwjjnen van Prudentia meegedeeld, waarop hg schreide. Alojjs Lammens te Stekene kan zich herinneren de beide personen te hebben ontmoet. Hg verklaarde tevens dat de vrouw ge zegd had dat ze bang was voor haar dochter omdat het zoo laat was, en dat bekl. gezegd had, dat hij aan de denr van Haeck zou big ven luisteren en dat hg als de vrouw kjjvens zou krggen, zon binnengaan en haar bgspringen. Van de verhouding van beiden wist hg niets. Marie de Coninck te Kniedorp gem. Ste kene verklaarde, dat zjj bij het sluiten van de blinden vrouw Haeck zag voorbij gaan en op korten afstand een man. Zij had Prudence nog goeden avond gewenscht, en ook Misseghers herkend. De vrouw volgde toen den steenweg en de man sloeg de dwarsstraat in. De verdediger wees er op, dat de moeder van de get. aan den commissaris van po litie te St. Nicolaas heeft verklaard, dat zg den man niet precies had herkend. Victoria Vervaet, de zuster van de ver slagene heeft het slachtoffer het laatste ge zien in den avond van 13 April. Een verzoek van de get. om te big ven eten sloeg zg af, om dat het al zoo laat was, en kjjvens zou krggen van haar dochter. Zg heeft get. zoon Petrus een glas bier gegeven en is daarop vertrokken. Zij vroeg hem nog of hg voor compagnie meeging naar Koewacht, waarop deze antwoordde, dat ze toch wel compagnie zou hebben. In Februari is hij nog bg haar geweest en heeft nog gesproken over zgn verkooping. Tevens zeide zjj nog dat Misseghers ge zegd had zich te zullenwreken op den man of de kinderen van Haeck. De verhoudingvan Haeck en zijne vrouw en kinderen was uitste kend, alleen de dochter die thuis was, was wel eens kwaad over de verhouding tusschen haar moeder en Misseghers. Paulina Bau veos te Koewacht deelde mede dat haar huis uitzicht geeft op den cour vaD beklaagdes huis Omtrent de levenswijze van bekl. kon zij weinig anders zeggen, dan dat hg nog al eens weg was. Des Vrjjdags na den moord was Misse ghers niet te zien, des Zaterdags stond hjj des morgens te 6 uur op zijn hof te werken. Later op den dag zag zg hem een dweil uitwringen en water wegspoelen, waarvan ze niet kon zien of het anders gekleurd was dan vuil water. Des Donderdagsnaehts heeft ze niets bjj zonders gehoord, en d«n bekl. ook niet ge zien. In verband met het uitspoelen van een dweil deelde bekl. mede, dat hg uit Brus sel een zakje met asch had meegebracht om op, het land te gooien en dat hg dat zakje had uitgespoeld. Leonie Bauwens heeft van dat uitspoelen niets gezien overigens verklaarde zjjinge- Ijjkeu geest als de vorige getuige. Karei van Wensberghe opnieuw voorge roepen werd gewezen op het gewicht van den eed. Vroeger had deze get. verklaard dat hg bekl. met een kruiwageu met zakken had zien rgden, doch voor den onderzoeksrech ter had hjj dit niet gezegd. Hg was tusschen 16 en 20 April gere den over den aardeweg in de richting van den weg die naar den vjjver leidt. Den volgenden morgen zag hij een tweetal spo ren van een kruiwagen. Naar den pat heeft hjj hem niet zien rjjden. Wel hebben ze elkander wederkeerig ge groet. Naar zjjn land reed bg niet want dat was hjj al voorbjj, de mogeljjkheid bestaat dat hij van zgn land kwam. De sporen van den kruiwagen liepen niet verder dan het hek van Onghenae en Poppe. De sporen van de voetstappen liepen ver der dan die van den kruiwagen, doch get. weet niet hoever. Bekl. antwoordde hierop volmondig dat het onwaar is, en dat hg sinds zgn terug komst uit Sint Nicolaas en zjjn aanhouding niet met een krm wagen is gereden naar de ricbtiDg van den put De ambt. v. h. O. M. vroeg den get. hoe hjj nn kwam aan dien datum en vroeger heeft hg immer gezegd dat het in bet laatst van April was. Verder verklaarde hg dat er drie zak ken zeker op den krniwagen lagen. Moge- ijjk waren er meer, want de kruiwagen was vol, maar 3 beeft hy er zeker gezien. Voorts getuigde hg dat de Vleescbhouwer hem ge vraagd had of jj wel zeker was dat het Misseghers was, en of het niet de Vleescb houwer was die hg had kunnen zien. De verdediger vroeg thans onmiddelyk te doen verschjjnen twee getuigen, die van dezen get. zonden hebben gehoord, dat get. zoude gezegd hebben 50 te ontvangen zoo hg volhield als het getuigenis nu luidt. Een dezer getuigen Aionis de Vleeschou- wer te Koewacht werd met het oog op zyn getuigenis tei ontlasting ten zeerste gewe zen op het gewicht van den eed. Hg had gesproken met den vorigen get. over het zien rjjden van Misseghers. Hg had hem gezegd of hg soms niet mis was dat hjj hem had zien rjjden want hg was destgds met een kruiwagen beladen met varkeas over dat pad gegaan. Van een gesprek over geld wist get. niets. Pelagie de Beule, te Koewacht getuige ter ontlasting verklaarde, dat van Wens berghe haar gezegd had, dal hg de kruiwa gen 's morgens had zien rjjden. Zg verklaarde tevens dat zg tegen hem gezegd had, omdat bjj niet naar Gent moest gaan getuigen, daar niet veel voordeel van zoude hebben, waarop hg zou gezegd hebben toch 50. - Van Wensberghe geconfronteerd met deze getuige ontkende beslist dit gezegd te hebben. Hortensia van Waesoerghe te Koewacht verklaarde dat zij Misseghers had zien rgden met een kruiwagen beladen met zakken, maar ze weet niet hoeveel. Zjj meende dat M. zout was wezen strooien op zjjn land, n dacht, dat hjj nog wat over had. Hg kwam van zjjn land maar zjj weet niet of het hall den middag ot half den avond was. Dit was in het laatst van April. Get. had hem nog eens zien rgden met een kruiwagen en kuip met beer, sinds hjj naar Sint Nicolaas is geweest Bekl. ontkende dit beslist. C L. D. Swartelé te Koewacht verklaarde nitraat van beklaagde in bewaring te hebben gehad, die deze met diens kruiwagen heeft afgehaald dit is geweest 12 Mei. Jan van Slugs, brigadier deed eenige mededeeling aangaande den loop van den weg en zeide voorts dat bekl. bjj hem is ge weestom te zeggen dat hjj naar België ging en wat hij doen moest inzake eene te ver wachten dagvaarding, waarop hg get hem antwoordde dat hg dan zgn adres maar moest achterlaten. Inzake de toestand waarin het huisje van bekl. z;ch bevond, werd in gelgken geest getuigd als get. CremerB. De bekl. antwoordde dat hy den kelder niet schoon gemaakt had. De beerput wel, en zoodanig dat er niets is overgebleven,

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1900 | | pagina 2