No. 1367. If oensdag 18 October 1866. 15* «faarg, HETBEZOEKTEMARIABAD. Nieuws- en Advertentie I) lad voor Zeeuwseh-Vlaanderen F. DIELEMAA, AXEL. TRAAGHEID. FEUILLETON. Buitenland. AXELSCHE COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent voor België 80 cent. Afzonder!, numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentjën van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worder naar nlaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Aüvertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. >Het is zoo'n traag kind; altijd moet ik er met krachtige woorden achter heen zitten, anders kwam het te laat op school of kende de opgegeven les nietAls vaders en moeders dat van een der hun ne kinderen moeten zeggen, dan vertel len ze ons iets van een kruis, dat moei lijk te dragen valt. Met trage lieden te doen te hebben, is voor ieder onaangenaam. Dagdieven zijn een schrik voor de werkgever. Een lui, traag mensch is altijd een onaangename Sguui geweest Een oud spreukenschrijver heeft daar al veel over verteld De weg des luiaards is alseen doornheg. Een luiaard verbergt de hand in den boezem. Om den winter zal de luiaard niet ploegen; daarom zal hij bedelen in den De begeerte des luiaards zal hem doo- den. De luiaard zegt: >Daar is een leeuw op den weg; ik mocht op het midden der straten gedood worden Ik ging voorbij den akker eens luiaards; zie, hij was gansch met distelen bedekt. Eene deur keert om op hare hengsels, alzoo een luiaard op zijn bed. Een weinig slapens, een weinig slui- merens, een weinig handvouwens, al nederliggende, zoo zal de armoede over u komen. Ga tot de mier, gij luiaard, zie hare wegen, en word wijs. Trots al die spreuken is de tiaagheid Ik zie niet in, waarom men lieden zou V6roordeelen, die hunne kerk, die uiter lijke schaal van bet Christendom, voor eene andere verwisselen. Dit is voor het grootste gedeelte de zaak van de gemoeds stemming, van de richting, die het ver stand of de voorstellingskracht aangeno men heeft, dikwijls ook alleen van het gevoel, dat men voor het schoore heeft. Het is duidelijk, dat de stichter onzer godsdienst tot geen der partijen behoor de. Hij stond in goddelijke verhevenheid boven het wankelbare menschenwerk en geleerde priesterlijke droomen. In Duitscb land was het zelfs' een tijd lang mode onder dichters en dichteressen, zoolaDg zij verliefd waren op de romantische middel leeuwen, voorstandeis te zijn van het mid- deleeuwsche Christendom. Zij waren in de katholieke kerk niet betere of slecb tere christenen, dan te 7oren in de pro- testansche. Eene dichterlijke verbeeldings kracht en groote gevoeligheid, kan men veel ten goede houden. Alleen diegenen zijn te beklagen of te verachten, die door eerzucht, eigenbaat, begeerte om in de wereld te schitteren, of om geld en goed tot den overgang besluiten. Hierondei rangschik ik ook die godsdienstleeraars gebleven, en is die traagheid nog een ziekte, waaraan wij lijden. Tot traagheid zijn wij allen geboren,zei een ander schrijver der oudheid en sedert is de menschheid nog niet veranderd. Mis schien zijn wij geen luiaards in den eigenlijke zin van het woord, geen niets doeners, die op hoogen toon verklaren, dat het werken voor de dommen is, maar toch die traagheid, die gemakzucht zit er in; het is een diep gewortelde neiging, die telkens weer bestreden moet worden. Is een trage, een luie een onaange naam figuur, den arbeidzame daarentegen te zien, is een genot Wat soort arbeid den mensch ook verricht, als het maar arbeid is, dien hij aan den grooten werkgever, aan God durft laten zien. De handen-arbeider, bezig, zoolang de werktijd duurt, met inspanning van alle kracht, de geleerde, gebogen over zijne boeken en instrumenten, de vrouw des huizes met hare duizenderlei bezigheden die allen gade te slaan, is eene ver kwikking en leert ons eene der heerlijk ste openbaringen van menschenadel ken nen. Daarom, laat ons den geest der traagheid bestrijden; het is te doen om 's levens kroon! Verban daarom uit uw hart dien lust om wat heden u te doen gegeven wordt, uit te stellen tot morgen. »Ik zal,* zegt de luiaard maar inmiddels heeft de ijverige het al half volbracht. Van uitstel komt afstel. Hetgeen gij heden nalaat te doen, niet tegenstaande het uwe taak is. valt mor gen dubbel zwaarovermorgen is het een centenaarslast, dien gij niet meer dragen kunt, en dus geheel laat liggen. Bovendien, gij weet niet of gij er mor gen nog wel zijn zult en dan zou men zeggen: „Hij heeftzijntaaknietafgewerkt Grijp dus het werk aan, maar met ijver. Een ijverig mensch is een groot en goed mensch. „Goed begonnen is half gewonnen.* In dat spreekwoord ligt diepe waarheid. Met ijver aangepakt iederen dag en met lust om het werk, welk ook, goed te doen. Niet zeggen: wat doet het er toe, als het maar af is, neen, de wij ze waarop het wordt volbracht, heeft groot gewicht Het werk moet den mees ter kronen Wie half of slecht werk levert, bevredigt den werkgever niet, maar heeft er ook zelf geen genot van. Gij moet uw werk lief hebben, en het met ingenomenheid kunnen aanzien, als het voltooid is Dan is de traagheid overwonnen, de zucht om zoo weinig mogelijk te doen verdwenen, de echte lu$t tot het leven gewekt de ijverige arbeider weet, dat hij met eere de plaats bekleedt, die hem is toegewezen. Krachtig wordt de ver zoeker, die te midden van bezwaren en moeiehjkheden zich altijd weder hooren doet, teruggewezen, >volhouden« staat in ons levensvaandel. Ongelukkige luiaard, gij kent niet het hoog gevoel, dat onze borst doorstroomt H. N v. N wier woorden op den kansel wijsheid en liefde ademen, en evenwel in het dagelijk- sche leven baatzuchtige en hartstochte lijke schepselen zijn. Die afvalligen, die dagelijks van hunne eigene leer afvallen hebben ten alle tijde veel bijgedragen tot vermindering van dien eerbied, welken zij gaarne, als tol voor hun zoo heilig ambt van hunne leeken vorderen. Dergelijke dubbelzinnige gezichten maken van de godsdienst, in plaats van een werk des harten, een werk der handen. Veel ver- geefelijk is de onverdraagzaamheid of het veroordeelen van hen, die zich voor ge patenteerde kerkwachters houden en alles verdoemen, wat niet tot hun kerkgenoot schap behoort. Zij vergeten, dat het niet door hun toe doen is, dat zij niet in de binnenlanden, van Afrika, maar in Europa, niet in eene onbeschaatde, doch beschaafde maatschap pij geboren zijn. Die dwazen waren zij in het gebied van Mohammed, ol Para- Brama geboren, zij zouden even zoo ijverig met geladen geweer voor hunne moskee of Pagode op schildwacht staan. Andere reizigers stegen in bij een vol gend station. Het gesprek werd algemee- ner, doch niet onderhoudender. Ik zocht daarom ook spoedig een ander buiten den wagen. Aan den voet van een berg lag een arm dorp, ik geloot dat het Ziegen- hausen heet. In den stellen rotswand daar boven telde ik ongeveer een dozijn groote Het antwoord van Engeland op het ultimatum der Boeren is van dien aard geweest, dat de oorlog is uitgebroken. Onmiddellijk na het verstrijken der in gaten. »Nestelen en arenden of gieren vroeg ik den conducteur. ►Iets dergelijks ten minste, hernam hij. Van tijd tot tyd nestelen daar Zigeuner of heidenen, zij ziju echter van natuur niet kwaad. Eenmaal slechts werd de post door hen aangevallen, doch ontkwam het ge lukkig en zonder strijd. Ik herinner mij thans ook aan de Bo denzee, niet ver van Ueberlingen, holen van dergelijken aard gezien te hebbeD, die ook door zoodanig volkje bewoond wer den, Ik vond deze romantische overblijf selen recht aardig voor een roman van Walter Scott, doch niet zoo zeer voor eeno beschaafde eeuw. Werkelijk is er in onze Europeesche modelstaten nog veel te ver anderen. Men laat dit echter aan den tijd over, en noemt dit de historiëele ontwik keling dei natiën. Wie een vreemd land bezoekt, neemt zijn eigen land tot maatstaf der schatting der openbare inrichtingen. Zoo gaat. het ook mij. Ik vind dat het burger- en geboor terecht der menscqen in Italië, Frankrijk en Zwitserland nog op een lossen voet in gericht is. Ik herinner mij den tijd, dat menige regeering niet wist, wat eene ge- boorteacta was, of dezelve niet kon op stellen in den vereischten vorm, opdat, wanneer een hunner onderdanen zich in Zwitserland wilde vestigen, men in geval van verarming, of die zijner nakomelin gen, hem naar het land, waaruit hij af komstig was, zou kunnen terugzenden. de nota aangegeven tijd, zijn de Trans- vaalsche Boereu vanuit Volksrust naar Langsnek getrokken. Zeer waarschijnlijk is het dat de Boeren verder Zuidwaarts zijn getrokken, daar uit de telegrammen blijkt, dat het spoorwegpersoneel van Charleston, zijn post heeft verlaten, ter wijl ook New-Castle is ontruimd, in welke plaats toen nog een zeventigtal blanke personen aanwezig waren. Den twaalf den meldde men nog per telegraaf: De stad is nog in Britsche handen; hieruit kan men derhalve het besluit trekken, dat de Boeren daar zeker ook verwacht werden. In ieder geval is het Engelsche hoofdkwartier overgebracht naar Ladys- mith. De Vriistaatsche troepen, die reeds in de van Reenen's-pas zijn, zijn nu ook door de Tintwa-pas getrokken; een pas, die wat zuidelijker ligt dan de van Ree nen's-pas. De veronderstelling die gemaakt is, dat de Yrijstaters om Ladysmith zou den heentrekken, zou dus weieens be vestigd kunnen woiden. Bij Kraaipan hebben de Boeren een gepantserde trein aangevallen, die van Kaapstad naar Mafeking twee zeven pon ders overbracht. De rails waren opgebro ken, zoodat de trein gederailleerd is. De trein werd door de Boeren beschoten met hun artillerie, terwijl hij genomen werd. Van beide zijden werd levendig gevuurd. De bevelvoerende luitenant en de sol daten in den trein, werden gevangen ge nomen. Men gelooft dat allen ongekwetst bleven, behalve de luitenant en de ma chinist, die licht gewond werden. Ook de telegrafische gemeenschap met Mafeking is verbroken, aangezien de dra den zijn afgesneden. Nog voor twintig jaren was het in de republieken van Zwitserland niet veel beter gesteld, dan in de meeste monarchien heden ten dage. Eene menigte zonder geboorteplaats en vaderland, was ontstaan door onwettige geboorte, door verbanning, door vreemde loonsoldaten, die in de Zwitsersche regi menten gediend haddeD, door politieke vluchtelingen, eD door inwoning van uit- landsche familiën. Het was zooveel te moeielijker dezen allen een blij vende woon plaats te verschaffen, dewijl iedere ge meente een eigendommelijk arm-, kerk-, school- en gemeentegoed bezit in kapita len, weiden, bosschen en Alpen, en nie mand Zwitser is, die geen aandeel daar aan heeft door een, hetzij geërfd, hetzij gekocht, hetzij gekregen plaatselijk burger recht. Zonder plaatselijk burgerrecht be staat er ook geen staatsburgerrecht, dat is, het recht in openbare aangelegenbeden mede te stemmen on staatsambten te be- kleeden hiervan zijn uitgezonderd schooi en universiteits betrekkingen. Tegenwoordig echter zijn zij, die geen vaderland hadden, bij bepaalde gemeenten ingedeeld, alsof zij ingezetenen waren van de vroegste tijden af. Dat is voortaan hunne woonplaats daar staan zij onder het op zicht en de bescherming d6r plaatselijke rechtbank. Daar gaan hunne kinderen ter school, daar worden hunne weezen ver zorgd en opgevoed. Vele der vroeger ver- stootenen, verwaarloosden en gevreesden

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1899 | | pagina 1