joMTEAfmrc.
No. 1364.
Zaterdag 7 October 1896.
IS*5 »laar^
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwse h -Vlaanderen
F. DIELEMAN,
Bnilenland.
FE01LLET0N.
AXELSCHE
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
AXEL.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar Dlaatsmimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlyk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Generaal Gallifet, zal door den heer
Breton, in de Fransche Kamer geïnter
pelleerd worden, over de algemeene dag
order, die door hem aan het leger is ge
richt na het verleenen van gratie aan
Dreyfus en over de commentaren daarop
door eenige officieren gemaakt.
Vroeger hebben wij medegedeeld, dat
tengevolge van de publicatie van verschil
lende bladen en brieven, feiten en om
standigheden mededeelend, die de verla
ging van de Fransche rente zouden kun
nen veroorzaken, een onderzoek zou
ingesteld worden. De procureur der Re
publiek heeft thans den heer Le Poittavin,
rechter van instructie belast, dit onder
zoek te openen, daar deze feiten zouden
vallen, onder een der artikels van het
Burgerlijk Strafwetboek.
In de Figaro komt een onderhoud voor
van Gaston Routier, met den Rijkskan
selier, Prins Hohenlohe.
Aangaande de zaak Dreyfus zei prins
Hohenlohe: De Fransche regeering heeft
bewijzen gegeven van goeden smaak ge
zond verstand eD ernst. De onweersbui
is thans voorbij. De toestand was voor
de regeering een van de meest moeilijke.
De aangenomen verzachtende omstandig
heden, doen het gebrek aan bewijzen te
gen Dreyfus uitkomen. De regeering heeft
uitstekend gehandeld door dezen onschul
dige gratie te verleenen. De kalmte zal
in de geesten wederkeeren.
In Denemarken zoekt men nog voort
durend naar een minister van Justitie.
Dit departement wordt waargenomen
door den president van den ministerraad
„Dit mijne geliefden is mijne geloofs
belijdenis. Ik kan niet tot «we kerk over
gaan, en een gedoopte, nog minder be
keerde jood worden. Geen uwer monni
ken of priesters, leeraren of predikanten,
of generaal Super-intendanten, ban mij
bekeeren. Ik behoor noch tot de Griekscbe,
noch tot de Roomsche, noch tot de nieuw
Katholieke kerk, noch tot de Lutersobe,
Mennonieten, Remonstranten, Gerefor
meer de ol hervormde genootschappen, noch
tot de zoogenaamde broedergemeente. Ik
ben eenvoudig niets meer dan een leer
ling van Hem, wiens leerling gij allen
zijt, gij moogt de geloofsbelijdenis van
Athanasia of van Aufsburg van buiten
geleerd hebben. Ik ben echter geen leer
ling uwer pausen, noch van uwen Luther,
noch van uwen Zwingli, dewijl ik mij
verbeeld, even ervaren te wezen als zij,
in hetgeen de eewigheid des eeuwigen
levens en het Gods gelijkvormig worden
betreft.
•Oordeelt mij nu, o mijne geliefden
veroordeelen kunt gij mij niet, zonder u
zeiven te veroordeelen.
Buitengeworpen door het volk van het
welk ik afstam, door mijne afkomst ook
Hörring. Op de agenda van den Deenschen
Rijksdag, die binnenkort weer te saam
zal komen, staat het punthervorming
van het rechtswezen. Den bestaanden
toestand in aanmerking genomen, is het
te verwachten, dat dit punt niet spoedig
in behandeling zal komen. Ook de her
vormingen, door de Deensche partij, die
beschermende rechten op den landbouw
wil (de zoogenaamde agrarische partij,)
gewenscht, zullen nog wel eenigen tijd
op zich laten wachten.
Oostenrijk heeft een nieuw ministerie
en wel een ambtenaars-ministerie gekre
gen, dat tot hoofdtaak heeft, taalveror
dening op te heffen. Dit kabinet dat
samengesteld is uit twee oude vier nieu
we ministers en drie partijleiders is te
beschouwen als een coalitie (verbond)
tusschen Duitschers en Polen Hoe dit
ministerie het er af zal brengen, moet de
tijd leeren. Ongetwijfeld is haar positie
niet gemakkelijk, daar nu weieens tegen
stand kon komen van de zijde der Czechen.
En werkelijk uit Praag wordt reeds ge
meld, dat de Jong Czechen besloten heb
ben, oppositie te voeren tegen de nieuwe
regeering.
Te Manilla hebben eenige afgezanten
der Philippino's en Generaal Otis en zijn
staf een onderhoud gehad. Wat er nu
bepaald besproken is, is nog niet bekend
Tegelijk met de afgezanten, kwamen te
Manilla een aantal krijgsgevangenen bin
nen, die in vrijheid zijn gesteld. Deze
vertelden, dat zij het tijdens hun gevan
genisschap zeer goed hadden gehad.
Gebrek lijden was niet noodig, ofschoon
ze wel begrepen, dat hun alleen volop eten
verstrekt werd, om te doen voorkomen, dat
de Philippino's voedsel genoeg hadden,
wat zij echter betwijfelen, naar al hetgeen
zij gezien hadden.
De uitlevering van de gevangenen ging
zeer ceremonieel te werk. 's Morgens om
negen uur kwam een Philippino met de
witte vlag aan den voorpost bij Angeles.
Generaal Alezandrino en kolonel Suriar-
rins en zijn Secretaris Ortiz, die als tolk
dienstdeed, kwamen even later aan het
gedeelte van de brug, dat na de ver
woesting gebleven is en kondigde de aan
komst der gevangenen aan.
Generaal Arthur werd daarop gewaar
schuwd. Generaal Wheeler en Kolonel
Smith reden door de rivier en brachten
een bezoek aan de officieren der Philip-
pijnen De krijgsgevangenen kwamen in-
t'isschen aan en werden uitgeleverd.
De landdrost van Boshof seint, dat de
Britsche troepen de grens van Kimberly
hebben overschreden, is het laatste bericht
dat wij hebben uit Zuid Afrika, terwijl
wij dit schrijven Yoor verdere berichten
verwijzen wij de lezers naar het laatste
nieuws. De eerste oorlogsdaad is dus ge
daan, en wel van de zijde der Engelschen.
In de laatste dagen zijn telkens com
mando's der Boeren, geestdriftig naar de
grenzen vertrokken. Rijk en arm, oud en
jong, kortom alle standen, die in de Trans
vaal vertegenwoordigd zijn, zijn op weg.
Van de verschillende nationaliteiten wor
den afdeelingen samengesteld, die hunne
diensten zullen aanbieden, aan de regee
ring van den bedreigden staat. Terwijl
in Afrika ieder zich tot den onvermijde-
lijken strijd toerustte, terwijl de Boeren
zich aan de grenzen opstelden, en een
afwachtende houding aannamen, werden
door Christenen teruggestooten, ben ik
onder Joden en Christenen een vreemde
ling. Ik behoor in geenen huiselijken of
burgerlijken kring mijner tijdgenooten. Ik
ben godsdienstig, doch de godsdiensten
der weield vervolgen mij overal waar ik
mij bevind. Ik aarzel, mij aan de aan
doeningen van liefde of vriendschap over
te geven, daar ik vooruit zie, dat ieder
mijner vrienden zich schamen zal, met
eenen jood in betrekking te staan. En
zou een Christenmeisje mij ooit kunnen
bemiunen? welk Christenmeisje zal de
echtgenoot van eenen jood willen worden?
Ik blijf alleen met de menschen nog in
betrekking, door voor hen te verbergen
wie ik benik moet hunne genegenheid
vermijden, dewijl ik hen niet bedriegen
kan. Ik blijf zonder vaderland, zonder
brood, zonder liefde, dewijl het vooroor
deel der wereld mij overal te gemoet
treedt en de deuren der vreugde voor
mij sluit.
Ik zal Josephine tot de laatste mijner
zuchten beminnen, en beklagen. Beklagen,
want ik ben onschuldig aan haar lijden.
Ik vermeed het, haar de minste deelne
ming of neiging in te boezemen. Heb ik
misdaan, dan heb ik alleen tegen mij
zelve misdreven, dat ik zwak genoeg was,
mij niet vroeger van haar bijzijn, van
de dierbare Leonore, van hunnen waar
achtig eerwaardigen vader los te rukken.
Wie is bij Josephine sterk genoeg, of be
waart zijne grondbeginselen getrouw bij
nog steeds door verschillende couranten
en personen pogingen gedaan, een oorlog
af te wenden. Bij duizenden en duizen
den zijn ze daar dan aan de grens ge
legerd, in de nabijheid der Verzamelber-
gen, om aan den eersten inval het hoofd
te bieden. Kanonnen zijn daar aangeko
men. Geschutten van de nieuwste con
structie, bediend door artilleristen, die
geruimen tijd onderricht genoten van be
kwame officieren, staan daar gereed. Hier
zal zeker den eersten strijd gestreden wor
den en het zal hier blijken dat de Boeren
van nu nog dezelfde zijn als die van
vroeger, dat zij, al zijn zij nu zoo niet ge
wend aan het ruwe leven hunner vaders
en voorvaders, aan het strijden tegen
wilde dieren en naties, toch nog blijk
kunnen geven van vrijheidsbesef van de
liefde voor hun vaderland, waarvoor zij
bereid zijn te sterven.
We geven het gaarne toe, dat het voor
Engeland thans moeilijk was om nog
met voorstellen aan te komen, die tot
een vredelievende oplossing konden leiden.
Maar het zou, zelfs voor een rijk als
Engeland, dat zooveel verliezen kan en
ongeveer niets kan winnen, geen schande
geweest zijn, terug te trekken uit een
voor haar onteerbare positie.
Het Engelsche kapitaal heeft echter
gezegevierdniet het Engelsche volk en
het grootste deel der Engelsche pers
hebben den ooriog gewild, neen Cham
berlain en zijn kliek zullen het te ver
antwoorden hebben, dat daar aan Afri-
kaansch-Zuidkust bloed is gegoten, dat
daar honderden het leven hebben gelaten.
We hopen, dat onze stamgenooten,
die in de zestiende eeuw ons vaderland
bet betooverende van haar beminnelijk
karakter? Ik boet duur genoog voor mijn
misdrijf. Ik was een oogenblik gelukkig,
en ben daarvoor mijn.gebeele leven on
gelukkig. Ik vluebt, doch met een ver
scheurd bloedend hart. Vaart wel.
Jonathan Fbock.
Hij reed in eon brandende koorts den
geheelen winternacht en den volgenden
dag, zonder ophouden van station tot
station, totdat hij eindelijk da plaats zij
ner bestemming bereikt had, waar hij de
zaken van den majoor moest ten einde
brengen. Hij scheen het daarop toegelegd
te hebben, zich niet te willen ontzien,
maar door roekeloosheid zich zeiven om
het leven te willen brengen. Doch hij be
werkte met deze inspanningen en ver
strooiende vermoeienissen geheel iets an
ders. De ongemakken en bezigheden van
het tegenwoordige vorderden te zeer zij
ne inspanning, dan dat hij zich aan de
herinneringen van het verledene zou heb
ben kunnen overgeven. Hij had door deze
verdooving de eerste smart minder ge
voeld, en na verloop van eenige dagen
alleen nog een weemoedige herinnering
overgehouden.
Met des te meer bedaardheid, en na
druk kon hij zich aan de belangen van
den majoor toewijden. Hij bezocht hen,
die aanspraak maakten op de eifenis; ook
de overhedi en de personen die invloed
hadden. Het recht van den majoor was
te gegrond, dan dat het niet met weinig
moeite zegevierend zou kunnen gehand
haafd wordendoch het was niet genoeg
bewezeu, om niet teD minste tot een
kostbaar, langdurig reentsgeding aanlei
ding te kunnen geven, en naar hetwelk
de advocaten met nog grooter begeerte
wenschten, dan de erflustige mededingers
van den majoor.
Jonathan stelde deze zoo wel zijn
goedheid als zijn welsprekendheid deed
hem hun vertrouwen winnen met af
stand van een in de nabijheid der hoofd
stad gelegen landgoed, hetwelk van de
overige goederen verwijderd was, tevre
den. Doch daartoe moest bij nog de
schriftelijke toeslemming van den majoor
hebben.
Hij had dezen van week tot week
over den gang der onderhandelingen schrif
telijk bericht gezonden. Langer dan vijf
dagen bleef geen brief onderweg, doch
er verliepen zes en zeven weken, zonder
dat er van den majoor antwoord kwam.
Dit veroorzaakten den goeden Frock doo-
delijken angst. Duizend voorstellingen
kwelden hem over het lot der beminne
lijke familie, na dien laatsten en scnoo-
nen avond. Hij hield het niet langer uit
en besloot, wanneer er ook op den brief
vegens afstand van het landgoed, na
verloop van veertien dagen, geen antwoord
kwam, er mocht gebeuren wat er wilde,
naar de stad terug te koeren. Hij was
reeds reisvaardig, toen er eindelijk een