AANKONDIGING. JONATHANJÏOOL No. 1363. Woensdag 4 October 1899. 15* Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse h - Vlaanderen F. DIELEMAA, AXEL. Voetpaden met de Kunstwerken. FEUILLETON. Buitenland. 4XELSCHE C01IR41VT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentien van 1 tot 4 regels 25 oent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worde» naar olaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlpk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Axel, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat, te beginnen op 16 October a. s., vanwege de Gemeente een algemeene opneming zal worden gehouden van de Burgemeester en Wethouders voornoemd, D. J. O G G E L. De Secretarie J. A. V A N V E S S E M. TIJGERS OP DELI. De heer Moltzer vei telt in deDeliCrt. zijn avontuur met twee tijgers, dat doet denken aan de verhalen, die we in onze jeugd in jongensboeken lazen. Reeds ge- ruimen tijd, waren voor mijn huis, schrijft hij, en in mijne afdeeling, aan de grens van de Maleische Kampong SialangMadoe, in de buurt van Kloempang, sporen van tijgers te zien. Over mijn huis, aan den anderen kant van den plantweg, stond een schapenstal in den vorm van een Maloisch padihuisje. Toen nu op een nacht vier schapen door tijgers weggehaald waren, maakte ik onder het huisje twee klemmen gereed, waarachter, geheel van elkander afgezon derd, eiken nacht twee schapen inkwa men. Aan den achterweg werden verder twee hokken met valluiken gemaakt, waar geregeld ook eiken nacht een schaap als lokaas in kwam. Doch zoo hij nu eerst onder de Chris tenen moest verschijnen, zoo zouden zij hem heden nog aan het kruis hechten zoo ais eertijds de Joden. »Ik maakte het tot de bestemming mijns levens, aan Jezus gelijkvormig te wor den ik besloot evenals hij den uitwen- digen menscb aan den inwendige, het tegen woordige aan het toekomende leven, de genoegens, rijkdom en de vreugde der we reld aan de vrede der ziel en aan gees telijk genot op te offeren. Hoe ver ben ik van hem in kracht en moed verwij derd gebleven. »Het soldatenleven stond mij tegen. Een kogel had mijnen eenigsten vriend onder de menschen, een hoopvollen jongeling van Nancy, aan mijne zijde gedood. Met mijne kameraden wier losbandigheid mij tegen de borst stuitte bad ik veel twist, mijne officieren waren onrechtvaardig je gens mij. Ik liep tot den vijand over, trok burgerkleederen aan en trachtte mijn be staan te vinden met het onderwijs dat ik in talen en andeie wetenschappen gaf. »Nergens hield ik mij lang op. Het ontbrak my niet aan vrienden en vrien dinnen. Doch zij waren Christenen en Op den 5den Augustus, des morgens om 5 uur, toen mijn cyse de paarden ging roskammen, bemerkte hij, dat er in het jonge bosch zich iets bewoog, en daar dit voor mijn huis, en dicht bij de opge stelde klemmen was, waarschuwde hij mij. Natuurlijk vermoedende, dat het een tijger zou zijn, liep ik mijn huis uit, want ik was zoo juist opgestaan, en gunde mij den tijd niet, om mij eerst gereed te ma ken, daar de mooie vangst mij anders misschien ontloopen zou. En jawel, nauwelijks met mijn Win chester geweer voor mijn huis gekomen, zag ik boven het lage hout alleen maar een staart bewegen, die bruin zwjirt ge streept was. Op dat oogenblik liep ik de beide plaatsen, waar de klemmen, ge legen hadden voorbij, maar natuurlijk dacht ik er niet aan, om eens te gaan tellen, of ook misschien de beide klem men weg waren Wie denkt eraan, twee tijgers op één keer, dat is bijna onmoge lijk! Zoo ging ik met het idee, dat er maar een tijger was, tot op pl. m. 8 me ters van hem afVerder kon ik niet, daar seignenr aanstalte» begon te maken, mij eeD »frisschen morgen* te wenschen. Ik was den snuiter echter voor, en doordat ik hem een kogel dwars door het hart joeg, was de jonker dadelijk om zeep. Nauwelijks heb ik dat afgespeeld, en zal ik op mijn gemak komen, of een tweede tijger springt (klem en anker als een draadje met zich medevoerend) op mij af. Zijn sprong was pl. m. 4 5 meters, Net heb ik nog den tijd om een tiental passen terug te loopen, en m'n geweer te laden. Was ik blijven staan, dan had ik het heele zaakje op mijn hoofd gekregen. Christenen. Hadden zij gehoord, dat ik maar een jood was moeieiijb zouden zelfs de verlichtste onder hen eenen heimeliiken tegenzin wederstand hebben Kunnen bie den, die zich onwillekeurig van hen zou meester gemaakt hebben. Daarom wachtte ik mij wel verbindte- nissen aan te knoopen om bij onverhoopte scheiding minder te moeten lijden. Ik vreesde de vriendschap, dewyl zij voor mij alleen smarten kon dragen. »Met de eeiste schrede die ik in eene stad deed, moest ik bet reeds geheel en en al opgeven, er mij als burger te ves tigen. Op vele plaatsen zou men mij als Israëliet geenen enkelen dag geduld heb ben in anderen zou men, zoo men mij al geduld had, geen burgerrecht geene verblijfplaats gegund hebben. Om het ge ringste ambt te bekomen, zou altijd ver eischt geworden zijn mijne doopacte over te leggen. »Ik was nooit gedoopt. Wat zou ik zeggen Deze godsdienstige toestand oefen de eenen pijnigenden invloed op mijn leven en werken uit. Als de klokken luidden, en de Christenen zich als tot een gezin in hunne kerken vereenigden, dan moest ik eenzaam in mijn kamertje mijne gods dienst houden. Ik beüoorde niet tot het groote genootschap. Vele menschen ver ooi deelden in mij, dat ik niet ter kerke ging anderen hielden mij voor eenen vrij geest, even als zij, die zonder godsdienst leefde. Ik kon nog het een, dewijl het Tijd om goed aan te leggen had ik niet meer, ik schoot dus maar raak en tref ik hem in den sprong, in het linker voor been, dat geheel verbrijzeld werd, wat later bleek. Hoe hoog hij gesprongen is, kan ik mij moeilijk meer herinneren, maar volgens het schot zou ik vermoeden, dat hij met zijn voorpooten in de lucht ge weest is, terwijl de achterbeenen op den grond waren. Voor den tweeden keer, en thans nog meer in woede geraakt, maakte de tijger zich weer gereed, om onder een hevig gebrul, zich weder op mij te werpen, toen ik hem juist bijtijds het genadeschot gaf, door hem een kogel dwars door den neus te zenden. Zonder eenige stuiptrekkingen dan ook, stortte het enorme dier ineen. Deze ontmoeting met de beide tijgers heeft zich in 2 a 3 minuten afgespeeld en er zijn drie schoten gelost. Dit was nu eens met recht een »frissche morgen* en u kunt begrijpen, dat ik na dit ge vecht goed wakker was. Spoedig weer naar huis gegaan en mij voor »de Monde» weer >fatsoenlijk* gemaakt, mijn Chinee- sche koelies geroepen, en de groote vanst met een »Woa Hal! Taukey! oentoeng la* er uit gehaald en de beestjes terstond van hunne klemmetjes bevrijd. Mooie tijgers waren het, Beiden van mannelijk geslacht en bijna even groot. De eene 71/2 en de andere 8 voet lang. Een zat in de klem, met maar twee tee- nen van het rechter voorbeende ander echter zat met het rechterachterbeen er geheel en al in; deze laatste was ook de lastigste, daar hij zijn voorbeenen vrij had, en zich ook vrij aardig bewegen kon. Bij deze gelegenheid heb ik wel opge- bedriegerij was, noch het ander, dewijl ik mij voor het genootschap schaamde. Voort durend gevoelde ik mij verdrukt en met mijne betere gevoelens, als ook met de maatschappelijke instellingen die mij om ringden, in aanhoudenden strijd. »Langen tijd ging ik met de gedachten zwanger, weder terug te keeren en als Israëliet in eene Israëlitische gemeente te leven, om mijne geloofsgenooten als lee- raar te verlichten, en hen uit hunne ze delijke slavernij tot de waarde van den mensch op te heffen. Maar dan bedacht ik, dat mij al de hiertoe noodige midde len ontbraken. Ik had de taal vergeten welke de joden spreken, en wist niets of maar weinig mee; van al de gebruiken en leeringen, die hun door den Talmud en de overleveringen worden voorgeschre ven. Ik zag de onmogelijkheid in, alleen met bewijzen van het gezond verstand, den zuurdeesem van door duizende jaren geheiligde vooroordeelen weg te nemen, en over de hardnekkigheid van ruwe arme geestelijk misvormde menschen en zege pralen, die geworden zyn, hetgeen zij zyn door de barbaarsche inrichtingen der chris telijke wetgevers. De Rabbijnen zouden mij vervloekt, de joden mij verstooten en gesteenigd hebben. Onder Christenen en mohamedanen zijn er nieuwe godsdiens tige secten ontstaan en zullen er nog ont staan. Betere inzichten, invloed van lucht- ol hemelstreek, eigen onderzoek kunnen daartoe medewerken. Doch onder de joden merkt, dat de klemmen nooit door het anker aan iets vastgemaakt mogen wor den. De ankers moeten geheel los liggen en de tijger die eenmaal in de klem zit, moet de geheele klem mede kunnen ne men, waarheen hij wil. Wanneer het anker zou vastgemaakt worden, zou hij gelegenheid gehad hebben, zich eruit te wurmen. Dit zou zeker het geval geweest zijn met mijn eersten tijger, die er maar met twee teenen tusschen zat. De schapen, die ik van elkaar afgezon derd voor de beide klemmen zette, zijn heden nog springlevend. Een mooie vangst is het, maar mooier zon het zijn, wanneer ik ook het geluk mocht hebben, mama of vrouwlief te vangen, die natuurlijk moederzalig alleen achtergebleven is. en links en rechts Lialang Moedasche gronden doorloopt, om haar kroost of manlief terug te vinden. In een de Frausche bladen werd mel ding gemaakt van het bericht, dat zich in het dossier van h9t Hooggerechtshof een brief van De Gallifet bevihdf, waar uit zou moeten blijken, dat er betrekkin gen hebben bestaan tusschen minister De Gallifet en het complot. De Intransi- geant berichtte zelfs, dat éen der zinnen uit den briel luidde: »Als de republikei nen dwaas genoeg zijn, om mij minister te maken, zal Uwe Hoogheid geen reden hebben, ontevreden over mij te zijn.» In de Figaro verantwoordt De Gallifet zich. Aan dit blad schreef hij, dat er werkelijk een brief van hem aan den hertog van Orleans is. In 1888 was hij zal men nauwelijks van nieuwe secten, scheuringen of ketterij hooren. De be schaafde ]oden zijn toch wat de verlich ten onder de Christenen zijn. »Door mijne geloofsgenooten verstooten en door eene brandende begeerte gedre ven, om van mijne rechten als mensch genot te hebben, zou ik bij mijne hoog achting voor Jezus, een Christen hebben kunnen werden en mij laten doopen. Daar gelaten echter, dat ik nooit van mij kon verkrygeD, in eene opzien barende plech tigheid te schitteren, zoo zou ik met mijn doopzedel overal, niet als een echte uit Christelijke ouders geboren Christen, maar als een gedoopte of bekeerde jood zijn op getreden. Alles in mij verzet zich tegen zulk eenen naam. Liever wil ik Israëliet zijn en blyven. Ik behoef my waarlijk over dezen naam niet te schamen. Mozes was grooter dan de geheele ry pausen, dan Luther, Calvyn on Zwingli bij eikander. Zelden heeft zich een jood uit betere over tuiging, maar meestal om lage vooraee- len, door de christen laten doopen. Te recht kleeft daaiom op den gedoopten jood verwijt en verdenking. Een stand vastig belijder is achtenswaardiger dan alle renegaten. »Sterker nog, dan alle deze beweegre denen hield eene andere omstandigheid mij terug tot eene der Christelijke genoot- scnappen over te gaan. Ik bleef twijfelen of ik met mijne innerlijke overtuiging een on dezelfde kerk geheel zou kunnen toe-

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1899 | | pagina 1