JONATEANFEOOE.
No. 1357.
Woensdag 13 September 1899.
15e Jaar#.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwse h - Vlaanderen
F. DIELEMAN,
Buitenland.
FEÜILLET0i\.
AMÏLSCIII!
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
A B O N N E M E N T S PR IJ S
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
AXEL.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters wordei
naar olaatsmimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlpk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE nren.
In ons vorig nummer hebben wij reeds
gomeld, dat de regeerings-commissaris
Carrière, die te Rennes als Openbaar Mi
nisterie fungeerde de schuldigverklaring
aan hoogverraad en onder aanhaling van
art. 67 van het strafwetboek de terdood
veroordeeling van kapitein Dreyfus eischte,
en uit ons bulletin, vernamen de lezers
de uitspraak van den krijgsraad, die Drey
fus veroordeelde tot 10 jaar gevangenis
straf met verzachtende omstandigheden,
welk vonnis met vijf tegen twee stem
men werd uitgesproken.
Donderdag 7 September, was de laatste
dag, dat de getuigengehoord werden. Nadat
Paléologue, Linder en Mercier het woord
nog gevoerd hadden, werd de zitting voor
eenigen tijd geschorst Na de schorsing
werd den militairen getuigen aangezegd,
dat zij, ingevolge bevel van den minister
van oorlog, de zaal moesten verlaten.
De generaals Mercier en Boisdeffre, Billot,
Zurlinden, de commandanten Lauth en
Junch stonden op en verlieten achter elkaar
gaande de zaal. Zoodra zij vertrokken
waren, kwam de regeerings-commissaris
Carrière aan het woord. Hij begon met
het arrest van het Hof van Cassatie voor
te lezen. Daarna zei hij, dat de taak van
dezen krijgsraad en van dien van '94 de
zelfde was. De debatten zijn thans ech
ter zoo uitvoerig mogelijk geweest, om
tegemoet te komen, aan den eisch der
publieke meeningen, aan dien van het
recht. Spreker zegt, dat hij niet het recht
heeft, een meening in deze zaak te heb
ben, doch dat hij de zaak bestudeerd
heeft en nu de maatschappij zal open-
Nu waagde Burckbardt het meisje met
grooter oplettendheid te nadereD, Josep
hine echter scheen reeds sedert gei ui men
tijd koeler tegen hem over te staan, dan
vioeger. Dit was onmiskenbaar. Daarvan
liet zich geene rede opgeven. Burckhardt
klaagde het den majoor. Deze was een
oogenblik verlegen, nam hem bij de hand.
bracht hem want het gesprek was in
het tuintje achter het huis gevoerd in
de kamer bij zijne dochter en zeide «Hoor
Josephine, ik heb den inspecteur geen
woord gezegd, maar zeg gij het hem.
Heeft hij het gedaan, nu, zoo heeft hij
het toch niet zoo kwaad gemeend, des
wege moet gij niet haatdragend zijn je
gens elkander. Breng hem voor de kom-
mode en daarmede is de zaak geëndigd."
Het meisje werd vuurrood, en scheen
met het bevel van haren vader niet te
vreden te zijndoch zij gehoorzaamde
toch. Zij ging met den inspecteur in een
zijkamertje, sloot eene kommode open
en terwijl zij op eenige stukken fijn linnen
op eenige stukken zijde en satijn en op
eenen brief wees, op welken het adres van
den majoor stond, m9t het bijschrift be
zwaard met dertig gouden Lode wijken,
baren, wat zij verlangtde volkomen
waarheid. Na deze inleiding gaf Carrière
een historisch overzicht van de feiten in
deze zaak, waarna hij eenige beschouwin
gen gaf over het onderzoek, de vervol
gingen en de debatten van het vonnis
van '94. Over het schrift van het borde
reau sprekende zeide hij, dat dat van.
Dreyfus ljjkt op dat van Ésterhazy, maar
dat van Mathieu Dreyfus gelijkt er ook
op. Dreyfus had, om ten aanzien van zijn
schrift te misleiden, het gestopt in een
reeks geschiften van Ésterhazy Het on
derzoek van het bordereau heeft hij met
onpartijdigheid aangevangen. Eveneens
heeft Carrière kolonel Picquart bestudeerd,
omdat deze den stoot tot de revisie ge
geven heeft. Zijn requisitoir bleek bij on
derzoek goed in elkaar te zitten, en de
regeerings commissaris voedde de hoop,
Dreyfus te redden, maar het door Picquart
opgetrokken gebouw, deugde niet, omdat
het fondament ontbrak. Het getuigen
verhoor heeft de schuld van Dreyfus ver
sterkt en hij is er bij zijn ziel en geweten
van overtuigd, waarom hij de toepassing
van het reeds genoemde wetsartikel
vroeg.
Onmiddelijk werd hierop de zitting te
4,50 u. opgeheven en verdaagd tot den
volgenden dag 6.80. Gedurende de voor
lezing van het requisitoir, dat twee uren
duurde, zat Dreyfus onbeweeglijk, terwijl
op zijn gelaat generlei ontroering merk
baar was.
Om 6.35 u. waren Vrijdag alle plaat
sen door het publiek reeds bezetde zaal
was letterlijk overstroomd. Dreyfus die
er kalm uitzag, kwam met afgemeten
en zekeren tred binnen. Na den krijgs-
zeide zij ik moet u verzoeken uwe ge
schenken, die gij ons nu eens op den
verjaardag van mijnen vader, dan eens op
die van Leonore, dan weer op den mijnen
over de post hebt gezonden, weder terug
te nemen. Ik eer het kieschè gevoel met
hetwelk gij u als gever hebt verborgen
weten te houden en de vriendschap, die
u tot zulke kostbare geschenken verleidde.
Wij echter mogen die niet behouden, de
wijl wij dergelijke niet beantwoorden.
Burckhardt zag met verbazing den schat
der kommode aan, toen hij Josephines
woorden hoorde. »Ik betuig u, dierbaar
meisje,* zeide hij eindelijk, «als eerlijk
man, dat iu u in het geheel niet begrijp.
Ik heb aan dat alles geen deel gehad.
Gij werpt een valsche verdenking op mij.
>Heer inspecteur,* antwoordde Josephi
ne, en beschouwde hem met een emsti-
gen blik, en met vuurroode wangen: »lk
kan u als onzen vriend, doch niet als
onze welpoener beschouwen. Ik smeek u,
wilt gij de oude betrekking herstellen,
zoo neemt deze geschenken terug. Alles
ligt nog hiei onaangeraakt, en zal nooit
door ons aangeraakt worden. Niemand
anders heeft het ons gezonden dan gij,
gij alleen waart hiertoe in staat en gij
wist den dag en ook wel de oogenblikken,
wanneer mijn vader zich in eene of an
dere geldelijke verlegenheid kou bevinden
Op dit alles herhaalde Bruckhardt zijn
eerste gezegde, en met zooveel ernst, dat
Josephine bijna in de war geraakte. Doch
raad gegroet te hebben, zette hij zich
vervolgens vlak voor de tribune.
Toen de voorzitter Jouaust de zitting
geopend had verklaard, nam Demange het
woord voor de verdediging.
»Toen ik,« zoo begon Demange, >de
hartstochten ontketend en ons vaderland
in gevaar zag, heb ik, de zoon van een
soldaat, bittere smart geleden. Steeds hield
ik mijn oogen gericht op het Duivelseiland,
op dat eiland, waar levend begraven was
de man, vanwien ik in het diepst mijner
ziel moest getuigen, dat hij een marte
laar is. Ik heb mijn plicht gedaan, die
ook de uwe is, en die plicht eischt, dat
het werk der rechtvaardigheid in vervul
ling kome Na deze inleiding gaat hij
voort, met al de punten, die door de ge
tuigen aangevoerd zijn te wederleggen.
Van 7 tot 11 uur had Demange reeds
gesproken, en toen Jouaust de zitting
sloot, vroeg Demange morgen zijn pieidooi
te mogen voortzetten, wat hem toegestaan
werd.
Om 5 uur in den morgen werden de
omstreken van het Lyceum Zaterdag reeds
afgezet, terwijl troepen door de straten
patroulleerden De zaal, die afgezet was,
was stampvol. Allen, die binnen gegaan
waren, hadden hunne stokken, parapluies,
tooneelkijkers en photographie-toestellen
moeten afgeven. Om 7*/2 uur werd de
zitting geopend.
Demange zette nu zijn pleidooi voort.
De punten, die van den vorigen dag
waren overgebleven werden nu afgehan
deld. Aan het einde van zijn rede ge
komen, houdt hij temidden van een aan
grijpende stilte een schitterende toespraak
tot den Krijgsraad. Hij wees hun er op,
zij voelde wel, dat bij thans nauwelijks
anders spreken kon. Zij gingen terug. Hel
gedrag van bet meisje veranderde niet.
Josephine bad er lang naar geraden,
vanwien deze geschenken mochten komen.
Indien het de inspectenr niet was, zoo
zou het wel de verliefde graaf kunnen
zijn, die zich misschien weder wilde in
dringen. Op Frock was bij haar niet de
minste verdenking gevallen. Nu echter
Buickhardt zich ernstig van alle schuld
vrij verklaarde, werd toch de argwaan
bij haar wakker, dat Frock misschien de
gever mocht zijn. Zij beschouwde hem
met eenen scherpen blik, en op zekeren
Jag, dat hij met Leonores onderwijs ge
ëindigd bad, moest hij haar in de zijka
mer volgen.
Zij haalde de schuiflade der komode voor
den dag, wees op de daarin liggende za
ken en zeide :>Mijnheer Frock sedert vele
maaGden ontvangt mijn vader van tijd
tot tijd geschenken, voor hem en voor
ons meisjes; wij weten niet van wien.
Zij blijven onaangeroerd Ik had den in
specteur verdacht, maar hij ontkent het.
Het zou me leed doen, wanneer ik den
voorlrefielijken man onverdiend griefde.
Help mij op het spoor, wie dit zond en
zich aan ons als weldoener wil opdringen?"
Frock stond blozende, met neergeslagen
oogeo naast haar, »Gij spreekt eenigzins
gestreng, lieve juffrouw. Weet gij dan
ook ol hij, di6 deze dingen zond, weldoe
ner of atbetaler eener schuld wil zijn?
dat zij, wanneer zij zich zullen terug
getrokken hebben in hun raadkamer,
zich zullen afvragen of het Dreyfus is,
die stukken heeft verzonden, waarvan
zij den inhoud niet kennen, of het Drey
fus is, die het bordereau geschreven heeft,
waarover de experts het niet eens zijn.
Dan, zeij Demange, zal er twijfel bij u
komen en die twijfel zal niet toastaan,
te zeggen die man is schuldig. Ik bid
God, riep de verdediger uit, dat Hij uwen
geest verlichte en dat gij het onschuldig
over den martelaar van het Duivelseiland
zult uitspreken. Onder langdurige toe
juichingen werd de zitting om 10,40
gesloten. Om half drie werd de zitting
weer geopend. Carrière wenschte niet
in te gaan op een onvruchtbaar en lang
debat en handhaafde zijn eisch. Demange,
wiens stem schor en vermoeid geworden
was, richtte nog een enkel woord tot Jen
Krijgsraad. Hij hoopte, dat de rechters
slechts rekening zullen houden met hun
geweten en hun God.
Dreyfus, nu opstaande, zegt met een
stem, die hij vastheid beproeft te geven
»Ik zal enkel zeggen, wat ik weet; ik
bevestig bij mijn land en bij het leger,
dat ik onschbldig ben. Mijn eenig doel
is om de eer van mijn kinderen en van
den naam, dien ik draag, te redden. Ik
heb gedurende 5 jaren de ergste smar
ten geleden doch ik ben overtuigd dat
ik dat doel zal bereiken, dank zij uw
loyauteiten rechtvaardigheid.
Na deze woorden, die een groote ont
roering in de zaal hadden teweeg gebracht,
werden de debatten gesloten en trok de
krijgsraad zich terug om te beraadslagen.
Om 4.50 u. werd het u allen reeds beken-
Is hij een schuldenaar, zoo zie ik niet in
waarom gtf weigert, die betaling aan te
nemen. Tegen weldaden en aalmoezen
hebt gij reebt om trotscb te zijn."
»Lieve Frock 1* zeide Josephine, en be
schouwde hem met een doordringenden
blik, »zijt gij het zelf geweest, spreek
toch eerlijk de waarheid?"
»Veroordeel mij mejuffrouw. Ja, ik ben
het geweest. Het is mij mislukt, omdat
ik het zoo lomp aanlegde, en u met klei
nigheden in verlegenheid bracht, om mij
verlegenheden te besparen. Wilt gij nu
dit alles wedeiom teruggeven?" vroeg bij
met een weeke, biddende stem.
>Neen, nu behoud ik alles, alles 1" zei
de Josephine, en tranen vielen uit hare
oogen, door welke zij hem toelachte; ter
wijl zij met beide handen dankbaar en
zacht zijneu arm drukte: »u kon bet met
invallen onzen weldoener te willen zjjn.
Gij zijt onzen vriend. Doch, niet waar,
gij belooft mij, ons geene dergelijke ge
schenken meer te zenden? Gjj zijt een
verkwister
Toen beiden in de kamer terugkeerden,
zag Leonore verschrikt de betraande oogen
harer zustei. In hetzelfde oogenblik trad
de majoor binnen. „Wat nieuws?* vroeg
deze verwonderd. Josephine omhelsde ha
ren vader en zeide: >laat ons beiden den
goeden Frock bedankenhij heeft ons de
kostbaarheden uit de komode geschonken.
Ter eere van den vriend, willen wij ons
daarmede kleeden.*