io. 1329.
H oensdag 7 1899.
15® Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwse h -Vlaanderen
F. DIELEMAN,
AXEL.
Buitenland.
FEUILLETON.
4XELSCHE
COEIUNT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrij dagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent
voor Belgis 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar ulaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Het blad l'Estafette beweert dat pre
sident Loubet Vrijdag in den minister
raad het voornemen openbaarde om af
te treden.
Op aandringen van de ministers zou
hij dit hebben opgegeven.
Verder komt gelijktijdig uit Parijs en
uit Londen bericht, dat eenige heden
daar verschenen ochtendbladen een be
kentenis van Esterhazy bevatten.
Aan een vertegenwoordiger van de
Parijsche Matin deelde hij mede, dat hij
het bordereau heeft geschreven op ver
zoek van kolonel Sandherr.
Dit is van den eersten dag af aan de
generaals Boisdeffre, Gonse en Billot
(Mercier?/ bekend geweest.
Esterhazy houdt echter vol, dat Drey
fus schuldig is, en belooft nu de volle
waarheid te zullen zeggen.
De in de Londensche Times en Daily
Chronicle opgenomen bekentenis van Es
terhazy is door hem zelf onderteekend.
Een ander telegram meldt, dat aan
Dreyfus per telegraaf mededeeling is ge
daan van de conclusies van den presi
dent-rapporteur en van den procureur-
generaal.
Dreyfus zond daarop een van diepe
ontroering getuigenü telegram, waarin hij
het uur der gerechtigheid begroet, aan
welks komst hij nimmer heeft gewan
hoopt- Tl X 4
Over de arrestatie van Du Paty de
Clam niet veel nieuws. De merkwaar
digste bijzonderheid is, dat hij geplaatst
is in dezelfde cel, waarin hij in Novem
ber 1894 zijn tooverkunsten op Dreyfus
uithaalde, om uit spiertrekkingen en der
gelijke over 's man schuld te oordeelen.
Ook Piquart heeft deze cel bewoond.
De brief van den kolonel was den dag
vóór de arrestatie aan den minister ge
richt, maar langs ambtelijken weg, en
daardoor nog niet in handen van den
minister. De mogelijkheid bestaat nog dat
de zaak in handen van de gewone jus
titie komt, doordien er burgers in be
trokken worden.
De advocaat van Esterhazy protesteerd
namens zijn cliënt tegen de beschuldi
gingen voor het hof van cassatie tegen
hem ingebracht.
Quesnay de Beaurepaire was. verleden
jaar door de kamer met bijna algemeene
stemmen »afgemaatkc, wegens zijn te
kortkomingen in de Panama-zaak. Sedert
eenige maanden nu beweert hij dat an
deren, met name president Loubet, de
schuldigen zijn, en dat dezen hem belet
hebben tijdig te handelen. Thans komt
de Figaro met de sensationeele mede
deeling, dat Quesnay de Beaurepaire zelf
den schoonzoon van een der schuldigen
waarschuwde
Het blad drukt nl. af het briefje, waar
in de procureur-generaal aan zijn waar
de vriendJozeph Reinach mededeelde,
dat hij genoodzaakt was, op te treden
tegen iemand die dezen na bestond.
In den volgenden nacht beroofde baron
van Reinach, de schoonvader van den
man, die dit briefje kreeg, zich van het
leven.
Op deze plaats slechts een enkel woord
over het pleidooi van Mornard, een schit
terend stuk, zeer welsprekend en na
tuurlijk verder gaande dan de president
rapporteur en de procureur.
Van de verschillende punten der be
schuldiging liet hij niets over.
Vermelding verdient dat hij nog een
nieuw bewijsstuk overlegde voor het be
weren, dat het belangrijkste stuk uit het
bordereau op ruime schaal was verspreid
in het kamp van Chatou, waar Esterha
zy aanwezig was, op eigen verzoek, op
eigen kosten.
Van de beide dossiers bleef evenmin
iets over en zoo kon ten slotte de ad
vocaat constateeren, dat hij had geleverd
het bewijs, dat niet Dreyfus maar Es
terhazy de schuldige was, en dat de on-
rechvaardige veroordeeling was bewerkt
door Henry en door Du Paty de Clam.
Verder verwierp hij het oordeel der
vijf ministers van oorlog die allen uit
dezelfde onzuivere bron hadden geput.
Aan het slot van zijn pleidooi kwam
Mornard met bijzondere warmte.
Hij gewaagde van de smart, verduurd
door de dappere vrouw, die het lot van
haar man legt in de handen van het
Hof.
Hij protesteerde tegen het denkbeeld,
dat voor de eer van het leger macht zou
moeten gaan boven recht, en zeide:
„Ook het leger dorst naar eer en ge
rechtigheid, het wil ook dit erfdeel van
Frankrijk verdedigen; het kan zich niet
onteerd achten, door de erkenning van
een rechterlijke dwaling.
»Het uur der gerechtigheid slaat, en
hoe plechtiger het recht wordt gedaan,
des te hooger wordt de waarde van de
uitspraak
»Wij wachten uw vonnis af voor een
trouw soldaat die de hevigste smarten
»Maar gravin uwe wreedheid uw
onrecht omtrent den lieven bramin, die
daar over slaat, die van God en de ge
heole wereld verlaten is."
De schoone karmeliter-non sloeg de oogen
neder en werd eenigzins onrustig.
»Weet gij ook, schoone gravin, dat de
kamerheer aan de Vreugdenwouder ge
schiedenis zoo onschuldig is als ik
»Als gij prins zeide de gravin en
fronste het voorhoofd, »wat zeidet gij mij
een uur geleden
»Gij hebt gelijk, lieve gravin, ik was te
darteldat zegt gij immers zelvenu zweer
ik u, de kamerheer moest op bevel der
koninginne moeder naar Vreugden woud,
moest tegen zijnen zin daarheen, moest
bestendig de kavalier zijn van de door hem
gehaten Reizendal
»Der door hem gehaten 1" lachte de gra
vin spottend en bitter.
»Ja, hij haat veracht de barones, geloof
mij, hij heeft tegen de barones inderdaad
alle grenzen der beleefdheid geschonden,
en heeft zich door zijn gedrag veel ver
driet berokkend ik weet het. en dat
alles deed hij voor u u alleen bemint hij
u alleen aanbid hjj, en gij kunt hem
verstoten 1"
heeft moeten verduren wij wachten het
af, om de eer te redden van zijn kin
deren wjj wachten het af als het woord
van leven voor de edele vrouw, wier hart
door de beleedigingen is gebroken.
»Wij wachten het af als de gezegende
dageraad, waarop over ons land zal schij
nen de zon van eendracht en waarheid."
(toejuichingen.)
Dat was het einde van de vierdaag-
sche behandeling.
President Mazeau deelde mede, dat
de uitspraak zou plaats hebben, in de
eerstvolgende zitting, welke vermoede
lijk Zaterdag morgen te 12 uur heeft
plaats gehad.
De merkwaardige bijzonderheid wordt
medegedeeld, dat het vrijsprekend vonnis
over Esterhazy nog vatbaar is voor cas
satie, tenminste zoo deze in het belang
der wet wordt aangevraagd. Een derge
lijke cassatie ook hier te lande bekend
veroorlooft evenwel niet, Esterhazy an
dermaal wegens hetzelfde feit te ver
volgen.
Bij de wetrennen te Parijs hielden de
leden der Lique des Patriottes heftige
manifestaties. Zij floten en schreeuwden
»leve het leger<, leve Déroulède*. Graaf
de Christiani. die trachtte Loubet met
zijn rotting te slaan, is na heftigen strijd
De officieren van het militaire huis be
schermden de tribune van den president
welke omringd werd door de republikein-
sche garde.
De manifestanten en contra-manifes-
tanten werden handgemeen Eenige in
specteurs van politie zijn ernstig gekwetst.
60 'personen zijn gearresteerd. Loubet,
»Hoo komt het prins dat gij u voor
Pilson zoo levendig inleiesseert Anders
was dat toch zoo niet."
»Het geschiedt, gravin, dewijl ik hem
vroeger niet kende, en Dog minder zijnen
treuiigen toestand, waarin gij hem ge
bracht hebt: Ik bezweer u: Hij is on
schuldig, gij hebt hem niets te vergeven,
hij wel u."
„Stil!" fluisterde de Karmeliter-non,
me"t een vroolijk gelaat: men geeft acht
op ons. Kom hier vandaanzij deed
haar masker voor, stond op, en gaf den
gewaanlen prins den arm. Beiden gingen
de zaal door en vervolgens in een ledig
zijcabinet; hier deed de gravin bittere
klachten over den kamerheer, doch het
waren slechts klachten eener ijverzuch
tige liefde. Zij droogde eenen traan af,
toen trad beschroomd de teedere Bramin
binnen, er ontstond eene diepe stilte.
Philip wist hier niets beters te doen, dan
dat hij de kamerheer naar de Karmeliter-
non leidde, beider handen in elkander
legde, en zonder een woord to spreken
hen aan hun lot overliet. Hij ging zelf
terug in de zaal.
IV.
Hier stiet hem een Mameluk aan, en
zeide haastig»goed, domino, dat ik u
vinde; is bet rozen meisje hier in het ka
binet?" De Mameluk trad binnen en
kwam in een oogenblik weder terug:
»een woord alleen, Domino!" en leidde
Philip naar een afgelegen gedeelte van
de zaal aan een venster.
Wat belieft u?" vraagde Philip.
-Ik bezweer u," zeide de Mameluk
met eene gesmoorde doch vreeselijke stem
waar is het rozentpeisje
»Wat gaat mij het rozen meisje aan
»Maar mij des te meerantwoorde de
Mameluk, wiens onderdrukte stem, wiens
onrustige bewegingen een schrikkelijke
gisting van zijn binnenste verrieden »mij
des te meer 1 Het is mijne vrouw gij wilt
uiij ongelukkig maken prins, ik bezweer
u, drijf mij niet tot krankzioGigheid, laat
van mijne vrouw af."
»Van harte gaarne!" antwoordde Philip
droogwat heb ik met uwe gemalin te
maken
jO, prins, piins 1" riep de Mameluk, »ik
ben tot bet uiterste besloten, al zou het
mij het leven kosten veins geen oogen
blik langer voor mijik heb alles ontdekt
hier daar, - ziet gij, - hier is het bil
let, dat die valsche vrouw u in de hand
drukte en dat gij, zonder het gelezen te
hebben, in het gedrang verloren hebt.
Philip nam het briefje, dat met potlood
door eene vrouwen hand géschreven was
verander van masker, alles kent u, mijn
man let op u, mij kent hij niet, als gij
zoet zijt, beloon ik het u."
Hm bromde Philip, dat is zoo waai
als ik leef niet aan mij geschreven, ik be
kommer mij weinig om uwe gemalin."
»Hemel en hel, prins! maak mij niet
razend, weet gij wien gij voor u hebt?
Ik ben de maarschalk Blankenzwaard dat
gij mijner vrouw lagen legt, is mij sedert
de laatste redoutie aan het hof niet meer
onbekend."
»Heer maarschalk," antwoordde Philip
ueem het mij niet kwalijk, de ijverzucht
verblindt uwanneer gij mij recht ken-
det, gij zoudt mij van zulk eene dolle zaak
niet verdenken, ik geef u mijn woord ran
eer uwe gemalin zal rust van mij hebben."
»Is het u ernst, prins
»Volkomen."
»Geef mij er bewijs van."
»Hoe begeert gij dat?"
»Gjj hebt haar tot hiertoe terug gehou
den, ik weet het om met mij naar haie
verwanten in Polen te reizen, overreed
haar thans daartoe."
»Van harte gaarne, als ik u daarmede
dienen kan."
Alles, koninklijke hoogheid, alles is mij
daaraan gelegen gij verhoedt een ont
zettend, onvermijdelijk ongeluk."
De Mameluk babbelde nog lang en breed
dan eens weenend, dan weder biddend, dan
dreigend, zoodat de goede Philip bang werd
dat de man in zijne dolheid voor de ge-
heele wereld met hem aan den gang zoude
raken, en daar was hij juist niet op ge
steld hij was blijde, dat hij van hem af
kwam.
Nauwelijks had hij zich onder de menigte
der overigen verloren, of een vrouwelijk
masker, dat met zwart floers in zwaren