Landbonw.
HET PROC ES-DREY Fl'S.
Uit Parijs meldt menSlechts personen,
van kaarten voorzien, worden in het Pa
leis van Justitie toegelaten. Journalisten
en advocaten stroomec toe.
Dezeifde maatregelen van orde als tij
dens het proces-Zola worden genomen.
Het Paleis van Justitie wordt door
agenten van politie en de gardes muni-
cipaux, bewaakt. Binnen 't paleis is re-
serve-politie te voet en te paard aanwe
zig. De getuigen van het proces Dérou-
lêde gaan hel Paleis van Justitie binnen
door de deur rechts. Die van het proces
Dreyfus door de deur links.
Na de opening van de zaal van het
Hof van Cassatie woruen opgemerkt:
Jaurès, Trarieux, Jean Dupuy, Beren-
ger en Lépine.
Onder de advocaten trekt Demange
zeer de aandacht. De lezing van het rap
port door Ballot-Beaupré vangt aan te
midden van diepe stilte.
Geen enkel incident is te vermelden.
Een Rapport van Guénée
woordelijk vertaald uit de »Figaro.'
»Dit rapport heeft een byzonder gewicht",
zegt het blad, »wijl het gedateerd is op
den vooravond van den dag. dat Henry
naar zijn eigen bekentenis, de meest be
kende van zijn vervalschingen heeft ver
vaardigd; het heeft Generaal Gonse klaai-
blijkelijk gediend als bewijsstuk om lui
tenant-kolonel Picqnart het geheim dos
sier-Dreyfus te ontnemen.
Dit dossier, dadelijk aan Henry over
handigd, heeft dezen laatste gediend om
zijn vei valsching 31 October te vervaar
digen of te doen vervaardigen. Op 1 No
vember, Allerheiligen, schijnen de falsa
rissen rust te hebben genomen, en de
vervalsching is, als men generaal Gonse
er in gelooft, zegt de Figaro, officieel niet
voor 2 November getoond.
Het is goed op te merken, dat het rap
port Guénée een drieledig doel had.
Aan te toonen dat het blad l'Eclair
voor rekening van de familie Dreyfus
werkte; beschuldigingen tegen Dreyfus
aan te brengen te bewijzen dat Picquart
ten aanzien van de zaak Dreyfus onbe
scheidenbedeD had begaan.
Dit rapport is gemaakt terwijl luitenant
kolonel Picquart chef van den inlichtingen
dienst was; toen Guénée dus onder zijn
bevolen stond, 't geen een eigenaardig
licht werpt op de praktijken, in 1896 bij
den generalen staf in gebruik. Nooit is
Picquart door zijn chefs beticht wegens
de feiten, valschelijk in het rapport van
Guénée gesignaleerd; dit geheime stuk
is dengeen dien het beschuldigde onbe
kend gebleven, volgens de wijze van doen,
bij het proces Dreyfus in gebruik gekomen.
Eerst in November 1898, na de sluiting
van de instructie Tavernier, is Picquart
voor het eerst geroepen er kennis van te
nemen.
Laat ons, besluit de Figaro ten slotte,
zeggen, dat Guénée niet heel graag, de
verantwoordelijkheid voor zijn rapport
schoen te willen dragen. Tijdens het on-
dei zoek van de strafkamei van het H.
v. C. ondervraagd, of hij, tijdens Picquart
nog chef van den inlichtingendienst was,
in verbinding met Picquart had gestaan,
heeft Guénée beslist geantwoord: „Nooit".
Inhoud van de vertrouwelijke
nota vac 30 October 189 6.
Toen, korten tgd geleden, het blad l'E
clair de zaak Dreyfus weder oprakelde,
belastte de kolonel mij met een onder
zoek in deze. Ik vernam, uit een bron,
die ik voor zeer iuist houd, dat de heer
Sabattier, directeur-eigenaar van de Eclair
op het punt stond ten onder te gaan, dat
hij den >Max Lebaudy* speelde en dat
zijn „Cesti", dat wil zeggen, zijn slech
te raadgever en zaklooper, niemand an
ders was dan de afgevaaidigde Castelin,
die hem de Eclaii had doen koopen en
hem andere betreurenswaardige zaken had
laten doen, waarbij slechts Castelin ge
profiteerd had, totdat mevr. Sabattier, haar
zoon geen geld meer gaf*
Ik vernam dat de familie Dreyfus-Ha-
damard een bezoek had gehad van Sa
battier of Castelin, en dat de opgraving
van een zaak, die wetteigk begraven was
het gevolg van een overeenkomst was,
waarbij zonder twijfel de heeren Sabattier
en Castelin geprofiteerd hadden.
Het blad gaf een artikel en den mor
gen toen het verscheen, ontving de hoofd
redacteur te half tien een brief, met de
machine geschreven in twee soorten let
ters, in welken Dreyfus als martelaar
werd voorgesteld, en slachtoffer der ge-
galonneerden* werd geheeten. Alles was
onderteekend „Een republikein".
Ik stelde een rapport op waarin de
brief in quaeatie werd medegedeeld, die
vrij duidelijk aangaf, dat deze opgra
ving slechts het resultaat was van een
overeenkomst, die vrij verbreide wortels
moest hebben. Alles gaf ik aan den ko
lonel. Ik vernam nog dat een vrouw van
lichte zeden, een Engelsche Jodin, Bod-
son genaamd, dochter van een Engelsche
Jood, genaamd Georae Tattet, tandarts,
bekend tegen het ei' e van het keizerrijk,
gedurende vijf jaar de maitresse van
Dreyfus was geweest, die haar dikwijls
bezocht, eerst in de me des Balles-Feuil.
les, vervolgens in de i ue Malakoff 99,
waar zij een voornaam verdacht huis hield
(un tripot doré) naast een rendez-vous,
waar Dreyfus commensaal was.
Toen de zaak-Dreyfus voor de justitie
kwam, had mad. Bodson de driestheid in
verscheidene bladen te laten schrijven, dat
zij den achtergrond kende van deze zaak
en dat zij slechts wachtte om geinterviewd
te worden, 't geen geschiedde.
- Zij gaf bijzondei heden, die niet valsch
konden zijn met name omtrent een vuist
gevecht dat zij op een avond had verhin
derd tusschen haar minnaar Dreyfus en
een vreemdeling.
Deze zou tot Dreyfus gezegd hebben
»Ah! je wilt nu niet meer. Welnu ik
zal je weten te vinden 1"
Mad. Bodson, een van de gevaarlijkste
vrouwen, wegens daar ongeiegeld leven
gescheiden, had de gewoonte in haar stiik-
ken jonge officieren te vangen eu hun te
oudervragen tusschen een flesch champag
ne en een zoet onderhoud door.
Zij heeft nog altijd haar woning in de
rue Malakoff 99, maar is sedert de arres
tatie van Dreyfus naar Londen gevlucht.
Op de avenue Malakoff, zeide men, dat
zij daar niet meer woonde, maar dat men
haar brieven kon doen toekomen zij komt
nu en dan stil te Parijs.
Alles wat hier voorafgaat werd aan den
kolonel met eenige uitknipsels uit bladen,
overhandigd eD hij zeide mij het volgen
de»Ik heb in deze zaak-Dreyfus geen
helder inzichtalles schgnt mij vreemd
men heeft ongelijk gehad stukken voor
de rechters van den krijgsraad te verber
gen kortom de zaak is niet zoo geleid
als zij geleid moest zijn. Vervolgens zeide
hg tot mij »Gelooft gij aan de schuld van
Dreyfus Ik aulwoordde hem >Zeker
Maar vervolgde hij, ik zie niet welk be
lang Dreyfus gehad heeft de rue de Lille
er vau in te lichten, dat oorlog kennis had
van de zending, waarmede M. in Zwitser
land belast was, wat ik in uw rapporten
heb gelezen.
Ik deed mijn b6St om den kolonel te
doen begrijpen, dat Dreyfus er gioot be
lung bfj bad, zijne vrienden te waaischu
wen, dat oorlog hun bedrog kende en het
bewijs is, dat M. uit Zwitserland terug
kwam.
Doch ik zag dat er in zijn geest twijfel
bestond ten aanzien van de schuld van
Dreyfus en hij voegde e; bij »Ah wijl
ik, weet u, deze zaak goed bestudeerd alles
gewikt, alles onderzocht hebik heb mij
bij een ouden vriend mijn hart uir.gestoit
die mij altijd goed heelt geraden en in
wien ik een groot vertrouwen stel. Wel
nu hij koestert, zooals ik twijfel. Ik zeg
niet dat Dreyfus Diet aan lichtvaardig
heden, onbescheidenheden schuldig is, maar
verraad, daaraaG twijfel ik.
>Maar", opperde ik, de iechters die het
vonnis hebben uil gesproken, hebben on
loochenbare bewijzen gehad?"
Op deze vraag antwoordde kolonel Pic
quart mij slechts door een gebaar, dat
scheen te zeggen, dat de pioces-voering
niet regelmatig geweest was.
Guénée.
harte kind, ik heb medelijden met u :ja
ik heb zeer veel medelijden met u Hadt
gij die som voor u zei ven kunnen opspa
ren en wegleggen, dan zoudt gij tbans ean
stuk land koopen voor eigene rekening
tuinieren en het goedo Roosje kunnen
trouwen, dat gaat nu niet maar troost
u, wjj zijn oud, gg zult ons zoo lang niet
meer behoeven te ondersteunen."
»Moeder," zeide Philip, eu fronste eenig-
zins het voorhoofd, wat zegt gij Ik heb
Roosje wel zoo lief als mjjn leven, maar
honderd Roosjes offerde ik voor u en vader
op; ik kan ïd deze wereld geene andere
krijgen dan udoch, wanneer het zijn
moet, nog wel menig Roosje, ofschoon ik
van tien duizend Roosjes geen ander dan
Bittners Roosje hebben wilde."
»Gij hebt gelijk, Philipzeide de oude
man, beminnen en trouwen is geene ver
dienste maar oude, ai me ouders eeren er.
ondersteunen, dat is plichten verdienste
voor het geluk zijner ouderen zich zeiven
opofferen met zijne hartstochten en nei
gingeD, dat is kinderlijke dankbaarheid, dat
verwerft u Gods loon, dat maakt u rijk
in uw hart."
Wanneer maar," zeide vrouw Kaatje
»het meisje de tjjd niet te laDg valt en
zij van u afvallig wordt, want Roosje is
een schoon meisje, dat moet men zeggen
zij is zekerlijk arm, maar aan vrijers zal
her haar niet ontbreken zg is deugdzaam
en verstaat de huishouding."
»Vrees in het geheel niet, moeder
antwoordde Philip, »Roosje heeft het mij
plechtig gezworen, dat zij geenen anderen
mac neemt dan mij, en dat is geDoeg
hare oude moeder heeft eigeclijk ook niets
tegen mij in te biengen, en konde ik heden
mijn bedrijf vooi mij zeiven uitoefenen en
eene vrouw onderhouden, dan had ik mor
gen Roosje voor het altaar, dat weet ik.
Het is maar verdrietig, dat de oude vrouw
Bitnner ons verbiedt elkander zoo dikwerf
te zien, als wij gaarne wilden zij zegt,
dat doet geen goedmaar ik vind, en
Roosje vindt het ook, dat het voor ons
beiden zekerlijk zeer goed zoude zijn ook
hebben wij afgesproken, elkander heden
om twaalf uur voor de noofddeur der Gre-
gorienkeik te spreken want Roosje brengt
den Sylvester»vond bij eene harer vrien
dinnen door, en dan breDg ik haar van
nacht te buis."
Onder deze gesprekken sloeg het op den
naburigen toren drie kwartiertoen nam
Philip den nachtwachtsmantel van zijnen
vader van den warmen oven, waarop
Kaatje dien uit voorzorg had gelegd, hing
denzelven om, nam den horen en den stok,
wenschte zijnen ouders eenen goeden nacdt
en begaf zich op zijnen post.
ÏL
Philip stapte deftig door de besneeuwde
strateu der koDinklyke residentie, waarop
nog zoo veel volk rondwandelde, als of het
dag wate; koetsen reden heen en weder
en alles was in de buizen helder en licht.
Dat vtoolijke leven stond onzen nacht
wacht wel aan hij zong en blies in het
bepaalde stadskwartier het tiende uur recht
vroolijk, het liefst en met velerlei bijge
dachten voor het huis, niet ver van de
Gregorienkerk waar hij wist dat Roosje
bij hare vriendin was. »Nu hoort zij mij,"
dacht hij, »nu denkt zij aan mij, en ver
geet wellicht gesprek en spelals zij nu
maar om twaalf uur by de kerkdeur is."
En toen bij zijnen gang door het stads
kwartier gedaan had, keerde hij voor het
geliefde huis terug, eu zag Daar de ver
lichte vensters van Roosjes vriendinnen
op somtijds zag hij vrouwelijke gedaanten
aan het venster en dan klopte zijn hart
sneller, want hij meende Roosje te zien
verdwenen de gedaanteD, dan bestudeerde
hij hare verlengde schaduwen tegen den
muur en aan de zolder der kamer, om te
ontdekken, welke de schaduw van Roosje
was, en wat zij deed. Het was -zekerlijk
niet aangenaam in vorst en sneeuw daar
te staan en opmerkingen te maker., maar
wal hinderen vorst en sneeuw eenen min
naar! en nachtwachts beminnen heden
daags zoo romanesk als ooit teedere lid
ders van vroegeie tijden in romancen en
balladen.
Hij bespeurde den invloed der koude
eerst, toen het elf uur sloeg en hij op
nieuw de nachtswachts ronde beginnen
moestde tanden klapperden hem van
koude, hij kon kwaljjk het uur roepen en
daarbij blazen, hy zou gaarne in een bier
Het hoofdbestuur der Friesche Maatschap
pij van Landbouw heeft een adres aan de
Koningin gericht, waarin het constateert,
dat sedert het adres van 24 October in
de openstelling der Belgische grenzen voor
ons vee geen verbetering is gekomen,
doch integendeel de invoer van vet- en
slachtvee wederom zoodanig staat veran
derd te worden, door het gedwongen
slachten aan de grenzen, dat aan dezen
handel een onberekenbaar nadeel zal wor
den toegebracht.
Het hoofdbestuur wijst verder op de
andere belemmerde bepalingen door de
Belgische regeering in den weg gelegd,
als het heffen van inkomend lecht op
haver en suikerbieten en de quarantaine-
maatregelen aan de grens met inspuitin
gen van het vee. terwijl dezerzijds geen
enkele maatregelen van tegenweer is
genomen.
Het hoofdbestuur wenscht gaarne aan
de regeering over te laten te beslissen,
welke maatregelen van tegenweer moeten
worden genomen, doch is van oordeel,
dat uitsluiting der Belgische industrie aan
het deelnemen aan de levering ten be
hoeve van staat en Provinciën reeds goede
resultaten zoude opleveien eu verzoek
tegenover de Belgische regeering, ter op
heffing van de belemmeringen, onzen
uitvoer van landbouw-producten in den
weg gelegd, die maatregelen van retorsie
te nemen als H. M. regeering het meest
wenschelijk acht.
Veeinvoer in België. Bij de bespre
king van de begrooting van Landbouw zijn
verleden week in de Belgische Kamer
weer verschillende st. opgegaan tegen
het gesloten blijven der grenzen voor het
Nederlandsche vee.
De heer Van Naemen zei zelfs: »Als
de grens gesloten is, komt er meer vee
uit Holland dan wanneer de grens geopend
is. Die uitslag is ellending
Minister De Bruyn antwoordde o. a.
,De slachting der beesten aandegreDzen
zal, vrees ik, aan de landbouwers geen
voordeel opleveren; alhoewel ik mij om
het geschreeuw der beenhouwers niet
bekommer, wil ik toch mijn naam niet
hechten aan een maatregel, die voor den
huis gegaan zijn om zich weder te ver
warmen.
Toen hij nu door een eenzaam zijstraatje
ging, trad hem 6ene zonderlinge gedaante
te gemcet, een mensch met een zwart halt
masker voor het gezicht, in eenen vuur-
rooden zijden mantel gehuld, met eenen
ronden aan de zijde opgeslagen hoed op
het hoofd, die zwierig met vele hooge slin
gerende vederen versierd was.
Philip wilde voor het masker uit den
weg gaan, doch dit trad hem in den weg
en zeide>gij zijt een allerliefste kerel,
gij bevalt mij waar gaat gij heen, zeg
het mjj."
Philip antwoorde »naar de Mariënstraat
om het uur te roepen."
ïGoddelijk riep het masker, »dat moet
ik hooren ik wil u vergezellen, want zoo
iets hoort men niet alle dagen kom dan
maar, kerel en laat u hooren maar, dat
zeg ik u, laat u hooren als virtuoos, an
ders b9n ik niet tevreden kunt gij een
vroolijk stukje zingen
Philip zag wel, dat die heer wat veel
wijn gebruikt had en van hoogen stand
was, en antwoordde»bij een glas wijn
en in eene waime kamer beter mijnheer,
dan in zulk eene koude, die iemand bet
hart in het lijf doet verstijven." Daarop
ging hij zijnen weg naar de Mariënstraat
en zong en blies.
Wordt vervolgd)