SBtSiTINBEMJÜW No. 1316. Woensdag 19 April 1899. 15e elaari». Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse h - Vlaanderen F. D1ELEMAA, AXEL. ttuiieiiland. FEUILLET0N. COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag:- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent voor Bïlgiï 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters wordei naar olaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. BURGEMEESTER en WET- w HOUDERS van Axelbrengen ter kennis aan de belanghebbenden, dat de 'neer R. P. OFFRIXGi arts, alhier, is belast gedurende dit jaar met de armen praktijk, de doodschouw en de kostelooze vaccinatie en revaccinatie binnen de kom (wjjk A) dezer gemeenteen de heer G. P. ITTMAM, gedurende gelijk tijdstip, voor wat betreft de armenpraktijk en de doodschouw buiten de Gemeente, wijken B 6n C. Axel, den 10 April 1899. Burgemeester en Wethouders van Axel D. J. OGGEL. De Secretaris, J. A. VAN VESSEM. Omtrent het nieuwe Belgische kiesrecht deelt het H. v. A. nog mede dat de re geering de evenredige vertegenwoordiging wil toepassen in alle districten met meer dan zes afgevaardigden. De helft der zetels zou komen aan de partij, die de meeste stemmen heeft, de andere, of, zoo noodig. de kleinste helft zou onder de par tijen worden verdeeld. Wie te veel wil bewijzen, bewijst niets zoo luidt een spreekwoord. Maar gene raal Deloye heeft meer gedaan. In zijn ijver om toch vooral aan te tonnen, dat majoor Hartmann ongelijk had, heeft hij een van de beste bewijzen voor de schuld van Esterhazy en dus voor de onschuld van Dreyfus geleverd. Eerst was door de generaals beweerd, dat Esterhazy geen inlichtingen over het kanon 120 had kun- Koenraad verwonderde zich, doch het verheugde hem heer over veel geld te worden, en hij richtte zijn huishouding in. Maandelijks moest bij van zijn uitga ven rekening doen. De heer marbel lette streng op hem, en liet hem in het oog houden; doch Koenraad leefde, zooals de heer marbel verwacht bad, armoedig als een gierigaard, en waar lip helpen kon verkwistend als een vorst; op het einde des jaars had hij toch nog 120 daal ders over; dat moest hij op rente zetten en kreeg wederom 400 daalders. Zoo ging het tot in het twintigste jaar. De heer Marbel zond den jongeling naar eene hooge school en gaf hem nieuwe toe' lage aan geld. Gewen uw lichaam aan niets, mijn zoon!» zeide hij tot hem maar ontzeg het nimmer, wat welvoege lijk en noodzakelijk i3een goed kunste naar moet geschikte werktuigen hebben want zonder deze is hij zelf ongeschikt het 'lichaam is het werktuig, de kunstenaar is de onsterfelijke geest; deze moot gij volmaken. Het ieven is kort; het is de school; vormt geest en gemoed, want wij weten niet, waarvoor wij het leeren moeteudat zullen wij in de eeuwigheid nen geven, wijl daarmede eerst geschoten was na het vertrek van Esterhazy uit het kamp - dus moesten de inlichtingen daarover verstrekt zijn door iemand van ministerie, alzoo door Dreyfus Hartmann nu had beweerd dat bedoeld kanon voor Duitschland geen geheimen meer had. Maar om aan te toonen, dat dit onjuist is, deelt generaal Deloye den inhoud mede van een nog onbekenden brief van 20 September 1891, waarin aan een Duitsch agent gevraagd wordt meer bijzonderheden mede te deelen over de kanonnen 120 court, die in het kamp te Chalons warenen voornamelijk over de uitwerking van dit geschut en over de projectielen. Voor den generaal het bewijs, dat Duitschland nog niet alles wist van dit kanon, gelijk Hartmann had beweerd Maar uit dit briefje is nog iets geheel anders te bewijzen. Het werd geschreven 20 September 1894, dus ruim 14 dagen nadat het bordereau was afgezonden immers zelfs de generaals hebben geen lateren datum voor de verzending dan be gin September kunnen aangeven. Het briefje van den 20en was dus een navraag, in verband met de onvolledige inlichtingen, welke de schrijver van het bordereau had gegeven. Men weet dus nu wat niet in het bor dereau stond, en dat waren juist de bij zonderheden, welke niet bekend konden zijn, aan een officier die den 5e Aug. het kamp verliet, maar wel aan een officier van den staf. In ons vorig nummer stipten wij reeds aan, dat het verhoor van generaal Gonse een zeer ongunstigen indruk op ons maakte wel ondervinden, waar ons de Vader aan een hooger werk plaatst. Ik bestem voor drie jaren een aanzien lijke som voor u; die zult gij gebruiken Gij zult en moet in de beste gezelschap pen, in allen gaan, om alle soorten van menschen ie leeren kennen, maar ver wijder u ook van de slechten mei; gij moet deze leoien kennen. Zijt gij zwak en wordt gij slecht, dan gaat gij veilo- rer.zijt gil steik, dan staat gy weldadig boven allen; denk eraan, dat gij na diie jaren uw eigen brood moet verdienen dan geet ik u niets meer.» HET GAT IN DEN MOUW. Ik ben rijk, althans wat men ge woon is rijk le noemen, voer de heer marbel in zijn rede voort; de rijkdom verheugt mij op zich zeiven niet, want ik heb voor mij zei ven weinig behoeften ik kon van minder leven, dan mijne dienden: wat heb ik dan aan het geld Maar dat is het, wat mij verheugt, dat ik dat alles door eigen kracht en op de onbeiispelijkste wijze verworven heb daaraan kleeft geen bloed, geen tranen maar alleen mijn zweet. Dat is de hoogste vreugde van den geest: werkzaamheid in het kleine en in het groote onschuld al het andere is meer of minder dwaas heid of dierlijkheid, b. v. eerzucht, vrou wenliefde, winzucht, heerschzucht, trotsch- hetdnijd, haat, godsdiensttwist eD dergelijke; merk dat op, Koenraadvlijtig Wij deden dat, omdat ons op dat oogen blik de tijd ontbrak voor een zorgvuldige vergelijking van den tekst met dien van andeie verklaringen welker zin ons leven dig voor den geest stond. Na bedoelde vergelijking lijdt het echter geen twijfel meer of generaal Gonse heeft met betrekking tot de bekentenissen van Lebrum Renault meineed gepleegd. Vooral de getuigenverklaring van Casimir Perier maakte deze conclusie onomstootelijk en toevallig het zoogenaamde briefje van 6 Januari 1895, dat 2L/2 jaar later nog in het bezit van den schrijver, generaal Gonse, was, blijkt bestemd te zijn ge weest, om zonder een bepaalde onwaar heid te verkondigen, denzelfde valsche indruk te wekken, dien Gonse voor het hof door een meineedige verklaring wilde doen ontstaan. Voor het overige wordt de toestand met het uur betei. Wat Trarieux mededeelde was voor het publiek geen nieuws. Ca- sella had ons alles reeds in kleuren en geuren medegedeeld. Maar toch is het van veel belang, dat deze oud minister van justitie, daartoe door Tornielli gemachtigd, dat alles bevestigde. Jammer genoeg heeft men nu slechts verklaringen uit de 2e en 3e hand Maar de Fransche regeering heeft geweigerd Panizzardi te doen ge tuigen Tornielli zeide dat de beide ambassades door de openbaarmaking van het bordereau en van het briefje Cette vauaille de D, tot de ontdekking kwamen, dat het proces- Dreyfus een dwaling was geweest. Cette vanille de D was niet Dreyfus, en de in het bordereau genoemde nota's waren door een anderen officier, niet door Dreyfus aan werken, met onschuld in het groote zoo wel als in het kleine, is het zuivere, ware wezen van den geest. Veracht het kleine niet, als ware het gering, want God heeft niets gerings geschapen, ook zijn zandkorrel en zijn worm zijn groot, Ik heb u een goede opvoeding gegeven Gij waart een wilde maar krachtige plant Thans zijt gij twintig jaar, en hebt den leeftijd bereikt, waarin in den mensch de engel met het dier strijdt; moge de engel zegepralen! Eerst wordt de mensch als plant gekweekt, dan als dier, einde lijk als engel, en velen brengen bel niet verder dan tot een wel afgericht dier. Maar het dier is niet te verachten uit het vuile stof bloeit de sneeuwwitte lelie voort, en een kleinigheid gaf mij de ware richting; ik leerde naaien en daardoor werd ik een rijk man. Dat zult gij niet wiilen gelooven, en toch is het zoo; ik was veertien jaar oud, kon lezen, schrijven en rekenen zoover was ik geoefend. Ik was de zoon van een' armen handwerksman. Mijn va der wist niet wat hij van mij maken zou, want het ontbrak overal aan geld en dat had zijne oorzaak, zoo als ik du wel inzie. Ik had een speelkameraad en vriend mijner jeugd, geDaamd Albrecht. Wij beiden waien overal en nergens, zooals jonsens zijn, wild eD losbandig; onze kleederen waren nooit nieuw, maar schielijk vuil en gescheuid; dan kreeg ik den Duitschen attaché's geleverd. Later, na zijn vertrek uit Parijs, had Von Schwarzkoppen nog eens aan Paniz zardi geschreven, dat hij nooit in eenige relatie met Dreyfus had gestaan en dat hij de feiten, waarvoor Dreyfus veroor deeld was, aan Esterhazy toeschreef. Deze brief was door bemiddeling van een ander (Casella) aan Panizzardi over handigd. Uit wat de laatste dagen bekend is geworden blijkt nu, dat van het oogen- blik dat door de openbaarmaking van het bordereau bekend was, dat Dreyfus on schuldig was, van Italiaansche zijde alles gedaan is om de waarheid aan het licht te brengen. Eindelijk bevestigde Tornielli het feit, dat toen Esterhazy ontmaskerd was, deze zich tot Von Schwarzkoppen wendde en diens bescherming inriep en dat Esterhazy met een revolver in de hand diens bescherming wilde afdwingen. Nog meer licht wordt verwacht, nu Freystatter officieel aan het spreken gaat. Hij heeft volgens de Temps, langs offici- eelen weg aan zijn chef, den minister van marine, verzocht om bij dezen te worden toegelaten, ten einde te zeggen wat zijn hart bezwaard. In den brief wordt gesproken over de ongerustheid, die bij den schrijver is ont staan door de valschheid en den zelfmoord van Henry wiens getuigenis er veel toe heeft bijgedragen om de leden van den krijgsraad te overtuigen van de schuld van den beklaagde Kapitein Freystatter voegt er bij, dat aan de rechters stukken werden medegedeeld in raadkamerhij verklaart niet geweten te hebben dat die mededeeling onwettig was. thuis slagen, doch waren die eenmaal afgeschud, dan bleef het bij het oude. Eens zaten wij in een openbaren tuin op een bank en verhaalden elkander, wat wy worden wildeD. Ik wilde luite nant-generaal, Albrecht geDeraal-superin- tendant worden. »Van u beiden komt in der eeuwig heid niets!» zeide een stokoude man in fijne kleederen, met een wit gepoeierde pruik, die achter onze bank stond, en de kinderlijke plannen gehoord had. Wij verschrikten. Abrecht vroeg: waar om niet?» De oude man zeide »gij zijt kinderen van burgermenschen, ik zie het aan uw kleeren, maar gy zijt tct bede laars geborenzoudt gij anders deze gaten in uwe mouw dulden?» Daarbij vatte hij ons beide bij de ellebogen en boorde met den vinger in de daar gescheurde mouw. Ik schaamde mij, en Albrecht ook: »wanneer te nuis,« zeide de oude heer, niemand dit naait, waarom leert gij bet dan zelf niet? In het begin hadt gij het dan ook m6t twee sieken van eene naald dichtgemaakt, thans is bet te laat, en gij loopt als bedeljongens; wilt gy luitenant-generaal en generaal- superintendent worden, begint dan bij het kleiaste; eerst het gat in den mouw genaaid, en denkt dan aan iets anders.» Wy beiden schaamden ons van harte, gingen zwygend heen, en hadden het hard niet iets kwaads van den boozeu ouden man te zeggen; ik draaide echter

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1899 | | pagina 1