J\o. 1306.
Zaterdag 11 Maart 1890.
14® «laan»-.
Nieuws- en Advertentieblad
I
voor Zeeuwseh-Vlaanderen
F. D1ELEMAN,
LEERPLICHT.
F E IL li E T 0 N.
TANTETJE ROSMARIN,
AXE
Dit Blad verschijnt elkeD Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 8 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonder!, nutnm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
AXEL.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar nlaatsmimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Vervolg.)
In zijn Memorie van Antwoord bestrijdt
de minister allereerst de door sommige
leden gedane bewering, dat het der Re
geering niet te doen zou zijn om leer
plicht, maar om dwang tot schoolbezoek,
want dat, èn blijkens de toelichting èn
blijkens art. 1 in verband met art. 4
huisonderwijs slechts bij uitzondering
wordt toegelaten. Deze opvatting nu
rust blijkbaar op misverstand, 't Is de
Reg. alleen en uitsluitend te doen om
het verzekeren van het noodige onder
wijs aan allen. Of dat onderwijs wordt
genoten op school of tehuis, is der Reg.
onverschillig, mits slechts de waarborg
bestaat, dat deugdelijk onderwijs wordt
verstrekt.
Te minder wordt schooldwang beoogd,
omdat ouders, die in gemoede bezwaren
hebben hunne kinderen aan een der scho
len in hunne omgeving toe te vertrou
wen, volgens de bepalingen van het
w o. niet gedwongen kuDnen worden hun
kroost toch daarheen te zenden, en in
dat geval van de verplichting, bedoeld in
art. 1 vrij kunnen komen, ook al bestaat
er niet het minste uitzicht, dat hunne
kinderen in plaats van schoolonderwijs,
huisonderwijs zullen ontvangen.
Evenmin kan als bedenking gelden, de
ongeneigdheid om mede te gaan met eene
regeling, welke uitgaat van de grond
gedachte, dat de Staat de opvoeding dei
kinderen in eigen hand moet nemen.
Maar in 't ontwerp komt geen enkele
bepaling voor, die slechts eenigermate
OF ALLES VERKEERD.
»IIet zjj zoo. Ik zwijg: ik wil onge
lukkig z(jn. Maar genadige vrouw, vergun
mij voor een enkel woord nog gehoor
ik moet mij bij u wegens mijne handel
wijze in het nieuwe proces veiontschul-
diger, rechtvaardigen. Mevrouw de
barones, gij vordert de scheiding, en op
het gevaar af van uwen haat, ik kan niet
toestemmen, bij God in den hemel, ik kan
niet. Geene macht der wereld zal m()
van het kleinood scheiden, dat mij onbe
wust wat ik ontving, door eene zonder
lingen zamenloop van omstandigheden, ten
deel viel."
Heer baron, gij ziet mijne vergelegen
heid. Verklaringen van dezen aard wensch-
te ik allerminst mondeling van u te ver
nemen laat de zaak over aan de advo-
I caten en rechters, ik heb u niets te ant
woorden.
»Maar zegggen moest ik het u,genadige
vrouw. Beslisse nu het noodlot over mij,
i zoo als het wilhoudt gij vol met het
proces en verlies ik het, zoo verlies ik
tevens mijn leven ik bewillig in geene
scheidingjikzouduizendmaallieveisterven,
dan dat vreeselijke ja tot scheiding uit
spreken. Haat gij mij, maar ik aanbid u;
bedoelde uitspraak zou wettigen. Ook
naar de meening der regeering zou een
w.o. hetwelk die stelling huldigde, in be
ginsel zijn af te keuren.
Volkomen ongegrond is ook de vrees
voor verzwakking van de zedelijke con
stitutie van het volk. Uitvoerig weer
legt de minister de bedenking als zou
hij ten onrechte een beroep hebben ge
daan op art. 159 en 853 Burg Weth.
in welke artikelen de plicht van de ouders
om hunne kindereu op te voeden, uit
drukkelijk is erkend.
De minister beroept zich, als bewijs
dat de Nederlandsche wetgever in be
ginsel niet afkeerig is van verplicht
schoolbezoek, op art. 81 laatste zinsnede
van de bestaande schoolwet.
Kan aangetoond wor en, dat leerplicht
voor Nederland noodzakelijk is, dan moet
tot invoering worden besloten, zelfs al
ware in dezen geen enkel land ons voor-
Er is geen enkel land aan te wijzen
waar de toestanden en de aard van het
volkskarakter geheel met die van Neder
land overeenkomen. Het best is in
dezen ons land nog te vergelijken met
Zwitserland en Denemarken, en ook daar
bestaat leerplicht.
Vast is de minister overtuigd, dat zeer
velen die nog geen voldoend besef heb
ben van de beteekenis van goed onder
wijs en hunne kinderen maar laten rond
zwerven, later, nadat de leerplicht zal
zijn ingevoerd, den wetgever erkentelijk
zullen zijn voor het genomen initiatief.
Herziening der schoolwet op sommige
punten is wenschelijk, ja dringend noodig
en zal ook na het tot stand komen der
verwaardig mij in dit leven met geenen
blik, mei geene gedachte meer, maar ik
aanbid uik denk tochmijne gemalin
werd mij voor Gods altaar gegeven en ik
ben in mijne misleidingen zoo zalig als
eeD krankzinnige"
»Ik moet u dringend bidden heer
baron
>Nu ben ik gerust, genadige vrouw,
want ik heb mijn hart ontlast Gij weet
het nu dat ik u bemin ik zal u ver
laten, maar ik zal u beminnen ik zal u
gehoorzamen, ik zal u mijnen aanblik ver
bergen, maar ik zal u uit de verte be
spieden en u beminnen - Ach, en wan
neer gij m\j alles ontzegd vergun dan
den vader dien ebuigen wellust slechts
dat bij somwijlen zijnen zoon mag zien.
Ik waag het niet, dit gerechtelijk te vor
deren, maar ik waag het van uwemenscbe-
lijkheid te verlangen."
Op dezen toon, sprak hij nog lang, en
het bedeesde Suusje was monschelijk ge
noeg hem aan te hooi en en hem zelfs te
beloven, dat hij somwijlen zijnen zoon
zoude zien.
»Somwijlen," riep de baron met smar
telijke hevigheid en natte oogen, ach som
wijlen, de vader mag zijn kind somwijlen
zien ook deze aalmoes, neem ik dank
baar van uwe goedheid aan. Somwijlen
wanneer mij echter mijn zool- zoo
zelden ziet, zal ik dan niet altijd als een
vreemdeling voor hem staan Ach ge
nadige vrouw, eene bede ik heb hier
leerplichtwet reeds zeer spoedig aan de
orde worden gesteld.
Dat het noodig zou zijn aan de over
heid meer macht te geven tegenover de
onderwijzers, kan vooralsnog niet worden
toegestemd.
De minister kan zich niet vereenigen
met de meening dat aan de invoering
van leerplicht behoort vooraf te gaan
een aanvulling van art. 47 der schoolwet
in dien zin, dat van gemeentewege voor
het verstrekken van voedsel en kleeding
aan behoeftige schoolgaande kinderen
moet gezorgd worden.
Ten volle onderschrijft de minister het
antwoord van vele leden gegeven naar
aanleiding van de opmerking, dat in
diening van dit w.o. kort vóór de aan
vaarding der Regeering door de koningin,
onpolitiek en onkiesch was
In zijn verdere breedvoerige bespreking
van de onderscheidene paragrafen van
het Yoorl. verslag herinnert de minister
o. a. dat daar wordt gewezen op het
verband tusschen leerplicht en kiesrecht.
Al werd daarvan in de Mem. van Antw.
geen melding gemaakt, toch verklaart
de minister het geheel eens te zijn met
die leden, die van oordeel zijn, dat lager
onderwijs voor allen in onzen tijd van
te meer belang is, nu het kiesrecht
gaandeweg meer wordt uitgebreid. De
meening dat de verplichting tot het zen
den van kinderen naar de school voor
behoeftige ouders ernstige bezwaren heeft,
zal de minster niet geheel tegenspreken
Dat regeling van den veldarbeid van
kinderen een noodzakelijk gevolg zou
moeten zijn van invoering van leerplicht,
kan de minister niet toegeven. Die arbeid
beide zakken vol suikerwerk en speelgoed
looden arm^ën en zee-schepen, ballen en
een prentenboek ik heb het voor Pom-
pejus medegebracht. Ik bid u genadige
vrouw, geef dit aan mijn kind zeg het,
dat het van zijnen vader komt."
Terwijl hij zijne zakken haastig ledigde
en Suusjes breizak vulde, had de goede
baron van vreugde kunnen juichen en
Suusje hem met luider stem alles ver
geven, doch beiden verborgen zich voor
elkander achter het masker der welvoeg
lijkheid en hielden eenen toon, die wonder
lijk met den kreet der natuur in hunne
borst in stiijd lag.
De baron greep nog schielijk in zijn'
zak, en haalde er zijne op yvoor geschil
derde beeldtenis in een papier gewikkeld
uit, welke in eenen gouden rand gevat
met kleine paar'en bezet was en opdat
mijn zoon mijne gelaatstrekken niet ver-
leere, zoo geet hem ock dit beeldlaat
hem het bijzijn speelgoed voegenzeg
hem dikwerf: dat is het beeld uws vaders,
die u zoo lief he6ft. Ach. wanneer hij
mij slechts somwijlen ziet, zal hij niet
leeren mij lief te hebben. Ik bid u, geef
gij het hem." Het lag reeds bjj de an
dere dingen in den breizak.
Zoo was er een uur in de vlucht ver
praat, beiden zouden er een eed opgedaan
hebben, dat't heteenesekondogeweest was
»En wanneer, genadige vrouw, wanneer
mag ik Pompejus zien vraagde bij bij
het afscheid.
zal reeds beperkt worden door invoering
van leerplicht.
Dat het schoolverzuim van dien aard
in Nederland is, dat leerplicht gerecht
vaardigd is, blijft de minister een feit
achten. Onder anderen waren er op 1
Januari 1897 59720 kinderen, die op den
leeftijd waarop zij zonder wettige ver
hindering school dienden te gaan, niet
sch. gingen en zelfs niet ingeschreven waren.
De bestrijding der invoering van leer
plicht op grond van de achterstelling van
het bijzonder onderwijs bij het openbare
geeft den minister aanleiding tot eene
beschouwing waaruit zijns inziens blijkt
dat dit verwijt ongegrond is. Ook had
de minister meer erkenning en waar
deering verwacht van de wijze waarop
hij aan gemoedsbezwaren heeft trachten
te gemoet te komen.
De verklaring van art. 8 (nieuw art.
10) le lid wordt barbaarsch en draco
nisch genoemd en beschouwd als een
ergerlijke inmenging in het ouderlijk ge
zag. Bedoelde bepaling komt hierop neer,
dat een vader die geen huisonderwijs
kan geven en ook in zijne omgeving
geen school vindt, waaraan hij zijn kind
wil toevertrouwen, om vrij te komen
van zijn leerverplichting de verklaring
moet afleggen dat hij zijn kind liever
van onderwijs verstoken wil laten dan
het naar eene der bedoelde scholen te
zenden.
Wat daarin barbaarsch en draconisch
gelegen is kan de minister, met den
besten wil, niet inzien. Dat de aan het
school toegekende discretionnaire macht
tot öf onuitgevoerd öf tot inquisitie zou
leiden kan de minister niet toestemmen.
»Heer baron, ik moet de achting jegens
mijne tante bewaren, die ik haar schuldig
beu in allen gevalle, zult gij van dag en
uur bericht ontvaDgen."
Zoo scheidde men van elkander. De
baron ijlde naar zijnen jager aan het einde
des parks zette zich te paard, en jaagde
den gewonen weg naai zijn slot terug.
Suusje droeg het speelgoed naar hare
kamer, en sloot het zorgvuldig weg; bij
het avondeten zat zij stil te droomen, en
liet de forellen koud worden, hoe dringend
ook de heer Seblein en tantetje Rosmarin
haar tot eten aanmaanden.
NIEUWE CHICANEN.
Tantetje Rosmarin was voortaan goeds
moeds, dewijl er van tjjd tot tijd hoop
volle berichten kwamen van den heer
Kortbeenalleenlijk vond zij Suusjes on-
vershilligheid omtrent het proces zeer
zonderling. »Het is toch niet mijn proces
maar het uwe," zeide zij wel tienmaal
op den dag, en het bracht hare gal in be
weging, wanneer de goedaardige nicht het
zelfs waagde tusschen beiden een wooidje
te zeggen, dat men als een zacht oordeel
ten gunste des barons kon uitleggen.
Maar in Suusjes borst stond het thans
geheel anders dan vroeger. De bekende
spookverschijning had eenen geheel eigen
invloed op haai gehad, en de doordringen
de, teedere toon, waarop men in het
bosctije dat „ik aanbid u" gezegd had, kon
volstrekt niet vergeten worden. De ring