No. 1195.
Woensdag 2 Februari 1898.
I3e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
3*3
voor
Zeeuwse h - Vlaanderen
F. DIELEMAJY,
AXEL.
De vrede van Munster.
FEUILLETON.
DE BOODSCHAP.
COUIt A!\T.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oentj
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters wordei
naar nlaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Zondag 30 Januari, is het twee en een
halve eeuw geleden, dat de vrede van
Munster werd geteekend.
Dezer dagen hield in het Koninklijk
Oudheidkundig Genootschap prof. dr. H. C.
Rogge 0V9r dit gewichtige, historische feit
eene voordracht, waaraan de M. Ct. aan
de hand van het Hbld het volgende ont-
leenen
Met dien vrede begon ons zelfstandig
volksbestaan onze Staat werd erkend als
onafnankelijk en kreeg een belangrijke
plaats onder de Staten van Europa. De
republiek ging mede tellen andere Sta
ten zochten met bijzondere begeerte haar
vriendschap.
Met opzet wilde prof. Rogge spreken
over den vredi van Munster en niet over
den Westfaalschen vrede. Want de on
derhandelingen met Spanje, hoewel de
republiek pourparlers had te voeren met
alle oorlogvoerende Staten, stonden van
het begin tot het einde op zich zelf. Noemt
men den vrede van Munster het begin
van het zelfstandig volksbestaan, dan
dient begrepen, dat er geen sprake was
van Óen Staat, maar van de vereeniging
van gewesten. Het verlangen naar den
vrede was niet algemeen, Holland, dat
een groot deel van de enorm hooge oor
logskosten droeg, verlangde den vrede.
Andere gewesten wenschtee dien niet zoo
uitdrukkelijk, en Zeeland kon zelf met
den vrede geen vrede krijgen.
Doch gelijk gezegd, Holland, dat het
geld gaf, verlangde het einde, en deed
alles om tot overeenstemming te komen
Eerst in 1641 kwam het zoover. In Sep-
tember 1643 zouden de onderhandelingen
een aanvang nemen, in overleg met en
met samenwerking van Frankrijk. Want
het verbond met dat land vorderde geza
menlijk oorlogvoeren en gezamenlijk vre
de sluiten met Spanje. De Fianscbe
heeren kwamen vex na den bepaalden
tijd te 's Gravenbage, sloegen er een
hoogen toon aan en trokken weer weg
zonder veel uit te richten. Doch men be
gon toen werk van de zaak te maken.
Benoemd werden in de jaren 1644 en 45
onderhandelaars van alle zeven gewesten,
terwjjl ook Spanje voor ziel} en de Zuide
lijke Nederlanden onderhandelaars aan
wees. Portretten van die heeren vindt
men in velschillende uitgaven, waarvan
de eerste in 1648 reeds verschenen.
Toen men zoover was, moest men tot
eenheid van gedachten komen, waarbij
vooral Zeeland veel bezwaren bijbracht.
Zeeland had belang bij den oorlog en voel
de niets voor den vrede. Ook de kerke
lijke autoriteiten hadden een woordje
mee te praten. Doch de giiffiei bad in
1646 zijn instiucti6 opgemaakt, dié drie
hoofdpunten bevatte.
Spanje zou ten eerste onze vrijheid en
onafhankelijkheid erkennen ten tweede
wij zouden behouden wat door verovering
verkregen wasten derde ons zou de
vrije vaart op Indië gewaarborgd zijn.
De vrede kwam gelijk bekend, twee jaar
later tot stand. Onze gezanten, werden
behandeld op gelijken voet als die van
Soanje en Frankrijkja dezen bewezen
hun alle mogelijke eer. Spanje had den
vrede noodig.
Intusschen echter werd door Spanje en
Frankrjjk nog een geheime onderbande-
(Slot.)
De Graaf las des Konings werk op
merkzaam door, doch vond er niets in,
dat hem het verschynsel ophelderde. Ein
delijk besloot by, om eens wederom m de
geestenkamer te waken. Hy deed het en
op het gewone uur verscheen ook de geest
nog toorniger, zoo het scheen, dan te voren.
Maar eene onverwinneltjke vrees verzegelde
ook nu weder des Graven lippen en oogen
en toen hy deze laatste weder opende,
was de geheimzinnige gast ook weer ver
dwenen. De Graaf zag nu geen ander
middel, om aan de spokery een einde te
maken, dan weder naar den Koning te
gaan en Z. M. aan de belofte te herinneren.
De pedante Jacobus ergerde zich aanvan
kelijk, dat zijn boek zoo geheel zonder
uitwerking gebleven was doch eindelijk
stemde hij er in toe om den grootelyks
verheugden Graaf naar Glaronville te ver
gezellen. Weldra bemerkte het edele paar
het kasteel van Harold alwaar deze den
Koning, op diens uitdrukkelijk verlangen
als den Graat van Glennock aan zyne ge
malin voorstelde, die, zoo als hij zeide,
uit loutere nieuwsgierigheid gekomen was,
om iu het spookverlrek te waken. Na
ling tot den vrede gevoerd, die voor de
Nederlanden wel wat gevaarlijk scheen.
Er was sprake van een huwelijk lusscben
den jongen Lodewijk XIV en de Spaan-
spaansche infante, waarbij »deNederlanden
aB bruidsschat zouden wordeD medege
geven. »De Nederlanden" was een rek
baar begrip, en men maakte zich wezen
lijk bezorgd over dezen loop der onder
handelingen. Met het oog hierop verlang
den de onzen dan oo< naar den afloop
van de besprekingen. In 1647 werden
de processen-ver baal van datgene, waar
over men heteens geworden was, ge
teekend. en een paar der vertegenwoor
digers gingen terug om met de Staten in
overleg te treden over deze punten. Het
duurde alweer lang voor er een besluit
vielonze staatsmachine zat nogal inge
wikkeld in elkaar. In het laatst van 1647
kondon de heeren naar Munster voltrek
ken en de onderhandelingen weder her
vatten. Toen begon Frankrijk weer roet
in het eten te gooien. Lodewilk XIII
was gestorven en men had gedacht, dat
Frankrijk wal matiger in zijn eischen
zoii worden. Doch eer het tegendeel was
het geval, en de zaak bleef zoodanig op
sleeptouw, dat Spanje dreigde de bespre
kingen af te breken. Doch Holland ver
langde den vrede, en door de omstandig
heden werd beëindiging van den ooi logs
toestand geboden. Frederik Hendrik was
overleden en Willem II, zijn opvolger,
verlangde niets liever dan voortzetting
van den krijg. Men zette dus maar spoed
achter de zaak. Op 30 Januari 1648
kwamen de Nederlandsche en Spaansche
gezanten te Munster bijeen met het vaste
plan de tractaten te teekenen. Van uur
tot uur wachtte men op de Franscben,
doch toen zy er des avonds nog niet wa
rep, ging men tot de onderteekening
over.
Er restte nog de ratificatie, Hierbij
was het alweer Zeeland, dat bezwaar
maakte. Het vond daarbij steun by
Utrecht, hetwelk meende dat een zoo ge
wichtig besluit als de ratificatie met al
gemeene stemmen moest genomen wor
den. De uiterste termijn -vas 4 April»
en do Staten-Generaal hebben dan ook op
dien dag by meerderheid van stemmen
het vredestractaat goedgekeurd. Veertien
dagen daarna had de ratificatie plaats en
15 Mei volgde de definitieve sluiting van
den vrede.
Natuurlijk bleef het vreugdefeest bij dit
heuglijk feit in ons land niet uit De
dichters wachtten dat zelfs niet af en be
gonnen dadelijk geweldig te werken, tot
verzen van duizend regels toe.
Te Amsterdam werd het feest zeer
schitterend gevierd, Burgemeesteren ge
lastten vertooningen op den Dam, waar
over interessante prentjes bewaard z^jn
gebleven. Dichters als Coster, Brandt,
Vos schreven gelegenheidsstukken. Bij
deze gelegenheid is ook voer het eerst
na jaren weer gebruik gemaakt van de
Nieuwe Kerk, die inwendig geheel door
brand vernield was, 7 Mei werd een
aanvang gemaakt met de opvoeringen
van Vondel's Leeuwendalers. De oude
kerk werd getooid met twee beschilderde
glazen. Er zijn redenen om aan te nemen
dat een dezer glazen door de burgemees-
teien is geplaatst en bekostigd.
Nog diende tot viering van het vreug
defeest de aanbieding van een gouden
het. avondeten herinnerde de Graaf zijnen
gast, dat het tyd werd, om zich naar de
bewuste kamer te begeven. Jaccbas werd
bleek, en begon een weinig te sidderen,
doch na eenige toespraak stond hy op en
met degen, pistolen en een bijbel gewapend
betrok net dappere paar eindelyk het ge
vreesde vertrek, waar alles doj stil was.
Met bange vrees aanschouwden onze
geestenbezweerders den tragen loop der
uren, en juist toen de laatste klokslag bet
uiidderuachtsuur had aangekondigd, wees
de Graat met bev ndeu vinger naar den
rampzaligen hoek, waar de grrnd zich
scheen te openen en de gestalte langzaam
oprees. Met langzame schreden naderde
zy den Koning, liet voor zijne voeten een
zwart verzegelden brief vallen, met bet op
schrift„Aan zijne genadige Majesteit
den Koning Jacobus," en verwijdeide zich
toen weder even zoo langzaam naar hare
vorige plaats, waar zij staande bleef.
Intusschen zat de Koning als een schrik
beeld aan tafel. De briet bleef ongeopend
op den grond liggen, tot dat de stem vuis.
den Graaf, die hem verzocht dien op te
nemen en te lezen, hem tot zelveu bracht.
„Man 1" zeide hy, „wie zou iets van den
Bouzen aannemen en lezen willen? L)ocli
wacht een weinig laat ik een beker wijn
ledigen, mog-iyk lees ik hem dan nader
hand," Nadat de monarch zijne levens
geesten eeuigzins had opgewekt, raapte
hy den brief op, opende dieu met frees
achtige blikken op den nog altoos daar
staandeu geheitnzinnigen bode, en las daar
op met verstommende ontzetting het vol
gende „Heelt Uwe Majesteit haren ouden
getrouwen onderdaan Hendrik, Graaf van
Northumberland vergeten En toen
de Koning weder naar de gestalte zag,
ontwaarde hy, hoe deze de schrikaanjagende
vermomming van zich wierp en in de edele
gedaante van zijn voor dood gehouden
vriend en medgezel voor hem stond
De Koning herstelde zich aanstonds en
riep met waardigheid »Treed nader en
overtuig ons door de aanraking onzer
Koninklijke hand, dat gij noch dood, noch
een geest zijtDe Graaf trad met waar
dige houding toe, deed zoo als hem be
volen was en riep toen, nadat hij zyn ver
baasden zoon haastig gegroet had „Volg
mij terstond, of wij zijn alle verloren 1«
Terstond greep de Koning zijn degen en
een zijner pistolen en trad hem achterna,
zyn zoon deed insgelijks en nadat hy
hen begrijpelijk gemaakt had. dat hun
leven van hun stilzwijgen afhing, bracht
hij hen aan de valdeur, waardoor hij op
gekomen was, en steeg voorzichtig door
deze met hen naar beneden. Er heerschte
eene dikke duisternis en na een langen
gang te zyn doorgegaan, daalden zij een
anderen trap ai, die ben in een soort van
gewelf braeht. Hier bleef hun leidsman
staan en bad hen dringend om wat zij^ook
zien of hooren mochten volstrekt geen ge
luid te geven en hem op zijn wenk weder
terug te volgen, Beide volgden zij met
angstige harten, tot dat zij door een spleet
in den muur Jicht zagen en een zacht ge
mompel van stemmen zich liei hooren.
Nogmaals legde de Graaf den vinger op
den mo d en nu hoorden zij het volgende
gesprek »Met klokslag van tweeen,"
zeide eene stem, „gaan wij alle door het
gewelf en den gang in des Graven kamer."
»Ja," sprak eene andere, die men ter
stond voor die van den schurk John her
kende, „de Graaf is nu in zyne slaap
kamer. Men zegt, dat hij daar alie nach
ten een geest zietwy moeten alzoo op
mensch en op geest vuren." »Dat
zullen wij,< antwoordde de eerste stem
weder, „de toorn van Ferdillan zal dan
eerst rusten, wanreer Northumberland in
het naaste gewelf rust." Hier gaf de
Graaf het teek6n tot den aftocht en wel
dra bevonden zich onze avonturiers weder
om in het slaapvertrek.
Aldaar zijnde kwam de Koning met da
beide graven na eene korte beraadslaging
nopens het volgende plan overeen zy de
den de lichten uit, schoven de bedgordij
nen dicht, riepen zes bedienden op, die zjj
van wapenen voorzagen, en die zij in de
grootste stilte in de donkerste hoeken van
het vertrek verstaken. Hunne order was
zich in stilte achter de mannen te plaatsen
die zij zouden zien opkomen, eu zoodra
zy een pistoolschot hoorden ze to grijpen
ip den gror.d te werpen, en te binden.
Ook beval de Koning hun uitdrukkelijk^
zich niet dan in geval van nood van hun