Binnenland. hadden en werden bijgestaan door tw9e anderen, de beide te Rotterdam aange houden personen. Een dezer laatsten, die zich te Rotterdam Wallace noemde, en te Antwerpen als Kerry bekend was, bleek de lang gezochte Kearney te zijn, die in 1883 da gasfabriek te Glasgow in de lucht had doen springen. Een nog onbekend belangrijker aan houding werd te Boulogne gedaan. Daar vond men den Ier Tynan, de als „no. 1" beruchte moordenaar van lord Frederick Cavendish en van Burke, die iD 188? in het Phoenixpark te Dublin werden dood gestoken. Tynan, die jaren lang uit het oog was verloren, schijnt reeds een maand in Europa te hebben vertoefd en werd al dien tijd door Engelsche detectives gevolgd. Want het blijkt, dat de justitie ineens haar slag wilde slaan, en alle verdachten op hetzelfde oogenblik arresteeren. Daar door bereikte men het voordeel, dat geen der in het complot betrokkenen door de aanhouding van een kameraad op de vlucht ging of zijn correspondentie ver nietigde. Uit alles blijkt, dat het plan der justitie meesterlijk was bedacht en even goed werd uitgevoerd. Er werd ingegrepen op he oogenblik dat alles gereed was, en Bell reeds in Schotland vertoefde, waar de aanslag zou plaats hebben en waar bij nu is geairesteerd. Zoowel Bell als Tynan waren in het bezit van belangrijke brieven 6n van groote geldsommen. Ook de Fransche politie deed een be langrijke arrestatie en maakte zich te Montpellier meester van een als Rabardy bekend anarchist, die voor twee jaar te Panjs twee groote aanslagen pleegde. M. Ct. - H. M. de Koningin-Regentes begaf zich Dinsdag met het gewone ceremonieel van het paleis naar het gebouw der Tweede kamer, waar zij door eenecom- misse ontvangen werd en waar de leden van beide kamers, de ministers, de kan selier der orden en leden van den Raad van State reeds bijeen waren. Voorafgegaan door den Ceremoniemees ter, de Kamerheeren, de Groot- officieren en den Opper Ceremoniemeester, werd H, M. door de commissie naar de vergader zaal geleid. Zich plaatsende voor den Troon, sprak de Koningin-Regentes de volgende rede uit Mijne heeren Het is mij aangenaam de vertegen- heeft opgelegd te zweren dat gij nimmer met dat meisje eone ongeoorloofde ge meenschap hebt gehad, en geen trouwbe lotten aan haar hebt gedaan. Zijt gij be reid, dien eed in onze handen at te leggen „Daar is hij aan toe,' antwoordde Kranghand. „Niet van u, maar van Alfing zeiven verwacht ik een antwoord op mijne vraag," sprak de secretaris met ernst. Willem, bleek als een doode, bleef zwijgen. »Wat antwoordt gjj hernam de secre taris. „Ik ben bereid stamelde Alfing bevende over zgn gansche lijf »Ik heb het gehoord," vervolgde de secretaris met nadruk„maar, Willem Alfing, weet gij wat het zegt, te zweren bij den naam van God, Hem aan te roepen die heilig is en een gruwel heeft van de tong, die liegtweet, gij dat de lank moedigheid Gods hare grenzen heett en dat Hij niet onschuldig zal achten dien, die zijne geboden schendtzoo weet gij ook, dat Hij is een toornig God, wrake nemeude op een iegelijk, die valschelijk zweert en de ziele des meineedigen over gevende ter eeuwige verdoemenis.'' Met moeite had Willem zich onder deze toespraak staande gehouden. Geen op de pijnbank gelegde misdadiger onder vond grooter folteringen dan hij. Hij zag den geopenden afgrond als voor zijne woordigers van het Nederlandsche volk wederom ter behartiging vau 's lands be lang vergaderd te zien. De toestand van land en volk geettin menig opzicht aanleiding tot voldoening. De betrekkingen tot de buitenlaudsche mogendheden zijn van den meest vriend- scbappelijken aard. Zee- en landmacht gaan voort zich zoowel hier ie laDde als in de overzeesche bezittingen op loffelijke wijze van hun plicht te kwijten. Ik breng hulde aan de voortvarendheid en den moed van het Nederlandsche Indiscne leger, dat, met krachtige bij stand van de zeemacht, de afvallige hoofden in Atjeh de macht onzer wapenen op gevoelige wijze doet ondervinden. Met weemoedigheid herdenk ik de offers, die daarvoor moesten worden gebracht. De oogst heeft ovei het algemeen de goede vei wacbtingen, die daarvan ge koesterd werden, niet teleurgesteld. In de uitkomsten van het landbouw bedrijf kwam nog geen gunstige wending, doch overigens is in de onderscheiden takken van handel en nijverheid voor uitgang merkbaar. Ook in dit zittingjaar zal een inspan nende arbeid van u worden gevorderd. Verschillende belangrijke wetsontwerpen zijn reeds bij u in behandeling, Andere gewichtige voorstellen, waar onder die tot nadere regeling der ge meecte-financiën en tot verplichte ver zekering van werklieden tegen de ge volgen van ongevallen, werden ingediend of zullen u eerlang bereiken. De economische toestand onzer be zittingen in Oost en West-Indie kan over het geheel gunstig worden genoemd öp uwen ijver en uwe toewijding tot volbrenging der veelomvattende taak, die op u rust, blijf ik bij voortduring staat maken. Mogen uwe werkzaamheden onder God's zegen strekken tot welzijn van ons dier baar vaderland! In naam der Koningin verklaar ik de gewone zitting der Staten Generaal te zijn geopend." Woensdagmiddag te ougeveer kwart voor twee uur kwam te Middelburg aan H. K. H. prinses Maria der Nederlanden, gemalin van Z. D. H. den vorst zu Wied, vergezeld van de beide prinsesjes en gevolg bestaande uit twee hofdames. De hoogs gasten, per open landaueis van Domburg gekomen, stapten af aan bet hotel de Abdij, waar zij eenige oogen- blikken vertoefden en waar de Neder landsche vlag was uitgestoken. Te klokslag twee uur namen de booge voeten maar als by terug wilde treden, verijdelde een blik of stoot van Kranghand dat goede voornemen. Zij,n geweten, dat hem als een goede engel poogde te redden, werd overwonnen door de aansporingen van Wessel, die hem in waarheid tot een duivel was. »Ja," antwoordde Willem op een wenk van zijnen oom. „Het zij zoo," riep do secretaris met forsche stem, terwjjl bij heftig aan de schelkoord tok. De landspander trad binnen. »Open de ramen en deuren," gebood de secretaris, „opdat de satan als hij den meineedige zal aangrijpen en van hier wegvoeren, niemand anders sahade dan hem alleen. Eer de landspander aan dat bevel vol doen kon zonk Willem machteloos naast zijnen oom neder. Haastig beurde Kranghand zijnen neef van den grond op, en hem daarna op een stoel zettende, nam liet gelaat des grijsaards eene uitdrukking aan, die al de aanwezigen met huivering vervulde. Hjj geleek den booze in eigen persoon. Weldra gelukte het hem, aan Willem eene zekere mate van zellbeheersching terug te geven. Langzaam richtte Willem Zich nu weder op, terwijl Kranghand hem iets met drift en blijkbare strengheid in het oor fluisterde. En als nu de secretaiIb lot Alfing zeide „Kom nader en zweer," waggelde hjj de tafel nader. bezoekers op nieuw plaats in de rijtuigen en begaven rich naar het paleis van den commissaris der Koningin in Zeeland, waarvan eveneens de driekleur met Oranjewimpel woei. In de vestibule worden de prinsessen ontvangen door jhr. mr. W. M. de Brauw en mevrouw De Brauw. De laatste bood der vorstin een prachtig bouquet aaD, terwijl ook aan de prinsessen bloem ruikers geboden werden. Bij den commissaris der Koningin gebruikte H. K. H. de lunch. Na afloop daarvan bezichtigde de vorstin met de prinsessen en vergezeld van jhr. mr. W. M. de Brauw en zjjne ochtgenoote, henevens van het gevolg, de restauratie werken in de Abdij. De vorstin scheen in de restauratie vee! belang te stellen en liet zich door den beer J. A. Frederiks, architect van de gouvernementsgebouwen, verschillende inlichtingen geven. Ook werd door de hooge bezoeksters eenigen tijd vertoefd in de koffiekamer van de voormalige Conceitzaal, waar zij het gerestaureerde gobelin tapijt bezicb tigden. Nog werd door het vorstelijk gezelschap eene visite gebracht aan de Nieuwe kerk, waar de fraaie graftombe van de Evertsen en de andere monumenten, op het huis van Oranje betrekking hebbende, werden bezichtigd. Na deze bezoeken wandelde het hooge gezelschap langs het koorkerkhof naar de Abdij, waar voor het hotel der Abdij de rijtuigen gereed stonden om het weder naar Domburg terug te voeren. Alvorens maakte de voistin nog een rijtoer door de stad en bezocht o. a. het antiquiteiten-magazijn van den beer J. A. W. du Bois in de Lange St. Pieter straat. (M. Ct.) De Staatscourant van Donderdag 17 Sept. bevat de afkondiging der kieswet. Zjj komt voor in Staatsblad no. 154. Do maandstaat van de opbrengst der. rijksmiddelen over Augustus en dus tevens over de eerste acht maanden des jaars is van bijzondere beteekenis, omdat hij openbaar wordt gemaakt kort voor de staatsbegrooting wordt ingediend. De minister van financiën grondt dan ook op dien staat zijn becijferingen over de vermoedelijke uitkomst van het loopend jaar. Ook ditmaal kan hjj van een zeer gunstigen toestand spreken. De middelen hebben bijna 3x/2 millioen meer opge bracht dan in 1895. Wel zijn zij bij de 8/12 der raming voor bet geheele jaar nog Doch zoodra Weenink dit zag, vroeg hjj het woord, en het ontvangen hebbende, zeide hij met ontroerde stem Mijnheer de secretaris en gij, edel- mogende ettegruwt Willem Alfing er niet van om [zijne ziele den satan over te leveren, wij meenen onze consciëntie te bezwaren door deel aan die overlevering te nemen. Wat hij voor eeuwig zou willen verliezen, dat willen wij trachten te behouden. Wjj schenken hem den eed en verklaren van onze vordering at te zien »God zij geloofd 1" mompelde Tabing, en tranen glinsterden in zijne oogen. „Het zij zoo," sprak de secretaris diep ontroerd. Een blik vol schaamte maar tevens van dank straalde uit Willems oog, terwijl een hateiijke lach om Kranghands lippen speelde. Toen nam de secretaris protocol van den loffeltjken etstoel en schreef naast de laatst door ons vermelde beschikking des rechteis deze woorden „Certifieere mits dezen, dat Willem Alfing na voorafgaande serieuse waar schuwing voor de straffe des meineeds, voor mij, in presentie van de wed Harm Brinkmeljer, den ette Geert Tabing, den heei doctor Otto Weenink en Wessel Kranghand, oom van Willem Alfing, heeft verklaard, den hem opgelegden eed te willen presteren. Na deze verklaring te hebben gehoord, gaf doctor Weenink èi/4 millioen ten achter, maar dit tekort komt geheel terecht. Het vindt namelijk nagenoeg geheel zijn verklaring bij de directe belastingen, waarvan een belang rijk gedeelte eerst in de laatste maanden des jaars wordt afbetaald. Het verschil der ontvangsten uit die belastingen met 2/3 der raming bedraagt ruim 4 millioen en aan die heffing is in 1896 reeds 6 ton meer ingekomen dan in 1895. Daaruit volgt, dat de overige middelen reeds bijna 3 millioen boven 1895 hebben opgeleverd en ongeveer 1 millioen meer dan 2/3 der raming. Bijna alle onderdeelen hebben tot die vermeerdering bijgedragen. Het meest de invoerrechten, welker scherpere inning al 14 ton hoogere ontvangsten beeft be werkt dan in 1895 (toen zij eerst met 1 Aug. in werking trad) en ruim 5x/2 ton boven 2/3 der raming in de schatkist beeft gebracht. De accijnzen bleven echter nog l1^ ton onder de raming (enkel wegens het ge distilleerd), maar gaven al 8 ton boven 1895. De indirecte-belastingen zijn al 6 ton boven de '-amir.g, maar slechts ruim 1 ton boven 1895. De zegel- en registratie rechten zijn een kleinigheid beneden 1895 gebleven, maar de successierechten waren l3/4 ton hooger. De loodsgelden gaven 140,000 boven 1895, de posterijen bijna 4 ton meer, de rijkstelegrafen echter raag als altijd onder hel hoog binnenlandsch tarief) 1500 minder. De overige middelen bieden geen aan leiding tot opmerkingen. Hbld Woensdag is de heer mr. J. H. L. Haffmans, lid der Tweede Kamer voor het district Venló, overleden. - De voorzitters der beide kamers hebben Dinsdag do deugd betracht van zeor kort te zijn in hunDe toespraken. In de Eerste, waar al de in Juni her kozen en gekozen leden werden toegelaten, zeide de als voorzitter herbenoemde heer mr. A. van Naaraen van Eemnes het volgende. Mijne Heeren Het hooggewaardeerde vertrouwen van H. M. de Koningin-Regentes heeft mjj wederom geroepen tot het voorzitterschap. De welwillendheid, van u steeds onder vonden, doet mij verwachten, dat bet mij mogefijk zal zijn, ook nu weder uwe vergadering naar behooren te leiden. Vele gewichtige beslissingen zijn ten vorigen jare door u genomen. Ik hoop dat wij ook dit jaar onder Gods on misbaren zegen werkzaam zullen namens zjjne cliente te kennen, dat zij aan voornoemden Alfing dén hem opge dragen eed schonk en van hare vordering afstand deed. Actum Assen, den »De secretaris." Onder de personen die een hartelijk deel namen in de zaak van Wemeltien, be hoorde ook inzonderheid Wouter van Wijdenés. Hoewel hg het arme bedrogene kind niet persoonlijk kende, had hijeven wel zoo veel van haar gehoord dat hjj het zich tot een waar genoegen rekende, haar lot zoo veel mogelijk te helpen yer- zachten. Wetende dat de familie Wee nink het gezin te Benneveld in stilte ondersteunde, voegde hij daar telkens iets van het zijne bij en wilde altijd meer geven, dan de bedachtzame Otto meende dat goed was. Doch deze geldeljjke ondersteuning was Wouter niet genoeg hij wenschte meer voor hel ongeluk kige meisje te doen. Maar wat Zie, dat was de vraag waarop het antwoord achterwege bleef. Toch bleef hij er op peinzen en denken, niet twijfelende, of hij zou vroeger of later de gelegenheid vinden om aan de neigingen »an zijn meewarrig hart te voldoen. Tijd en volharding zijn krachtige hulpmiddelen om een voorge nomen doel te bereiken beide die mid delen stonden Wouter in ruime mate ten dienst. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1896 | | pagina 2