Rechtszake (xemengd Nieuws. Het Hbld. het plan voor het hulde blijk aan II. M. de Koningin-Weduwe, Regentes, evenals wij eenigen tijd ge leden, met ingenomenheid begroetende, voegt daaraan een zeer goeden wensch toe »Uit alle provinciën zijn reeds zoo 3chrijft het Amst. blad geëerde mannen tot de hoofdcommissie toegetreden. Bij de samenstelling is blikbaar er naar ge streefd, om, uit een aantal gemeenten een kern te vormen, die zich met de uit voering van het denkbeeld zal belasten. De voorname taak zal echter gelegd worden in da handen der plaatselijke com missies. welke zeker weldra allerwege zullen in het leven treden. Het zal wel overbodig zijn op te merken, dat bij de samenstelling dier plaatselijke commissiën zooveel mogelijk moet worden gestreefd naar veelzijdigheid, opdat aan alle klassen der maatschappij gelegenheid tot mede werking worde gegeven en' de betooging zoodoende een echt nationale zij. AXEL, den 11 September 1896. Te Terneuzen werd Woensdag door het bestuur der vereeniging »Door een dracht sterk" aanbesteed de levering van 31800 K.G. Superphosphaat. Ingeschreven werd door de heeren M. de Jonge te Hoek voor 2,65 en P. J. Scheele te Terneuzen voor 2,62, per 100 K.G. aan den laagsten inschrijver is de levering gegund. Door het bestuur der vereeniging «Doelmatige samenwerking" te Hoek werd Dinsdag aanbesteed de levering van 15000 K.G. Superphosphaat. De laagste inschrijver hiervoor was de heer P. J. Scheele te Terneuzen voor 2,62 per 100 K.G., aan wie de levering is gegund. Gisteren had van wege de Maat schappij «Voorwaarts» te Axel (Kijkuit) ten huize van den heer A. van Dorsselaer de aanbesteding plaats van 25,000 K.G. Superphosphaat. Hiervoor werd ingeschreven door de heeren E. Staal te St. Jansteen voor 2,63 9n D. J. Uggel alhier voor 2,62, per 100 kilogram. De levering is aan den laagsten inschrij ver gegund. Door mr. Van Alphen te Hulst is bij den officier van justitie te Amster dam een klacht ingediend tegen een blad in «Ie hoofdstad, wegens het bericht dat hij in hechtenis is genomen, toen A v. Kemseke te Hulst door het afgaan van een geweer doodelijk was getioffen. (M. C.) tot dat einde eene commissie is benoemd, die En wie zitten in die commissie vroeg de grijsaard heftig. „Onder anderen drie onzer uitstekendste rechtsgeleerden alsHofstede van Lier en Erkenswjjk „Zeg drie uitstekende afbrekers," riep Stuggink norseh uiten wat zullen ze ons in de plaats geven liet hij er haastig op volgen. „Zeker iets goeds, oom, want »Goeds, goedsmompelde de oude mande etstoel alléén is goed. Hij is de kroon onzer justitie; breek hemaf, en alles loopt in 't honderd en alles is ver loren als dat gebeuren moet, zij God het arme landschap genadig maar zij zullen 't niet wagen, niet durven O, dat ik een twintig jaren jonger of slechts niet zoo hardhoorend ware, ik zou Hij voleindde niet, maar verviel, door overspanning afgemat, in een zwaarmoedig gepeins, hetwelk zich openbaarde in de bedeHeer, laat mij dat nooit be leven. »Hing het van uw oom af," begon Wouter, toen men eenige oogenblikken later van dien grijsaard afscheid genomen en de reis naar Assen voortgezet had, „er zou aan geene hervorming te denken 2«n" «Neen, toch niet," antwoordde zijn reis makker, »en zelfs is de blinde gehechtheid Arrondissements-Rechtbank te Middelburg. Zitting van 11 September 1896 M. Cl. S„ 37 j„ weduwe van A. N., veldarbeidster te Weatdorpe, is wegens diefstal veroord. tot ƒ0,50 boete of 1 dag hecht. I)e mishandeling van een politie beambte te Amsterdam. Voor de 4e Kamor van Stiafzaken der rechtbank te Arasterdam stonden Dinsdag terecht J. H. P., oud 23 jaren, 2e luit. der huzaren, en P. A. P., oud 21 jaren, cand. in de rechten, beide wonende te Amsterdam, ter z.ike dat zij zich in den avond van 6 Juli 1896 in of nabij de Warmoesstraat hebben schuldig gemaakt, aan het zich met vereenigde krachten met geweld verzetten tegen den surveil- leerenden inspecteur van politie te Am sterdam, tevens onbezold. rijksveldwachter A. J. van der Schrieck, wiens qualiteit aan bekl. bekend was, welke politie beambte den eersten bekl., die aan een hem herhaaldelijk door dien beambte ge geven last, om zich uit een aldaar op den openbaren weg ontstane volksvor zameling te verwijderen niet voldeed, had aangehouden en dat door. ter bemoeilijking dier aanhouding, genoemden Van der Schrieck te stompen, met stokken te slaan en bloedig aan het hoofd te verwonden althans dat beide bekl., te zamen ver- eeDigd, in elk geval ieder voor zich, voor noemden politie-beambte moedwillig en gewelddadig gestompt, met stokken ge slagen en bloedig verwoud hebben voor zooverre betreft den eersten bekl., dat hij daarenboven bij het plegen van voor zegde gewelddadigheden een inspecteur opzettelijk met het oogmerk hem te beleedigen, heeft toegevoegdschooier, patser en plebeër. Rechts van de leden der rechtbank waren vier auditeuren-militair gezeten, ten einde aan den krijgsraad rapport uit te brengen van het geding; welk rapport moet dionen bij bet verhoor der officieren I. I. S., diens broeder M. I. S. en G. J. B., die insgelijks bij deze zaak betrokken zijn, en voor den krijgsraad te Haarlem zullen terechtstaan. Als getuigen waren gedagvaard, in de eerste plaats dr. Aletrino en dr. Tanja, beiden arts. die verklaringen aflegden omtrent de door hen verbonden wonden, aan Van der Schrieck toegebracht; daarna Van der Schiieck. die een omstandig ver haal van het gebeurde gaf. Bij het verhoor van getuige Van der Schrieck deed de le beklaagde het voor aan het oude en 't vooroordeel tegen alles wat nieuw is zoo groot bij den ouden man, dat ik er mij van verzekerd houd, dat hij gaarne zijn gansche vermogen waaraan hij anders niet weiuig gehecht is zou willen geven om toch maar alles te houden zoo als het thans is. »En toch," vervolgde Otto, »moet er verandering in komen de gebreken zijn te groot, en voor hem, die met zijnen tijd is voortgegaan, al te in 't oog loopend, dan ze langer te kunnen dulden." «Bjj voorbeeld?" vroeg Wouter »Om maar iets uit het vele te noemen," was het antwoord, „de ingezetenen derven schier allen waarborg voor eene goede rechtsbedeeling, dewijl bjj de verkiezing van ten ette noch keunis, noch geschiktheid maar alleen het hoogste bod in aanmerking komt." >Qoe, is 't bezit van geld dan alléén de voorwaarde »Ja, indien de hoogste bieder slechts is meerderjarig, eigenerfde, onheproken en lidmaat der kerk, en daarbij lezen en schrjjven kan, is hij in den regel de man der keuze." »Het is eene zeer schandelijke en na deelige zaak dat koopen en verkoopen van ambten, vooral waar het de betrekking van rechter en bovenal van den hoogsten rechter, zoo als hiei, betreft, daar van zijn verstand en oordeel de eer, de be zitting, ja dikwijls hel leven der ingezete nen kunnen afhangen." komen, alsof hij uit tegenweer terug had geslagen. De 4e getuige W. F. M Wessen, sur numerair bij de politie, verklaarde, dat Van der Schrieck eerst bekl. aanmaande heen te gaan, dat zij daaraan geen go volg gaven, doch zich verzetten, toen Van der Schrieck, den luitenant beet nam om hem te doen doorloopen. De luitenant sloeg en stompte Van der Schrieck die daarop met een gummi protector zich ver dedigde. Op een des betreffende vraag antwoordde get., dat hij Van der Schrieck niet kon helpen, aangezien hij het met een troepje beboorende tot het gezelschap te kwaad had. Hij bewonderde het geduld van zijn chef en zijn pogingen om de volksmenigte uiteen te doen gaan, zonder iemand te arresteeren. Get. is pertinent in zjjn verklaring, dat beide bekl. zijn chef hebben geslagen. G. Scherdam, kellner in de Rijks Hallen", voor welk café de schermutse ling voorviel, verklaarde dat het slaan naar den inspecteur voorafging aan zijn verweer met den gummi protector. Óp zijn waarscuuwwing tot bekl., dat de personen, die zij geslagen hadden, inspec teurs vau politie waren, hadden zij ge antwoord »wat kan mij dat verd Op de vraag waarom hij en nog een paar omstanders den heer Van derScbrieck niet te hulp schoten, zeide de get., dat hjj ongewapend was en zijn hoofd aan de slagen niet wilde wagen. Dat er in zijn café steeds zg. „uitsmijters" bij de hand zijn, om personen, die wel eens wat luidruchtig zijn, te verwijderen, weet hij niet. In de „Rijks Hallen" gaat het steeds kalm en ordelijk toe. De volgende get. A. Kat, die onder de omstanders was, verklaarde, dat bekl. den Inspecteur nog sloegen, terwijl hij reeds bewusteloos was ook had hij gezien, dat de inspecteur bloedde, en dat er den vol genden dag nog een groote plek bloed te zien was. De bekl. kwamen hem voor niet beschonken te zijn. Omtrent de aan leiding tot het gevecht kon hij geen ver klaring afleggen, en hij bemoeide zich er niet mede, om niet een pak van 't zelfde laken te bekomen. De eerste beklaagde bleef beweren, dat hij geslagen heeft, maar dat de inspecteur eerst geslagen had. Ondanks een scherp verhoor van den president, volhardde de beklaagde bij die bewering. Nog meer: hjj zeide volle recht te hebben gehad te handelen, gelijk hij gehandeld heeft. De president hield hem op een toon van verontwaardiging voor dat hij, die als officier zelf gerequireerd kan worden om de rust en het openbaar gezag te „Juist," hernam Otto, »eu meer dan eens heb ik er de rampzaligste gevolgen van gezien. Zoo ken ik hier nog eene hoogst achtingwaardige familie, die enkel door de onkunde der rechters geheel tot armoede is vervallen, terwijl ik zelf twee lieden in der tjjd heb verdedigd, van wier onschuld ik zoo volkomen overtuigd ben, als het zeker is, dat de een tot jaren lange gevangenis en de andere ter dood is ge wezen." »'t Is voorwaar geen wonder," hernam Wouter, „want laat de eenvoudige land man zoo braaf en eerlijk zijn, als men 't slechts wenschen kan, nogtbans schenken braafheid en eerlijkheid geene kennis, en zonder wetenschappelijke opleiding zeker geene rechtskennis." Aldus sprekende, ieden de beide vrienden Assen binnen. In het logement, waar Weenink gewoonlijk en ook nu zijn in trek nam, was het bij hunne aankomst vrjj druk. »Laat ons voorloopig in de »jachtweide" plaats nemen wellicht kunt ge er uwe menschenkennis vermeerderen," sprak Weeniuk, het bedoelde vertrek binnen gaande. Eene bonte menigte was daar verza meld. Terwijl eenigen zaten, liepen an deren het ruime vertrek op en neder. Weenink werd door menigen hoofdknik of handdruk welkom geheeten en groette wederkeerig. Na dan eens met dezen met genen te hebben gepsroken en tusseben- helpeu handhaven, en wiens heele leven f moest zijn een vergen van gehoorzaam heid, maar ook een gehoorzamen aan bevelen van boogeihand, de allerlaatste behoorde te zijn om hier, op de bank der beklaagden, op boogen toon te blijven beweren naar recht en eer te hebben I gehandjld. Na het getuigenverhoor eischte het O. M. tegen de beide broedeis schuldigver- J klaring aan de door 't verhoor bewezen feiten, die niet genoeg waren te gispenI voor den officier vorderde het O. M 4, voor den student 3 maanden gevange msstraf. De adv. mr Simons verdedigde de be klaagden en concludeerde tot vrijspraak van het sub primo in de dagvaardiug aan beide beklaagden ten lasle gelegde, tot i qualificeering der daad van den eersten beklaagde als «eenvoudige mishandeling", I tot ontslag van rechtsvervolging van den tweeden beklaagde, en op grond van dit laatste tot onbevoegd-verklaring der rech' bank, om van het door den eersten be- klaagde gepleegd misdrijf kennis te nemen. De uitspraak in deze zaak is bepaald l op Dinsdag over 14 dagen. Omtrent een gepleegden moord op een cavalerist te Veeningen wordt bet volgende aan de Mepp. Cour. mede gedeeld Gedurende de manoeuvres, die thans ook onder de gemeente Zuidwolde ge houden worden, zijn te Veeningen vele militairen ingekwartierd. Nu waien Zondagavond omstreeks hulfacht eenige 1 hunner benevens een aantai jongelieden uit die gemeente in de herberg van W. Stappelbelt te Veeningen bijeen. Het j meisje van Harm Kuyer was in gesprek met den cavalerist Hofman, en bood hem aan uit haar glas mede te drinken. Dit werd door haar minnaar reeds kwalijk genomen, doch tot een uitbarsting van toorn kwam het toen nog niet. Ongeveer halftien ontstond er ruzie onder de boerenjongens onderling, waarbij deze evenwel door de cavaleristen van elkander werden gescheiden. Een oogen blikje daarna vroeg Harm Kuyer, boeren arbeider bi) den heer J. ten Kate te Veeningen, of de cavalerist Hofman eens buiten wilde komen. Deze volgde hem, en kwam eenige oogenblikken later terug, uitroepende»Ze hebben mij gestoken." I Hij kon niet verder loop6nnog enkele I stappen en de ongelukkige viel zieltogend op den grond neer. Nauwelijks had hij nog de kracht om, op zekeren Lambert beide weder aan een scbrifteljjk advies te hebben gegeven, maakte Wouter hem op merkzaam op een drietal boeren, die, allen nagenoeg gelijk gekleed, aan een afzon derlek tafeltje hadden plaats genomen. „Dat zjjn allen etten," fluisterde Wee nink die middelste daar is de nieuwe ette Tabing, dien we kort geleden nog ontmoet hebben." „Ik zou hem niet herkend hebben," zei I Wouter»die kleeding staat hem vrjj I wat deftiger, dan de plunje, die hjj toen aan had." »Niet waar? 't is alles even netjes tot zijne grijze kousen en hoage seboenen met zilvere gespen in cluis.« „Tabing ziet er vrij wat gunstiger uit dan zijn buurman met dat brutale gezicht die ongekamde haren en die slordige l kleeren." „Van dien man valt dan trouwens ook nog al wat te zeggenonder anderen heugt het mjj, dat htj als beklaagde voor den etstoel stond, beschuldigd van aan- 1 tasting der zeden.* »En „Door zjjn invloed op de meeste leden werd hij ten sppt van alle recht vrijge- I sproken, van welke vrijspraak het gevolg is geweest, dat Terwjjl Otto nog sprak, naderde vrouw I Brinkmeijer hem bedeesd en schroom vallig. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1896 | | pagina 2