ij
i\o. 908.
Zaterdag 7 Maart 1896.
tle Jaarg-,
Nieuws- e ii Advertentieblad
voor Zeeuwsch -Vlaanderen
F. DIELEMAN,
Buitenland.
feuilleton.
UNT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
AXEL.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent;
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Burgemeester en Wethouders van
Axel, brengen ter bennis der ingezetenen,
dat iederen Woensdag van de maand
MAART, telkens des voormiddags van 9
tot 10 ure, ten raadhuize gelegenheid
zal worden gegeven tot koste'oozeinenting
en herinenting.
Axel, der. 20 Februari 1896.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
D. J. OGGEL, Burgemeester.
J. A. VAN VESSEM, Secretaris
Nog altijd geen burgemeester van Ant
werpen. Het is nu weer z°er onzeker dat
de heer Jan van Rijswijck zal herbenoemd
worden. Het bericht dat het besluit daar
toe reeds was geteekend, blijkt onjuist.
Het clericale Hbld. v. A. is buiten
zichzelf van vreugde dat de kansen van
den heer Van Rijswijck weder zoo slecht
staan en steekt den gek met de liberalen
wegens hun verloren hoop„de koning
wil niet, de prins wil niet, de minister
wil niet. zelfs de portier van 't ministerie,
die men ook al ging consulteeren, schijnt
niet meer te willen."
»Er is een oogenblikske geweest dat
de postulant kans had van benoemd te
worden, doch die kans is lang voorbij."
De minister Schollaert roept met zijn
burgemeestersbenoemingen en niet benoe
mingen steeds grooter wanorde in het
leven.
Te Hoboken protesteerde bet publiek in
de eerste zitting van den gemeenteraad,
onder voorzitterschap van den burgemeester
Coen, op zulke geweldige wijze tegen
diens benoeming en werden den burge
meester zulke liefelijkheden door zijn libe
rale tegenstanders toegevoegd, dat de
zitting moest worden gesloten.
Maandag bracht president Faure een
bezoek aan Toulon, waar hij door den
minister van Marine Lockroy werd ont
vangen.
Er heerscht algemeen veel geestdrift,
maar de veiligheidsdienst houdt nauw
keurig de verdachte personen in het^ oog,
ten einde voor anarchistische verrassingen
bij deze presidents reis bewaard te blijven.
Dinsdag ontving president Faure den
heer Gladstone op het raadhuis te Cannes.
Later bracht de heer Bourgeois den
Engelschen staatsman een bezoek.
Het gesprek tusschen de heeren Faure
en Gladstone was zeer ongedwongen. De
eerste vroeg, of de politieke werkeloosheid
den ouden heer n:et moeilijk viel
O, antwoordde Gladstone, ik volg altijd
zeer nauwkeurig de gebeurte issen van
mijn land. want een man. die nb'ts te
doen heeft, is zeker de miserabelste van
de wereld en verdient het diepsie mede
lijden.
Maandag keert Gladstone naar Engeland
terug. f.
ISO EEUW.
Reeds lang had de zon haar weldadi:
licht over het aardrijk verspreid, wanneer
de Kluizenaar de twee vrienden wekte
Geheel verkwikt rezen dezen aanstonds op
en volgden hunnen gastheer, die reeds het
eenvoudig ontbijt had klaargezet en waaraan
zij met graagte zich nederzetten.
Na het einde vau dezen maaltijd nam
de kluizenaar het woord op om weder
over het voornemen der jongelingen te
spreken.
«Mijne dierbare vrienden", zeide hp
wees nu toch niet zoo onbedachtzaam en
lichtzinnig, de vreedzame en brave nier
schen in hun geluk te komen storen
Dit aan godsdienstige overpeinzingen, aan
het berouw en boetedoeningen gewijde
dak, hebt gij alsdan ontheiligd, en hierdoor
de straf uwer misdaden voor den Eeuwigen
XJit <X& Pers.
Is wederir.voeling der doodstraf
wenschelijk
Prof. M S. Pols te Utrecht antwoordde
op bovenstaande vraag van De Avondpost
dat hij tegenstander is van de wederinvoering
der doodstraf, doch dat hij het overbodig
acht de gronden daarvoor telkens opnieuw
aan te geven naar aanleiding van elke
doodgeboren poging om een beweging op
touw te zetten legen de afschaffing dier
straf.
Men doet er te vpel eer aan, zulke
pogingen als ernstig te beschouwen en er
zich door te laten verlokken tot vernieuwing
Rechter verzwaard."
Eerwaarde Vader, antwoordde Guiëlmo
eindelpk, wij zijn zulke slechte menschen
niet, en onze reis naar deze oorden was
enkel om ons te vermaken.
De Kluizenaar. Dan hadt gij geene
reden hierover zoo zeer te blozen. Niet
tegenstaande ik het beter houde, zich aan
ernstige zaken toe te wijden, dan, tot
najaging vau genot en vermaken, het lar.d
rond te zwerven, zoo ben ik echter zoo
streng niet, dat ik der jeugd alle vermalcen
en genoegen zoude ontzeggen. Neen, ik
ben ook mensch, en heb de drift naar
vermaak, helaas, maar al te zeer gevoeld
Maar het doel uwer reis naar deze streken
is zdnaig hebt dus berouw, mijne kinderen
en stort uw hart voor mij uit, opdat ik
met u nederkniele aan den voet van dit
kruis, en God en de Heilige Maagd om
vergeving voor u bidde.
Guiëlmo Vergeving, Eerwaarde Vader
laat uw heilige ijver u niet te zeer ver
voeren, door ons voor zoo misdadig te
houden.
De Kluizenaar. (Eenigzins haastig.)
Verhardt u niet. Is het geene zonde, wat
zeg ik, is het niet hoogst strafwaardig
twee onschuldige meisjes aan hare bloed
verwanten te willen ontvoeren, en misschien
van een strijd, die hier te lande onder
deskundigen op gronden van juridieken
aard met meer bestaat. Evenzoo is bet
met het sprookje van „weinig bevredigende
itkomsten van ons tegenwoordig strafstel
sel." Hoewel het allen feitelijken grondslag
mist, door de feiten afdoende wordt weer
sproken, is het als alarmklok,omonkundigen
of zenuwachtige lieden te verontrusten,
zulk een geschikt middel van agitatie en
eclaine ten behoeve van min of meer
snuggere of naïeve invallen op het gebied
der repressie en van te veel waarde, om
het niet zooveel mogelijk te kweeken en
te verspreiden en zich zorgvuldig te wachten
voor een onderzoek naar de waarheid,
waardoor men gevaar loopt ziehzelven het
gebruik van dat middel onmogelijk te
maken, of zich de aangename ilusie te
ontnemen, dat men ter goeder trouw dit
sprookje als waarheid beschouwt.
Prof. G A. van Hamel te Amsterdam
citeert, om zijn gevoelen over de doodstraf
in het algemeen in herinnering te brengen,
wat hij schreef in zijn Inleiding tot de
studie van het Nederlandsche strafrecht
(1895) 1, §43:
«Alleen onafwijsbare noodzakelijkheid
ter afschrikking en ter onscbadelljkmaking
kan de doodstraf rechtvaardigen. Zij mist
de'karaktertrekken van een goed strafmiddel
te zeer. De grens tusschen haar en de
andere straffen, tusschen dood en leven,
absoluut. Zij snijdt den veroordeelde
den weg af, om tot een in de rechtsorde
passend leven terug te keeren. Wegens
onbekendheid van het «jiost mortem" past
zij kwalijk in de hand der menschelijke
gerechtigheid. Het wel overlegd terdood-
brengen door de overheid werkt op het
zedelijk denken" en gevoelen der bevolking
ongunstig, wekt afkeer, misplaatst mede
lijden, ruwheid van opvattingen en zeden.
Het hier wegens de hevigheid der straf
ruim aangewend gratieiecht vermindert de
voor altijd ongelukkig te maken (Eenen
traan uit zijne oogen wissende, en op
eenen gevoeligen en smeekenden toon.)
Bjj de genade Gods en uwer eigene zielen
zaligheid, ziet af van dit voornemen, opdat
de vervloekingen der hel u niet voor
een wig rampzalig maken.
Ferrando en Guiëlmo. (Beiden tegelijk.)
Bii den heiligen Petrus, eerwaarde Vader
gij weet
De Kluizenaar. (Hen in de rede vallende.)
Ja, mijne zonen, ik weet uw voornemen,
uw gansche gesprek van gisteren avond
is mjj bekend ik ben dus overtuigd van
het misdadige doel uwer reis, en het is
daarom, dat. ik u smeek, van hetzelve at
te zien. Ik hoop, dat God mg de genade
zal verleenen, uwe harten hiertoe te be
wegen. Verhaalt mij dus, wie gij zijt, en
doet mij de onschuldige meisjes keDnen
die gij tracht te ontvoeren.
Ferrande en Guiëlmo waren getroffen
door het gevoel en de geestdrift, waarmed
de Kluizenaar tot hen sprak, en zij besloten
hem het een en ander, hunne geschiedenis
betreffende, mede te deelenhetwell
Guiëlmo in dezer voege deed
«Mijn vriend Ferrando en ik zijn beiden
zonen uit twee der aanzienlijkste geslachte
vau Napels, alwaar onze beide vaders lede
zekerheid van hare toepassing. Zij is
onherstelbaar. Bovendien is haar afschrik
kende kracht, bepaaldeljjk tegenover impul
sieve handelingen, hoogst twijfelachtig."
De hoogleeraar vervolgt, dat de wetgever
van 1870 op dit standpuut stond, en dat
hij omdat de onmisbaarheid der doodstraf
hier te lande niet vaststond, haar afschafte.
De schrijver erkent, dat sinds dien tijd
van vele moorden de daders onbekend zijn
'even, maar hij wijst er op, dat dit
met het afschaffen der doodstraf niets te
maken heeft. Men beweert dat de schrik
voor de doodstraf de misdaden zou hebben
voorkomen. De statistiek geeft hier te
lande te „kleine getallen" om daarmee de
afschrikkende kracht van een stral te
controleeren.
Men neme liever eens een paar bekende
concrete gevallenb.v. den predikant
moordenaar te Harlingen, bij wieD de
sensualiteit zoo'n machtige factor was
den moordenaar te Marolleput, bij wien
later zeer merkwaardige schedelatwijkingen
zijn waargenomen den jongen moordenaar
Alkmaar, stellig een psychslogisch
raadsel, maar die aan de straf, die hem
te wachten stond, geen oogenblik heeft
gedacht. Dergelijke geïsoleerde gevallen
loopen psycholegisch alle uiteen, en het
i3 al een heel oppervlakkige psychologie,
die zonder nader onderzoek voor zulke
gevallen de afschrikkende kracht der straf
bedreiging durft te bepalen.
Wanneer ik b.v. om haar afschrikkende
kracht de doodstral hier te lande zou willen
hersteld zien vraagt prof. v. Hamel.
Wanneer wij stonden tegenover benden
roevers en inbrekers, die bij hun bedrijf
ook moorden pleegden. Tegenover zulk
een verwildering van zeden en zulk een
professioneel moordbedrijf zou indien
andere middelen te kort schoten van
de psychologische kracht dezer strafbedrei
ging beperking van het kwaad kunnen
zijn der hooge landsregeenng. Het groot
vermogen en de hooge rang onzer oudeis,
verschaffen ons overal den toegang, en
zijn oorzaak, dat wg veel meer vrijheid
genieten, dan andere jonge lieden. Reeds
van onze teedere jeugd zgn wjj door de
banden der vriendschap verbonden, en elk
genot, elk vermaak heeft dan eerst voor
ons de rechte waarde, wanneer wij hetzelve
gezamenlijk mogen genieten. Dit heeft
natuurlijk aanleiding gegeven, dat wij
steeds bij elkander zgn, om den tijd op
het aangenaamst te slijten. Gedurende
den morgen houden wij ons met eenige
letteroefeningen bezig na den middag
doen tfij eene wandeling, of leggen bezoeken
af, terwijl de avond en een gedeelte van
den nacht aan openbare gezelschappen en
aan minnargen zgn gewijd. Dikwijls doen
wij ook eene meerdere of mindere aan
merkelijke reis, om eenige veiandering te
hebben, en ook op andere plaatsen ons te
verlustigen.
(Wordt vervolgd.)