lle Jaarg.
Sn.
Woensdag I December 1895.
Nieuws- e n Adv e rtentiebla d
voor Zeeuwse h - Via anderen
De voor den Landbouw nuttige dieren.
01 RANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
AXEL.
Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent;
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TM EE uren.
Zij, die zich met 1 Januari
a.s op dit blad abonnee ren
ontvangen de nog voor dien datum
verschijnende nummers gratis.
AVEL. den 10 December 1895.
i Daartoe uitgenoodigd door het bestuur
der afdeeling Hulst van de Maatschappij
tot bevordering van Landbouw en Vee
teelt in Zeeland, trad Zaterdag in het
Logement Willem III alhier voor een niet
talrijk publiek op, de heer Dr. J. Ritzema
Bos, buitengewoon hoogleeraar aan de
Amsterdamsche Universiteit, ter behan
deling van bovenstaand onderwerp.
Allereerst vestigde spreker de aan
dacht op eene inrichting welke te Am
sterdam is tot stand gekomen door de
vrijgevigheid van den heer en mevrouw
Scholten, ter herinnering aan hun vroeg-
gestorven zoontje, namelijk het Phyto-
pathologisch laboratorium. Wanneer zieke
planten aan deze inrichting worden toe
gezonden, dan wordt de oorzaak var. de
ziekte onderzocht en de middelen tot
bestrijding daarvan aangegeven, alsook
worden inlichtingen verstrekt omtrent de
wijze van bestrijding van schadelijk ge
dierte, alles 'ter bevordering van land
en tuinbouw. Die inlichtingen worden
gratis verstrekt; bij het vragen om in
lichtingen is het natuurlijk zeergewenscht,
dat een paar zieke planten worden bijge
voegd om het onderzoek gemakkelijker
te maken. Het spreekt van zelf, dat
niet altijd de oorzaak der ziekte kan
gevondbn worden en is die bekend, dan
nog kan men niet altijd de middeien
aangeven waarmede de ziekte te bestrij
den is. De wetenschap is wel reeds ver
gevorderd, maar... men weet nog niet
alles
Het deed spreker genoegen, door eene
persoonlijke kennismaking in staat te
zijn gesteld deze inrichting, zoo nuttig
voor practische landbouwers en tuiniers,
te kunnen aanbevelen. Zij is gevestigd
te Amsterdam in de Roemer Vrsscher-
straat.
Daarna begor, spreker met de eigenl'vjke
f behandeling van zijn onderwerpDe
voor den Landbouw nuttige dieren.
K. De voor den landbouw nuttige dieren
kunnen ir, twee klassen verdeeld worden,
namelijk in direct of rechtstreeks nuttige,
zooals de huisdieien en ïn indirect of niet
rechtstreeks nuttige; dat zijn dieren, die
nuttig worden, doordat zo de schadelijke
dieren verdelgen.
De indirect nuttige kunnen weder in
twee gioepen worden gerangschikt, name
lijk in roofdieren, die andere dieren recht-
streeks opvreten en parasieten, die in
hef lichaam van andere dieren leven
zooals de sluipwesp, die haar eiers legt
in het lichaam van de rups en deze
doodt.
Doordat de roofdieren andere dieren
verslinden, kunnen zij er vee} toe bij
t dragon, om de vermeerdering van scha
I delijk gedierte te helpen vooi komen de
parasieten zijn middelen in de hand der
natuur om eene insectenplaag tegen te
gaan. Daar echter de parasieten of
woekerdieren alleen dan veel voorkomen,
wanneer er veel schadelijke insecten zijn,
kunnen zij èene insectenplaag niet voor
komen, maar wel deschade doen ophouden.
Een paar voorbeelden. Wanneer de
vleermuizen des avonds over bouw- en
weilanden, bosscben en boomgaarden
rondfladderen, Vangen zij- een kolossale
massa insecten weg, die op onze cultuur-
gewassen leven, vooral nachtvlinders,
waaronder die van de ringelrups, waar
van de eitjes in den vorm van een
ringetje om de eenjarige twijgjes der
boomen en struiken zit en nogveel andere.
Het gebeurt vaak, dat onze granen,
vooral onze zomergranen niet willen
opschieten, zij staan te kwijnen, er komt
geen aar in de oorzaak daarvan is een
wormvormig diertje, een lartje van 2
milümete'- lengte, dat. zich aan Oen voet
der plant bevindt. Dit diertje komt
voort uit kleine vliegjes, die bij massa s
over de velden vliegen. De vleermuizen
verorberen die vliegjes in groote hoeveel
heden, vandaar zijn ze ook zoo nuttig.
Een vlinder legt is den regel van 300
tot 400 eiers, als dat nu allemaal eens in
secten werden,' dan zou er eene zoodanige
vermeerdering van dit -schadelijke volkje
plaats hebben, dat ze letterlijk alles
zouden opvreten. Er worden echter veel
eieren gedood door we6r en wind, maai
de vleermuizen snappen de eierlegsters
zelf, zij eten de nachtvlinders op. Men
zou bijna kunnen zeggen, dat van de
100 eieren geen 10 of zelfs geen 5 terecht
komen, zoodat er dne wsinig 1 upsen zijn,
in evenredigheid van het groot aantal
eiers dat ge'egd wordt
Ergens in Duitschland stond een groot
eikenbosch, een gedeelte daarvan bestond
uit heel oude holle boomen, waarin
's winters de vleermuizen bij honderden
wegkropen. Die oude boomen nu werden
op een winter geveld en opengehakt.
De vleermuizen, die op zulkeen on a an
gename wijze in hun winterslaap werden
gestemd, werden bijna alle gedood door
de werklieden of leegloopende jongens,
die misschien dachten daarmede een
nuttig werk te verrichten.
Wat zag men nu gebeuren Het
volgende jaar was er een groote hoeveel
heid processierupsen, wat vroeger nooit
zoo was geweest, daar de vleermuizen
andere jaren kolossale massa's vlinders
dezer rups hadden weggevangen.
Hierbij komt de rol der vleermuizen
Aerk uit, daar zij bijna de eenige dieren
zijn die de processierups verslinden.
De vogels eten ze niet om de lange
stevige haren die er op zitten, ze eten
de poppen ook niet op, de vlinders vlie
gen 's nachts en de eieren worden in
diepe spleten van boomstammen gelegd,
zoodat ze alleen door vogels met een
langen scherpen bek, zooals het Boom
kruipertje en de boomklever kunnen
weggepikt worden.
Tot de nuttige dieren behoort ook het
wezeltje, om de vele veldmuizen die hei
weghaalt. De buizerd, torenvalk, uilen,
vossen en hunsing vangen ook wel mui
3en, maar geen dezer op zoo groote
schaal als het wezeltje. Daar het zoo
klein is, kan net overal inkruipen, zomer
en winter kan het in de muizengaten
kruipen. Zelfs onder de sneeuw zoekt
het de gaten op om de overwinterende
muizen te verschalken.
Dat dit nogal iets zeggen wil, moge
hieruit blijken, dat een muizenpaar in
een jaar tot zelfs achterkleinkinderen
hebben kan, zoodat het tweetal tot een
paar honderd zou zijn aangegroeid, wan
neer de wezels door bun ijverig achter
volgen de vermeerdering van dit
schadelijk goedje niet zochten te voor
komen.
De rol welke dit diertje speelt, name
lijk het voorkomen van de vermeerdering
van schadelijk gedierte, komt hier ook
weder goed uit. Zijn de muizen er een
maal, dan temperen ze wel de hoeveel
heid, maar de hoofdrol is en blijft toch
altijdvoornomen.
Het groote verschil tusschen roofdieren
de woekerdieren bestaat dus hierin,
dat de roofdieren de uitbreiding of groote
vermeerdering van dt> schadelijke dieren
voorkomen de woekerdieren evenwel
vestigen zich in de schadelijke dieren,
echter niet in alle, dahr ze zeer kies
keurig zijn.
Het wezeltje eet niet alleen muizen,
maar ook hazeD, konijnen, vogeltjes,
atten en insecten de vleermuis is ook
niet aan één soort voedsel gebonden, de
kraai en de rook eten meikevers en
engerlingen. Deze dieren eten als 't ware
al wat hun voor de hand komt, daarom
kunnen ze ook ieder jaar voorkomen,
daar zij steeds voedsel vinden.
De parasiet is gebonden aan een enkele
of aan slechts weinig soorten. Zij leeft
in en van het lichaam der rups en moet
zich daar doorvreten.
De koolrups, die zich ontwikkelt uit
de eiers van het koolwitje, begeeft zich
het najaar naar een boom, schutting
of muur om zich ïe verpoppen, zij stroopt
zich de huid af en verandert in een hoekig
voorwerp, pop genaamd, die zich vast
hecht aan boom, schutting of muur en
waai uit in het voorjaar het koolwitje te
voorschijn komt.
Zeker getal rupsen verpopt zich echter
nietzij zijn het die van bmnen niet
zuiver zijn. In hun lichaam bevinden
60 tot 100 kleine wormpjes ot larfjes,
eindelijk schrompelt hunne huid samen
en zij zijn uitgevreten.
Nu zal men lichi vragen Hoe komt
het, dat die rupsen niet eercier doodgaan
In het lichaam der rups zit veel vet,
reservevel zouden we kunnen zeggen,
omdat het. in reserve gehouden wordt
vooi de pop die wel ademt, maar niet
vreet, terwijl ook de vlinder daarvan nog
leeft, want deze gebruikt slechts wat
honig uit de bloemen, dus niets dan een
beetje suikerwater.
Die^ wormpjes nu, welke zich in het
lichaam der rups bevinden, vreten het
reservevet op, is dit verbiuikt, dan be
ginnen zij andere organen der rups aan
te tasten en haar testament is gsmaakt.
Is de rups dood, dan komen de larfjes
naar buiten en gaan zich inspinnen dat
zijn die geelachtige coconnetjes, welke
op hoopjes bij elkaar zitten, omgeven
door een massa draadjes en waaruit in
het voorjaar een vlindertje komt, de
sluipwesp. Uit den aard der zaak vloeit
voort, dat hout en ooftboomkweekerijen,
ls ook bosscheu langer door eene rupsen
plaag lijden dan het land. Verbouwt
men jaren achtereen op denzelfden
giond dezelfde vrucht, dan werkt men
het voorttelen van schadelijk gedierte in
de handverbouwt men bijvoorbeeld
drie jaren achtereen bieten op denzelfden
grond, dan zal men veel bietnaaldjes,
bietenkevertjes, alsook zwammen aan
troffen. De wisselbouw daarentegen werkt
de vermeerdering van schadelijke dieren
tegen. Daar de houtteler geen vrucht
wisseling beeft, zal eene plaag in een
bosch lang kunnen duren, wat echter
voorkomen wordt door de sluipwesp.
De sluipwesp kan alleen leven ln die
insecten, welke larven zijn als zij vliegt
en dan nog niet eens in alle. Zij moet
de huid der rups doorboren, wat zij doet
met een ifegboor, daar dit boor niet heel
lang is, mag de huid der rups niet dik
zijn, de rups mag vorder geen schadelijke
bestanddeelen bevatten en deze moeten
zacht genoeg zijn om er in te kunnen
woekeren. Daardoor kan de sluipwesp
alleen in een zeker soort of in enkele
soorten leven. Zijn er weinig van die
soort insecten, dan zijn er ook weinig
sluipwespen. In het jaar 1844 en ook
in 1845 werd in Gelderland door de ge
streepte dennenrups meer dan 2000
hectare bosch kaal gevreten en meer dan
1000 hectare kaai'en dood. In bet derde
jaar daarna waren dp rupsen door sluip
wespen alle doodgemaakt
Thans volgt eene opnoeming van de
meest nuttige dieren:
Het wezeltje, waarover reeds hierboveD
is gesproken, is een groot muizenver
delger, het hermelijn, de bunsing en de
egel eveneens, doch niet in zoo groote
mate, omdat zij te groot zijn om in de
muizengaten te kruipen. De egel ligt
evenals een kat op de loer om de
muizen te verschalkenheelt de mujs
hem in de gaten en kruipt zij terug,
dan springt de egel vlug toe eD geholpen
door zijn spitsen snuit, weet hij in den
regel de muis nog te pakken te krijgen.
De egel daarentegen durft wel eens een
kuikentje rooveD, maar doet dit toch
weinig.
De mol verslindt vele schadelijke in
secten dom het omwoelen van den
grond en het graven van ganger. doet
hij wel eens schade, maar granen kunnen
daar wel tegen, daar zij zwaargewortela
zijn planten met penv.ormige wortels
kunnen daar echter minder tegen, zoodat
de mol op vlaslanden en in tuinen dik
wijls een minder welkome gast is. Waar
het mogelijk is, moet men dit dier sparen
en desnoods ovei brengen naar een ge
schikt tenein. Aan zee- en rivierdijken
kunnen de mollen echter heel wat schade
veroorzaken.
De spitsmuis, ook wel molmuis ge
naamd, niet te verwarren met de veld
muis, eet dezelfde* insecten ais de mol.
Dit wat de zoogdieren betreft. Onder
de vogels heeft men de volgende muizen
vangers buizerd, torenvalk, kerkuil en
sieonuH. De uilen braken die deelen
uit, welke ze niet verteren kunnen. Deze
uitbraaksels hebben den vorm van ballen
en, we zagen bet aan enkele dezer voor
werpen, bevatten nniizengebitteh,alsmede
andere bestanddeelen als haren en
beenderen.