TWEE JBUIDEK.
No. 908.
Tater dag 20 April 1895.
lle fFaarg
Nieuws- en Advertentieblad
F. DIELEMAA,
AXEL.
Z e e u w SC h - V I a a n d e r e II.
Buitenland.
6. FEUILLETON.
Binnenland.
•tl it
AXIïLSCHE
VOO
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent;
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
De limes vermeldt uit Schangai, dat
volgens een telegram van den schoon
zoon van Li Hung Chang, de vrede is
geteekend onder deze voorwaarden
Onafhankelijkheid van Korea, bezetting
der veroverde plaatsen en het gebied
ten Oosten van de Wiao rivier door Japan
en afstand van Formosa, benevens een
oorlogsschatting van honderd millioen
dollar; bovendien zou een of en defen
sief verbond tusschon Japan en China
worden gesloten.
Middelerwijl heeft de Chineesche gene
raai Sung te Moekden en in Noordelijk
Mandschoerije een snorkende proclamatie
verspreid waarin deze zonderlinge krijgs
overste de vraag stelthoe zou ik moeite
kunnen hebben om den zwakken tegen
stand te overwinnen van die nietige
schepselen, die aan het insect gelijk zijn
dat zijn vleugels uitstreut om een wagen
tegen te houden? Wat kan mij verhin
deren hen te verjagen
Ten slotte looft hij diverse prijzen uit
voor het aanhouden en onthoofden van
drie Japansche generaals, voor de ge
vangenneming van andere officieren en
voor de verovering van een Japar.sch
kanon. Hij heeft ook de vriendelijkheid
om berouwhebbende Japanners, die zich
komen onderwerpen, van de goedertie-
heid van don keizer van China, wiens
genade onmetelijk groot is, te verze
keren.
Gladstone was uitgenoodigd om te
Chester in een meting op te treden tegen
de gruwelen in Armenië. Hij heeft, on
der uiting van zijn sympathie met het
doel, verklaard, dat bij niet meer in staat
is in dergelijke openbare vergaderingen
het woord te voeren.
Maandag voormiddag ontving Bismarck
deputatien van de studenten in Stier
marken en van de Duitsche studenten
in Oostenrijk. Id antwoord op de tor,
hem gerichte toespraken betuigde Bis
marck met nadruk dat de hartelijkheid,
waarmede hij in 1879 te Weenen werd
ontvangen, hem in zijne opvatting heeft
bevestigd dat er, in de plaats der oude
betrekkingen, een bondgenootschap moest
worden geschapen. Dat bondgenootschap
is gevonden in het Drievoudig Verbond,
waarvan, als men zijnen oorsprong na
gaat, de kiem reeds in den tijd van het
heilige Roomsche rijk blijkt te zijn ge
legd. Aan eenheid in de toekomst be
hoeft de Duitsche natie niet te wanho
pen. Ook de omringende natiën hebben
heftige broedertwisten te doorstaan ge
bad, tot in den jongsten tijd. Bismarck
ried den OosteDrijkschen Duitschers, in
het besef van hunne eigen krachten,
toegevendheid en lijdzaamheid te betrach
ten tegenover hunne minder bedeelde
mededingers op politiek gebied in de
Oostenrijksch Hongaarscbe monarchie, en
eindigde met een dronk op keizer Frans
Jozef.
Zondag ontving prins Bismarck een
deputatie uit Gras, uit 45 personen
bestaande. Van deze deputatie maken
onder meer deel uit twaalf studenten, 5
gemeenteraadsleden, de anti semiotische
burgemeester prins Von Kindberg en de
anti Semitische schrijver Polzer.
Onze koninginnen vertrekken Zaterdag
des namiddags te 2 uren, met een extra
trein van de Hollandscbe Spoor naar
Amsterdam, waar de koninklijke trein
te 3 uren 5 min. 7erwacbt wordt; beide
tijdstippen gerekend naar piaatselijken
tijd.
- De Haagsche kouter van de „Pr.
Gron. Courant* geeft het volgende om
trent H. M. de Koningin te paard te
lezen
Ons Koninginnetje te paard, Joor Noord
einde et: Lange voorhout in Den Haag
rijdende, is eene bevallige groene ama
zone met een grijs rond hoedje, en alle
harten veroverende - ziedaar >de topic
of the day* in deze vinnig koude lente.
En vraag me nu maar Ibsen's geheim
zinnige Vrouw van de zee", breng den
overgullen gemeenteraad op het tapijt,
die eene uitbreiding onzer brandweer
toestaat en duizenden voor een zeebou
levard te Scheveningon ter beschikking
stelt, schud uw hoofd over den zjelto-
genden held van Simonoseki het is
en blijftons Koninginetje te paard!
Rijdt zij als eene dier ranke, lenige,
gratievolle Grieksche amazonen, wier
slanke beeltenis het Vaticaan voor ons
bewaart Is zij één met het edele ros, dat
met fierheid hare fijne gestalte draagt?
Het een noch het ander! Evenmin als
haar vader schijnt het Koninginnetje een
bijzondere aanleg te hebben om juist
een goede rijdster te worden. »La plus
grande conquête de l'homme," volgens
Buffon, zal haar geen overwinningen
Roman van GOLO RAIMUND.
UIT HET DüITSCH VERTAALD DOOR
a isar A.
Het kon ongeveer liaiftwee in den na
middag zijn, dat de wagen was aangekomen
aan een plaats, waar de straatweg zich
kionkelde door een tamelijk groot kreupel-
bosch, toen Felicita een vrouw bemerkte,
die in weerwil der doordringende koude
op den met SDeeuw bedekten grond tegen
een boomstam geleund zat en naar het
scheen een klein kind legen de borst ge
drukt had. Doodelijke vermoeidheid was
daar te lezen op dat bleeke magere gelaat,
waarop kommer en ellende hunne onmis
kenbare sporen geteekend hadden. Ovy-j
baar hoofd had zij een ouden bonten
katoenen doek hangen, maar zij was ge
wikkeld in een schoonen nieuwen soldaten
mantel, die baar en het' kind volkomen
bedekte. In weerwil echter van dit ver
warmend kleedingstuk evenwel zat* de
vrouw er zoo vermoeid, zoo koud en zoo
lijdend uit, dat Felicita beval stil te houden.
Zi) boog zich uit het rijtuig en vroeg
deelnemend aan de vrouw, of zij ziek was
en ook eenige hulp behoefde.
Wankelend stond de vrouw op. Ziek
wel niet meer, genadige freule, maar zwak
nog we! de koude is ook zoo streng
Mijn kind schreit zonder ophouden, maar
groote God, ik heb ook niets meer te
geven, waar zou het ook vandaan moeten
komen, als men zoo krachteloos is, als
men koude heeft en honger en den geheelen
dag heeft gemarcheerd Maar nu gaat
het al beter, zeide zij, don soldatenmantel
dichter om zich heen trekkend, ik heb
toch iets om mij te beschermen.
Arme vrouw, hernam Felicita medelij
dend, hoe ver moet ge dan nog gaan
Ik wil naar de stad, was het antwoord,
daar werkt mijn man hij is vader over
de kinderen, hij moet ze mij helpen voeden
ik kan het niet meer alleen.
Naar B vroeg Felicita, kom dan bij
me zitten met Uw kind, spoedig, spoedig,
hier zjjt ge beschut tegen de koude en
rusten uwe beenen uit, ik moet ook daar
heen, in twee uur zullen wij er zijn.'
Friedrich, de oude bediende door mevrouw
Hersking aan hare kleindochter medege
geven, was intusschen afgestegen, had
het portier geopend en was de vrouw be
hulpzaam, om met haar kind in te stijgen.
Vanwaar 'komt ge dan vroeg Felicita
verder, toen zij tegenover haar zat.
Ik kom uit hei gebergte, zeide de vrouw.
Mijn man heeft verleden zomer in de
stad gewerkt als metselaar en wilde zich
daar met den winter als fabrieksarbeider
vestigen. Dit zeide hij mij in Maart toen
hij heenging, maar nu heeft hij sedert
Augustus, toen de kleine geboren is, niet
geschreven en niets gezonden. Maar men
moet toch leven, en al weik ik zoo hard
ik kan, drie kinderen zfjn toch niet zoo
gemakkelijk door de wereld te brengen.
Toen hij op al mijn beden ook niet het
geringste zond, toen heb ik het besluit
opgevat heen te gaan eD hem op te zoeken,
hem de kinderen voor zijn oogen te brengen
en hem te zeggen, wat voor een vader hjj
is. Maar ik heb te veel van mjjn krachten
geeiseht, bij tien graden vorst kan men
met drie kleine kinderen niet vooruitkomen,
twee heb ik er vaak tegelijkertijd voort-'
gesleept, veel bijzonders hadden we ook
niet te eten, want ik had maar weinig
reisgeld. Toen werd ik ziek van koude
en overgroote moeheid, moest acht dagen
blijven liggen en hiermede ging de laatste
penning en een paar goede dingen die
ik :;og bij me had, heen voor reis en
verblijfkosten. Ik mag God danken, dat
de waard mij niet met de kinderen op
straat zette, zooals hij somwylen dreigde
als hij boos werd. Sedert gisteren zijn
we nu weder onderweg, van nacht zijn
we bij een boer gebleven en van morgen
verder gegaan. Maar nu was het met
de kinderen zooals esrst met mij de
jongen wierp zich op den grond en wilde
slapen met alle geweld, het meisje droeg
ik somwijlen wel een kwartier lang.
Maar mijn hemel, waar zijn die dan nu,
zeide Felicita bewogen, ge hebt er toch
méér doen behalen Ons volk is
ruw on flap-uit-, en onbewimpeld zeiden in
het Noordeinde een paar lompe flodder-
meiden, die odb Koninginnetje zagen
voorbij rijden: 6
„Ze valt er meteen nog afWat zit
die r krom opuit den mond der zui
g9lm|e" en vlegels hoort men de
waarheid
En toch - hoe opgetogen kijkt jong
en oud haar na, wat een geestdrift over
het Koningskind de spes patriae, die
daar °p het gedweeë paardje voortrijdt
„Heb je 't Koninginnetje ai te paard
gezien
Vertelde ik onlangs niet'dat Koningin
W ïlbelmina eens tot een harer leermees
ters gezegd had, dat zy meer van dieren
dan van menschen hield? (Misschien be
doelde zij met menschen hovelingen, en
dan Uit dat gezegde, een Alphonse
Kaïr waardig, die immers getuigde, dat
hoe meer hij de menschen leerde ken
neni, hoe inniger bij zijn hond lief kreeg,
blijkt de groote, warme genegenheid van
ons vergood Koninginnetje voor lieren
Men kan zich dus voorstellen hoe -mag
zij met hare moeder naar het atelier
van Otto Eerelman ging, minder om den
aanleg van hare beeltenis, te paard te
zien, dan wel om al die schetsen en
studiën naar paarden en honden eens
naar hartelust te bekijken.
Eerelman woqnt in de Elandstraat, en
evenals vele altisten heeft hij zijne
bovenste verdieping tot atelier doen in
lichten, om het licht onbelemmerd, uit
de eerste hand, in zijne werkplaats te
omvangen. Het is dus Veen heele klim"
vooral voor de .regentes, maar is men
maar een bij u.
O, die hebben het mi zeer goed, genadige
freule, zeult d- vi-»uw.; toen ik met de
kinderen hier in het woud stond en in
het geheel niet meer wist, hoe we verder
moesten komen, toen Frits reeds zijn oogen
sloot, als wilde hij sterven, toen ben ik
luidkeels gaan weenen. Na een paar
minuten kwam een officier aangereden
mfln gejammer trof hem. want hij stond
stil en sprak ,.met mij en zeide tot mij,
uat ik den jongen om Godswil niet moclit
laten inslapen, daar hij dan wellicht niet
meer ontwaken zou. Ik hief hem op en
ja, liy kou zich niet meer op de beeuen
staande houden, hij zakte in elkander als
een doek. Toen nam de officier een kort
besluit. - Waar wilt ge heen met de
kinderen vraagde hij, en toen ik het hem
gezegd had, zeide hij: We zullen een
ruil sluiten, geef mjj spoedig de kinderen,
de beide grootste en neem gij mijn mantel
en wikke, u niet het jongste daarin. .Als
p-3 er ia-rar een hebt eu ge weet dat d»
beide anderen spoedig en warm te bed
liggen, dan zult ge wel vooruitkomen.
Ach treule. dat was eens een heer l Nog
eenmaal liet hij zich den naam mijner
nicht noemen, die met een schrijnwerker
gehuwd is en bij welke ik een onderkomen wil
zoeken, tot ik mijn man gevonden heli,
toen nam hij de kinderen voor op het
paard, wierp mij den mantel toe en draatde
heen. God moge hem daarvoor beloonen
evenals u, genadige treule. Hij wasjuis^