IVo. 892. Zaterdag 25 Februari 1895. I0e Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-V laan deren. F. DIELEMAN, AXEL. Eene Merlanilsclie gemeente in mi ,3. FEUILLETON. De overwinning der liefde COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 centfranco per post 60 cent voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent; voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlyk tot Dinsdag-en Vrijdagnamiddag TVV EE uren. Deze gemeeDte is Philippine, gelegen in Zeeuwsch of z g. Staats-Vlaanderen, aan de Belgische grens met eene bevol king van 900 zielen. Al reikt Philippines geschiedenis tot in de 14e eeuw en al was het in den grooten worstelstrijd tegen Spanjes over- beersching menigmaal het tooneel van den heldenmoed en de glorierijke daden onzer voorvaderen, toch zal het wel min der in het binnen dan in het buitenland bekend zijn, vooral aan gene zijde van den Moerdijk. Haar bekendheid in het buitenland, vooral in Belgie en Frankrijk, dankt het aan haar uitvoerhandel van mosselen, waarbij dient gevoegd, dat het geduren de vier vierendeels jaars, voornamelijk veel bezoekers trekt, dié er dit heerlijk zeebanket willen aenieten uit de eerste hand, 't welk men er dan ook op onnavolg bare wijze toe weet te bereiden Het bezit eeue kleine haven, die door een voor visscherscheepjes bevaarbare geul verbonden is met den Braakman (Wester Schelde). De bevolking telt 110 visschers. In de laatste jaren werden lot 6,000,000 kilogram mosselen uitgevoerd. Men kan zeggen dat de mosselvisscherij en handel de kurk is, waarop Philippines betrek kelijke welvaart drijft. Tot zelfs de enkele boeren, die het telt, hebben 't grootste belang bij dien handel, doordien zij in het vervoer per as der balen mosselen een middel be zitten om in deze gedrukte landbouw toestanden het hoofd boven water te houden. Armoede heeft er tot heden in Philip pine niet geheerscht, maar weelde heeft het evenmin gekend, daar heeft de ge meente zich te groote offers voor moeten getroosten. Do verzanding of aanslibbing van geul en haven is in de laatste jaren meer en meer toegenomen, en eischt telken jare grootere uitgaven en om aan de scher pe concurrentie met andere havens voor al aan de Belgische, Ostende, Blanken bergen en Heijst het hoofd te kunnen bieden, heeft het in 1888 voor het aan leggen van een keiweg van de haven naar den spoorweg een uitgaaf van ƒ200 's jaais op de sctiouders genomen, voor den tijd van 20 jaren. Neen, aan kloekheid en volharding, aan moed en ondernemingsgeest, ten einde haar bron van bestaan duurzaam heid te vei zekeren en haar zelf ruimer te doen vloeien heeft het Philippine waarlijk niet ontbroken. En toch is de nood gekomen, doordien de totale ver zanding van geul en haven met gewone middelen niet meer is tegen te houden en buitengewone middelen gaan de fi nancieele draagkracht der bevolking te boven Aan een verhooging van den hoofde lijkeu omslag kan niet wotden gedacht. Daar wordt reeds 5 pet. van het inko men geheveD waarlijk geen kleinigheid in een gemeente, waar slechts enkelen meer dan een fatsoenlijk levensonderhoud verdienen. Anx grands maux, les grands rémèdes, doch om Philippine uit zijn grooten nood te redden, tegen volslagen ondergang te behoeden, behoeft het middel niet eens groot te'zijn - groot in den zin van kostbaar. Op 's rijks kosten worde van de haven een kanaaltje gegraven, uitwaterende in den Braakmanen Leiden is ontzet, Philippine behouden. De onkosten van zulk een kanaaltje worden door deskundigen op hoogstens 4 ton geraamd. Het zou voor het rijk een productieve uitgaaf mogen heeten, wijl terzelfder tijd een groote uitgestrektheid schorren kun nen worden ingedijkt en herschapen in duizenden hectaren vruchtbaar bouwland. Het kanaal zou aan nabijgelegen polders tevens een betere uitwatering geven waaraan zij maar al te zeer behoefte hebben. Daar zijn in de laatste jaren van rijkswege stroomen gelds, millioenen zelfs uitgestort over andere havengemeen ten en wel om haar te steunen tegen de buitenlandsche concurrentie, ook om som migen tot meer bloei en welvaart te brengen. Zou dan 's lands schatkist gesloten mogen blijven als het geldt Philippine tegen volslagen ondergang, haar bevol king tegen den bedelstaf te behoeden Dat de nood zoo hoog is gestegen, de totale verzanding van haven en geul niet meer met gewone middelen kan bestre den worden. ,,'t Is het werk der natuur" heeft men gezegd, maar hier dient tegenover her innerd dat Philippine's gemeentebestuur indertijd geprotesteerd en gewaarschuwd heeft tegen de bedijking van het voor malige Sasschegat, als zijnde die bedijking noodlottig voor de Pbilippinsche haven. De regeering heeft destijds aan die bezwaren niet geloofd- Thans is de nood lottige uitwerking van die bedijking niet meer te loochenen, zij is een feit waar van de verantwoordelijkheid met den last van herstel door het rijk behoort gedra gen te worden naar rede en billijkheid. Het gemeentebestuur heeft zich reeds met een bede om hulp tot de regeering En moge deze onze noodkreet ook gehoor vinden bij onze volksverlegen woordiging en haar bewegen zich het treurig lot van onze gemeente aan te trekken. Deze wanhoopskreet ging, nu circa 2 jaren geleden, uit Philippine op, en som migen gaven daarop te kennen dat men te Philippine te voorbarig was geweest, dat de nood nog zoo hoog niet was ge stegen. Doch laten die personen nu onze haven eens komen bezichtigen, dan zul len zij ongetwijfeld tot de overtuiging komen, dat, om Philippine te redden, krachtdadig dient te worden opgetreden. En Philippine zelf? Ja, die deed tot hiertoe alles wat in zijn vermogen was om een kanaal te bekomen, doch al lp pogingen leden schip breuk. Nu en dan staat er nog iemand uit het volk op, en wakkert de reeds moedelooze ingezetenen nog eens aan eene bede tot H. M. te richten om ons voor ondergang te behoeden, doch, velen, hoe gaarne deze onze wenschen zagen ingewilligd, zeggen 't geeft toch niets. 't Geef toch niets, wie durft dat zeg gen. Wij, PhilippinenaarsNederlanders, met dezelfde gevoelens voor het Oranje Huis bezield als de Residentiebewoners, zouden wij dan niet geholpen worden De zoo kortstondig geleden ramp van vertelling van MAK RING UIT HET HOOGDUITSOH DOOR ABT» A. Daar zaten nu Zuid- en Noord-Duit schers, die elkander weinige jaren geleden nog zoo vijandelijk bestreden hadden, vreed zaam aio oude vrienden aan dezelfde talel en vergaten bij een irisschen dronk de vroegere tweedracht en ae genezen wou den. bereid, elkander bij te staan in nood en dood tegen den gemeenschappelijkcn vijand en bloed en leven voor elkander te laten. In zulk een kring van Pruisische en Beiersche officieren van alle wapenen be merkte Friedrich op een avond dien ion gen dokter in een nette jagersumloim, wiens .sympathiek gezicht en vaderlandscbe gezindheid hem op de reis naar München zoo aangenaam getroffen had, dat de wensch in hem opgekomen was, nader ken nis met hem te maken, waartoe hem toen de gelegenheid ontbrak. Hierom zocht Friedrich nu het verzuim de in te halen en den jager te naderen, die zich met eenige kameraads aan de zelfde tafel had nedergezet en deel nam aan het gozelschap der officieren, waar mede hij oogenschijnlijk op vriendschap- pelijken voet stond. Als ik mij met vergis, zei Friedrich in den loop van het gesprek, hebben wij elkander reeds vroeger gezien. Nu herinner ik het mij ook, hernam de vrjjwilliger zich bedenkend, enkele we ken geleden reden wij per spoortrein in dezelfde coupé naar München. Juist zoo Gij spraakt toen met zulk een warmte voor het verbond met Prui sen en met zulk een geestdrift voor de Duitsche eenheid, dat ik den levendigen wensch gevoelde u te leeren kennen en u te danken. Ge zijt werkelijk te vriendelijk. Mag ik vragen met wie ik de eer heb? Architect. Friedrich Kühn, luitenant bij het 46ste infanterie-regiment. Jurisch doctor Leopold Huber, vrijwil liger bij het 4de Beiersehe jagers bataillon. Op hetzelfde oogenblik stonden beide jonge mannen veirast op en reikten elk ander bewogen de hand, als gedreven door een iowendigen aandrang, nadat zij elk ander wederzijds met zichtbare belangstel ling en bevrediging beschouwd hadden. Mijn zuster, zei Leopold na een korte poos, heeft my reeds zooveel van u ver teld, dat gij geen vreemdeling meer voor mij zijt. Zoo is het ook met mij gesteld. Ge komt mij reeds voor als een oud vriend. Dat ben ik ook en tegelijkortjjd de ver trouwde van Martha. O riep Friedrich verheugd uit. Dan kan ik ook gerust over alles met u spre ken. maar niet hier in tegenwoordigheid van anderen. Wilt ge mij wellicht ge zeischap houden Ik moet heden nacht patrouilleeren. Gaarne, ik ga met u mee. Aan het hoofd van een kleine schaar infanteristen die hunne geladen geweren in den arm gereed hielden, vervolgden beiden den weg van Landau naar Weis- senburg, waar aan gene zijde van de grens de Franscbe voorposten stonden. Yóor hen lag een groote weide, waardoor een kleine rivier vloeide, de Lautei genaamd. Op eenigen afstand vei hiet zich een on beduidende hoogte met een boschje, daar voor een grenspaal. Rondom heerschte de grootste stilte, als in vredestijd. De nacht was zoel er broeide een on weder aan de lucht en de maan ging bloedroed op, omgeven door een kring en nu en dan door donkere wolken bedekt. Terwijl de patrouille zwij gend den omtrek onderzocht en bij ieder verdacht gerucht voorzichtig luisterde spraken de beide mannen zachtkeus over hunne betrekkingen, vooral over Martha. Op mijne deelneming en op mijnen bij stand, zeide Leopold, moogt ge stellig rekenen en, als het aan mij lag, zou niets uw geluk in den weg staan. Maar ik vrees, dat ge nooit de toestemming mijns vaders zult krygen, hoe smartelyk het my ook valt u iedere hoop te moeten ontrooven. Ik heb toch gehoord dat de heer Huber een goed Duitsch patriot geworden is en lid van een vereeuiging tot hulpbetoon van hen die in het veld gewond zijn. Dat is volkomen waar, maar dat is hetzeltde. In weerwil van zijn vaderlands liefde kan mijn vader den dood mijns broe ders niet verkroppen eD zijn ouden toorn nog altijd niet vergeten. Daar kan ik niets aan doen. Gedu rende het gevecht hij Kissingen, waarin uw broeder viel, stond ik met mijn re giment tegenover de Oostenrijkers in Bo- hemen. Ook deze omstandigheid kan bezwaar lijk eenige verandering brengen, daar va der in zyn tqorn gezworen heeft, dat Martha geen Pruis zal huwen, nadat zij om uwentwille den baron Von Zierel heeft, bedankt. Zulk een eed, hernam Friedrich moede loos, is zondig en kan noch Martha, noch mij beletten Vooi hy den zin voleinden kon, weer klonk de luide roep: Halt lal Qui vive Tegelijkertijd weei klonk een salvo van acht tot tien schoten uit het boschje, dat zij, zonder het in hun druk gesprek ge merkt te hebben, tot op tweehonderd schreden afstands genaderd waren. Ge lukkig werd niemand erg gekwetst slechts een man kreeg een licht schampschot aan

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1895 | | pagina 1