IOe Jaarg.
i\ü. 881.
Woensdag 16 Januari 1895.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuw sc h -Vlaanderen.
F. DIELEMAN,
FEUILLETON.
De overwinning der liefde
AXELSCHE
OER AN T.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent;
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 et.
DRUKKER - UITGEVER
AXEL.
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlp
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
De Diplomaten van Wagenborgen door
J. H. JAXSEX.
Toen voor een paar jaren in de Tweede
Kamer der Staten-Generaal steramen op
gingen om de aandacht der Regeering in
te roepen op de toenemende werkeloos-
beid, die in ons Vaderland neerscht,
op de ellende waarin duizende werklieden
verkeeren, - op het verdwijnen van een
groot deel der industrie en op den on-
gelukkigen toestand van den Landbouw
antwoordde de heer Pierson met den
uitroep van Leve de Vrijheid.
Dat was de wederlegging der ernstige
klachten dat was de verdediging van
zijner Exc Handelspolitiek dat was het
eenige middel der Regeering tegen den
erbarmelijker) staat van zaken.
De minderheid, in de Tweede Kamer,
kon dan ook met anders dan de lucht
hartigheid der Regeering doodzwijgen.
Maar, dat de Regeering aan haren
plicht had tekort gedaan, dat zou a!
spoedig blijken.
De klachten namen met den dag toe
en zijn thans veelvoudige! en zóo ernstig,
dat men ze verontrustend mag noemen.
Het is niet te ontkeunen dat onze
maatschappij in een bedorven toestand
verkeerten het bederf in den Staat
moet toch eene oorzaak hebben.
Die oorzaak ligt in onze economische
wetgeving dit is niet tegen te spreken.
En toch doet de Regeering niets om
het kwaad te verhelpen het schijnt ze.fs
dat zij hierin genoegen schept, anders is
de leus niet te verklaren, de leus van
Leve de Vrijheid: om mets te veranderen
om niets te verbeteren, om onze onge
lukkige medemenschen aan hun lot over
te laten ten profijte van enkele geprivi-
ligeeraen.
Nu heeft onlangs, in de Tweede Ka
mer. de heer Roëll ons nog drie verras
singen bereid
lo de rappoi ten der Kamers vau Koop
handel en Fabrieken gaven goene aan
leiding om den toestand van het Vader
land ir. de Troonrede met geruststellend
te noemen.
De Leden der Staten Generaal alléén
kunnen die rapporten consulteeren doch
afgaande op hetgeen de dagbladen ervan
mededeelen, dan ziet het er verre van
rooskleurig uit met Handel en Scheep*
vaart.
Wegens gebrek aan lading zijn te Rot
terdam de Vier stoomschepen der Ned.
Amerikaansche Stoomvaart Maatschappij
(Dubbeldam, Didam, P. Caland en Rot
terdam) opgelegd en uit de vaart.
Men leze in het „Nieuws v. d. Dag,"
van 19 December 1894, het artikeltje
over Scheepsbouw van den heer J. Gra-
vestein, dan weet men er alles van.
En wat beduidt dan al het klagen in
honderde adressen, door Landbouw en
Nijverheid der Regeering aangeboden?
bevatten die smeekschriften dan louter
leugentaal, of bedrog, of huichelarij
Ligt in de verontschuldiging van jonk
heer Roëll niet het bewijs dat de Re
geering lotaal onbekend is met heerschen
de ellende of wil ze er liever niets van
weten, eenvoudig om er niets voor te doen?
Dat is gemakkelijk regeeren maar dan
wo,-dt legeeren kinderspel.
2. Na het aandringen op verbetering
van ons tarief van rechten, door ver
scheidene Leden, en de indiening dei-
motie Dobbelman, antwoordde de heer
Roëll met >Les ateliers nationaux," net
alsof Z.Exc., wijlen Louis Blancuit de
Revolutiedagen van 1848, wilde naboot*
sen.
Men had den heer Roëll kunnen vra
gen, of dan in alle onze naburige Staten,
waar de nationale arbeid beschermd wordt
de Franscho revolutie in vollen gang
was
Zou men heden tan dage in Duitseh-
land. Oostenrijk, Belgie en Frankrijk wel
denken aan nationale werkhuizen
„Les ateliers nationaux" hebben fiasco
gemaakt in Frankrijk dit weet iedereen
dus weet jbr Roell dat ookhoe kon Z.
Exc. zich dan daarop beroepen Of was
het alweer om zich met groote woorden
van de kwestie af te maken
Groot9 woorden zijn evenwel geen re*
geeringsdaden.
3. Het, is van algemeene bekendheid
dat de Landbouw met meer bestaan kan
om de eenvoudige reden dat de opbrengst
de kosten niet meer kan dekken, want
sedert tweehonderd jaar zijn de granen
niet meer zoo goedkoop geweest.
Een ieder die kennis van zaken heeft
en het wel meent met Troon en Vader
land, is dan ook van gevoelen dat in
dien toestand moet worden voorzien op
eene redelijke en billijke wijze.
Men zegge niet dat, als de Landbouw
geholpen wordt, zulks zoude zijn ten
nadeele van andere belastingschuldigen
dit is onjuistwant heel de Natie heeft
belang bij den landbouw.
Ook moeten immers de uitgaven voor
middelbaar en hooger onderwijs en voor
de kanalen en waterwegen van Amster
dam en Rotterdam betaald worden door
belastingschuldigen, die daarbij volstrekt
geen belang hebben.
Zoo zijn mede honderd partiééle uit
gaven waar andere belastingschuldigen
niet van pioflteeren toch worden al die
uitgaven gebracht en behouden op de
verschillende begrootingen van den Staat.
Maar de heer Roell had een ander
middel om zich van da zaak af te maken,
een oud dooddoendertjeden verhoogden
pr(js van het brood, dien de werkman
niet zou kunnen betalen een middel
dat gewettigd was toen de granen duur
waren, maar, dat bespottelijk is nu
de granen aan een spotprijs te koop zijn
er. de werklieden geen geld meer var
dienen om brood te koopen.
Overal wordt door de Regeeringen
zorg gedragen voor de kleinen als
voor de grooten, door het arbeidsvold
uit te breiden door de nationale werk
krachten te beschermen, door Landbouw
en Industrie te ondersteunen.
In Nederland heerscht nog het »Laat
den boel maar waaien stelselen van daar
al die miserie.
Het is zeer te betreuren dat mannen
als jhr Roell, de heer Mackay, de heer
Rutgers en meer andere zoo weinig be
kend zijn met de nooden van onze zoo
hulpbehoevende natuurge nooten.
De heer Rutgers gelooft niet eens aan
de heerschende ellende in Friesland om
dat er nog boeren gevonden worden die,
te Leeuwarden, den circus van Carré kun
nen bezoeken.
De heer Mackay houdt den drankdui
vel voor den grooten boosdoener.
Zoker women er drinkebroers genoeg
gevonden in alle klassen, standen en
rangen der Maatschappijedoch, die
vertelling van MAX RING
UIT HET HoOGDUITSCH DOOR
A Hf jV
Voor zijn verraste blikken stond een
wondervol beeld, een tooverachtige ver
schjjning een bekoorlijke elf of nimf, siei
lijk en toch afgerond, elastisch en zwe
vend, als door onzichtbare vleugelen ge
dragen.
In fantastisch licht zag hij een^ vol
maakt Madonnagezicht, zooals Rafael en
Murillo het niet schooner en kuischer
hadden kunnen schilderen, met wonder
vol schitterende oogeu, straleud als een
tropische sterrenacht, geheimzinng diep als
een ondoorgrondelijk Alpenmeer, met een
voorhoofd zoo rein als verschgevallen
sneeuw en een kleinen rooden mond waar
om een verrukkelijk onschuldig lachje
zweefde. Zij was het gezelschap eenige
schreden vooruitgeloopen, ongeduldig we
gens de vertraagde afvaart, om den na-
latigen schipper tot haast aan te manen.
In haren ijver trad zij onbewust zoo dicht
bij den vreemdeling, dat de zoom van haar
luchtig zomerkleedje hem bijna raakte.
Nochtans scheen zij zijn tegenwoordigheid
niet te bemerken, terwjjl hjj verblind en
vastgeketend door hare schoonheid be
wonderend haar aanschouwde, ofschoon hij
anders niet zoo licht bewogen en ont
roerd, maar een bedaard bescheiden man
was.
Was het de melancholische aanblik van
het meer, de drukkende zwoelte van de
lucht, of een droeve herinnering, die het
schoone meisje nu ontroerde. Een diepe
zucht ontvlood haren bewogen boezem en
een duistere schaduw vloog als een wolk
over haar helder voorhoofd, zoodat de
belangstelling eu de nieuwsgierigheid van
den toerist onwillekeurig nog meer werden
gaande gemaakt.
Toen zij evenwel den vreemdeling in
hare nabijheid zag, bloosde zij en wendde
met een trotsche beweging zich tot een
opvallend elegant gekleed jongman, die
als haar schaduw haar gevolgd was.
Waarom vertrekken wij dan niet, heer
Yon Zieiel vroeg zij op aroevigen toon
aan den fat. Het is boog tjjd.
Gij hebt slechts te bevelen, mijne ge
nadige, hernam hij in echt Weener dia
lect. Ik zal dadelijk den schipper roepen.
HanselHansel
Wat belieft de genadige heer ant
woordde de uit het hotel komende schip
per, die volstrekt geen haast scheen te
hebben.
We willen heen. Als gij u haast, krijgt
gij een florjjn extra,
Alles goed en wel, hernam de voor-
zichtige schipper, zonder zich door de
gedane belofte en het uitzicht op een
blanken florijn zjjn phlegma te laten va
ren. Mjj dunkt, dat we nog wat moesten
wachten.
Wachten, waarvoor wachten, zei de
jonge dame ongeduldig. Mij dunkt, dat
we al te lang hier gebleven zijn.
Voorwaarts, oude slak 1 riep de fat, zijn
dun wandelstokje zwaaiend, anders zal ik
u haast leeren maken. Waaraan ligt het
dan
In plaats van te antwoorden, wees de
schipper op den donkeren hemel en het
loodgiauwe meer. Intusschen was ook het
overige gezelschap nadeibjj getreden om
te hooren, hoe het. met het vertrek stond
Wat is er dan vraagde een bejaarde
dame den dandy. Waarom wildatmensch
niet varen
Wegens het weder bromde de phlegma
lieke schipper, terwjjl hjj verlegen door
zjjn grjjze borstelige haren streek. Kjjk
daar slechts, we zullen onweer krjjgen.
Dat is waar, zeide de heer Von Zierel,
die nu eerst de zware wolken bemerkte.
Er zal iets komen, regen, wellicht een
storm. Onder deze omstandigheden zou
ik aanraden nog wat in de Pertisau te
blijven en het weder afwachten.
Hiermede waren het ook de overigen
dadeljjk een», maar niet de jonge dame,
die haren aanbidder een half toornigen,
half verachteljjkeu blik toewierp en op
stelligen beslisten toon verklaarde, dat zjj
niet bang was, en in weeiwil van den
regen niet langer bljjven wilde.
Maar Martha, zeide hare moeder, een
waardige matrone, met zachte stem. Ge
kunt toch niet verlangen dat we nat wor
den.
Bedenk toch, voegde de fat er bjj, het
gevaar waaraan gjj u blootstelt
Des te beter, viel zjj hem levendig in
de rede. Een kleine schipbreuk kan niet
schaden. Dat ware een afwisseling in dit
leven. Ge zwemt toch, heer Von Zierel?
Bedenk toch eens hoe schoon het zou zjjn
mjj te redden of met mj] te vergaan.
Inderdaad zou ik mjj gelukkig achten,
maar
Geen maar! Uit mjjn oogen, ontrouwe
ridder 1 Wilt ge u beschaamd laten zetten
door een zwak meisie
Met deze woorden jjlde Martha, over
moedig lachend, naar de boot. Eer de
heer Von Zierel haar helpen kon, sprong
zjj met stoute bevalligheid er in. Haar
voorbeeld werkte aanmoedigend de hee-
ren volgden haar dadeljjk, aarzelend en
angstiger de dames, welke de heer Von
Zierel galant zjjn arm reikte, om ze bjj
het instijgen te ondersteunen.
Eerst toen de schipper de heeren en
dames zoo vast besloten zag, gaf hjj ook
zjjn ljjdelijken tegenstand op en riep zjju
zoon, een halfwassen knaap, die twee zwa
re roeiriemen medesleepte, waarvan hij er