No. 878. Zaterdag 5 Januari 1895. I0e Jaarg. Dg wonderdadige kuur. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuw sc h - V I a a n deren. F. DIELEMAN, AXEL. Buitenland. feuilleton. AXELSCHE COURAIMT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent; voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent; voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlpk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. UIT DE PERS. Lombok en Bali. Be Tijd bevat een artikel, waarin zij, erkennende ons succes op Lombok, twq- fel uitspreekt of de expeditie daarheen wel in alle opicbten te verdedigen is. Wel behandelden de Baliërs op Lombok de overwonnen Sasaks op echt üos,ei- sche wijze vierkant in strijd met onze begrippen van billijkheid en reohtvaai- digbeid, maar dat alleen rechtvaa: digt toch die expeditie nog met, want a s wij overal,waar het zelfbestuur dei inland- sche vorsten in den Archipel bestaat, tusschenbeide moesten komen als be schermers van het recht, zouden onze krachten al heel spoedig te kort sch eten. Bovendien, als in Indie de onderdiukten overheerschers worden, toonen zij zich geen haar beter dan hun vroegere mees ters ia, do Sasaks bewezen reeds ge noegzaam eer beneden dan boven e Baliërs te staan. En daarom moeten wij in de meeste gevallen - thans ook op Lombok na een expeditie tot de in voering van direct bestuur overgaan. »Dooi die uitbreiding van de sfeer on zer directe bemoeiingen wordt een In disch rijk echter voortdurend meer top- zwaar en allengskens te uitgebreidvoor onze financieele en materieele klachten s Laten wij rechtvaardigheid betrachten daar waar wij ertoe in staat zijn,zoo als op Java, dan hebben wij in dit op- Zicht al meei dan genoeg hooi op onze De Tijd releveert dit, naar aanleiding het bericht van de voorgenomeri nieuwe expeditie naar Karang Asam op Lombok, om Djilantik te straffen. Al m deze mededeeting geen zekerheid, toch wil het blad reeds nu tegen die expedi tie waarschuwen. Zeker, Djilantik is een verrader, en hij heeft geweigeid om naar Batavia te komen zonder onze bedoeling te weten. Dat laatste nu vindt De Tijd ^van Dj's standpunt »zeer verstandig. Immers na een in alle opzichten ge slaagde expeditie tegen Karang Asam zou men hem geen zwaarder eisch kun nen stellen dan de nu gedane. En wie ter wereld stelde ooit aan een tegen partij een eisch zóo zwaar, dat hij, door zich'daartegen te verzetten, nooit zou kunnen verliezenmaar wel winnen. Daarom zou het blad 't betreuren als de gouverneur generaal, na zijn beleid vol optreden in de noodlottige Augustus I dagen', nu weer besloot tot een on ge motiveerde expeditie naar Bali, temeer. omdat het thans niet moeilijk zou zijn met eenig politiek beleid ook de zaak- Djilantik in het ïeine te brengen. Het stellen van den eisch aan dezen rijksbestuurder, om naar Batavia te km men, zonder meer, zou volgens De Tijd »het omgekeerde zijn van politiek beleid, ia, een fout zój groot, dat zij sle?hts te verklaren zou wezen bij iemand, die door ons jongste wapensucces geheel verblind is; iets wat haast evenzeer te vieezen is als moedeloosheid bij tegenspoed. »Van een gewapend optreden tegen Karang Asam zijn daarenboven in het gunstigste' geval slechts te verwachten nieuwe lauweren voor het Indische leger. En daaraan heeft het leger toch waai lijk geen behoefte." Op Bali verkeeren wp in veel ongun stiger positie dan op Lombok. Daai vindt de vijand alom bondgenooten. En als wij de Karang Asemers hebben ver slagen, en Djilantik vlucht, zouden we dan weer eene nieuwe expeditie moeten beginnen, vraagt het blad, en zou men denken dat men met het halve millioen Balineezen aldus klaar zoude komen, zooals met de Sasaks. Laten wij toch het oog vestigen op het verleden en bedenken hoe wij bv. in 1848 naast veel dapperheid ook veel bo- leid op Bali hebben ten toon gespreid, zonder welt beleid toen geen succes zou zijn verkregen." „Onze conclusie kan derhalve geen an dere zijn - zoo besluit de Tijd - dan dat een expeditie naar Kaïang Asam in geen geval te rechtvaardigen zou zijn. Daarvan zouden groote rampen het ge- volg „kunnen" zijn. Maar ook al werd die expeditie met succes bekroond, dan nog zouden de daarvoor noodige opoffe ringen in menschenlevens en geld nooit kunnen opwegen tegen de daarvan te verwachten voordeelen. Daarom hopen wij dat, als bet be richt dat in Januari een expeditie naar Karang Asam waarschijnlijk is, juist is. de Regeering van haar voornemen in deze alsnog wel zal willen afzien." De Fransche kapitein Dreyfus is met algemeene stemmen door den krijgsraad schuldig verklaard aan landverraad. Hij is in hooger beroep gegaan, doch dit is verworpen, Na 24 uren volgt dan de degradatie, Deze heeft op de volgende wijze plaats Zij gebeurt in de Ecole militaire voor een detachement van elk te Parijs in garnizoen liggend corpsen in tegenwoor digheid van alle recruten, die nog geen drie maanden in dienst zijn. De troepen vormen een carré, waarbirmon een door den gouverneur generaal afgevaardigd hoofdofficier en de griffier van den krijgs raad staan. De veroordeelde wordt in volle uniform en met sabel aan binnen het carré geleid, waartoe de muzikanten trommelslagers en trompetters een kant openen. De soldaten presenteeren het geweer de muziek speelt een paar ma ten en dan leest de griffier met luider stemme het vonnis voor. Na hem richt de commandant der troepen tot den veroordeelde deze woorden»Gij. zijt niet waardig de wapenen te dragen in naam van het Fransche volk dregradeer ik u." De oudste onderofficier van het escorte, dat den delinquent vergezelde, treedt naar voren, rukt den veroordeelde de knooper. van zijn dolman; van de kepi, in één woord alle teekenen van zijn rang af, trekt zijn sabel uit de scheede, breekt die doormidden en werpt den veroordeelde de stukkeu voor de voeten. Deze gaat dan, omringd, van vier soldaten met opgestoken bajonet, het front der troepen langs, aan welks einde gendarmen den uit het leger ge- slootene in ontvangst nemen. Dreyfus zal naar het eiland Ré in den Atlantischen Oceaan gebracht worden om vandaar met hot eerste transport naar Nieuw Caledonië te gaan. In de strafkolonie wordt hij opgesloten in een fort op het eiland Nou of het schiei eiland Ducos. Zijn straf bestaat uitslui tend in deze deportatie hij geniet ove rigens tamelijk veel vrijheid, daar hij De oude Guichemerre was lang met vroolijk gestemd. Alleen, voor het kolen vuur gezeten, warmde hij bevende handen door ze tegen elkaar te wrijven en keek elk oogenblik naar het platanen- laantje dat naar zijn woning leidde. „Geen sterveling 1" bromde hp, zijn dik rood, met grijzen baard en haren omlijst hoofd schuddend. En dan wramde hij weer zijn verkleumde handen boven het vuur. 1 Guichemerre was officier van gezond- heid, sinds vijftig jaren gevestigd in het dorp Saint Léon. 't Was geen hoogvl.e ger, maar een goede ke.el, die, precies als een ander zjjn zieken had genezen, en wiens hoogste ambitie was maire van zijn gemeente te worden. Die schoone droom kon verwezenlijkt worden. Guichemerre kon op roemrijke tijden in zijn leven terugzien. De bur gerij van SaiütLéon was hem veel vei plicht. Langen tijd was hij de eemge geneesheer in de geheele streek geweekt. Hoeveel verkoudheden, klampen, zinkings, maagstoornissen had hjj;al met genezen! Men verafgoodde Guichemerre. Maar sinds eenigen tijd had de fortuin hem den rug toegekeerd. Welk een aan- eenschakeling van tegenspoeden Vroeger had de officier van gezondheid genees middelen aan zijn zieken verkocht. Dit mocht hij doen, want. de dichtsbijzLjnde apotheek was wel 15 mijlen van het dorp verwijderd. Maar ziet, daar komt zich opeens een apotheker 2e klasse in Saint Léon vesti gen en weg was Guichemërre s vergun ning om kamillen en vlierstroop te ver- koopen. Helaas die verkoop vormde de mildst vloeiende bron van des officier van gezondheid's inkomsten. Die ramp was nog de ergste. De a- potheker stelde zich niet tevreden met hem geldelijk nadeel te berokkenen, maar deed ook schade aan zjjn naam. Wat is dat voor poespas?' vroeg hij op een toon en met een uitdinkking, die de diepste wetenschappelijke minachting te kennen gaven, aan de menschen die met recepten van Guichemerre bij hem kwatnen. 't Was waar, de eenvoudige officier van gezondheid kon geen schitterende recep ten torrauleeren. Hij bezat eemge pri mitieve voorschriften, waarvan hij zich onveranderlijk sedert zijn jeugd bediende Zn hadden misschien vroeger de kracht bézeten om te genezen, maar waren reeds lang uit de mode geraakt. De apotheker I kende ze geen enkele goede eigenschap toe. Guichemeire verloor dan ook de groot ste helft van zijn klanten. Maar de grootste ramp trof hem twee jaren na de vestiging van den apotheker. Een jonge dokter, Albert Préville. kwam te Saint Léon wonen. Dat was de gena- Die dokter was een vreemdeling. Hij sprak met een Parijsch accent. Hij had manieren over zich, die de dorpelingen verblindden. Men zou te Saint Léon voor zijn pleizier ziek zijn geworden, alleen om door zulk een geparfumeerden geneesheer weer beter te worden gemaakt. Guichemeire begreep dat hp verloren was. Doctor Préville kreeg dadelijk deii a pother op zijn hand. Die kon nog eens recepten schrijven Die schreef zeldzame en dure middelen voor! Die veistond de kunst om met hoogdravende en gedistin geerde benamingen uit zjjn doctoralen mond de zachtzinnigste en meest alle- daagsche ongesteldheden te beschrijven Guichemerre noemde een verkoudheid een verkoudheid en een zweer een zweer. Docter Préville vond ten minste eer volle ziekten uit. met ingewikkelde en onbe crrijpelijke benamingen, die met nieuwe en dure medicijnen moesten worden genezen. Guichemerre die bjj voorkeur kamillen, sassafras, lindebloesem, vlier of papaver voorschreef, altemaal overbekende kruiden, die hjj zelf in de tuinen van zjjn patien ten verzamelde, kon tegen doctor Préville's geneeswijze nipt concurreeren. Zijn trouw ste klanten lieten hem gaandeweg in den En daar hjj zijn koetjes op het droge had kunnen brengen, in den tijd toen hij nog alleen piaktiseerde, zag hij een toe komst vol armoede voor zich, die al don kerder en donkerder werd, naarmate het aantal zijner grijze haren vermeerderde. Op dezen winterdag vooral was hjj zielsbedroefd. Onder de enkelen die hem tiouw wa ren gebleven, bevond zich de dorpsveld wachter. Die veldwachter was zijn vriend. Hjj was getrruwd en had een zoonije van drie jaren, Robert, het speelkameraadje van Guichemerre's eigen kleinzoon Etnile. En nu was Robert ziek, vierdagen reeds en nog had de veldwachter den officier van gezondheid niet laten halen. »Zou hij mji ook verlaten dacht hij, zjjn knokige vingers warmend. En reeds drie dagen lang zat de offi cier van gezondheid op hem te wachten, maar hjj verscheen niet. De kolen vergloeiden en verdoofden tot asch. Nu en dan ging de huisdeur open, maar niet om den veldwachter in te laten, niet voor een klant. Guichemerre voelde zjjn oud hart angstig kloppen. Plotseling trad zijn dochter binnen. Luisterzei ze verbleekend De officier van gezondheid richtte het

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1895 | | pagina 1