No. 877. Dinsdag 1 Januari 1895. !0e Jaarg. m«SMTH. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuw sc h -Vlaanderen. F. DIELEMAN, AXEL. Nieuwjaars-Ged achten. FEUILLETON. Binnenland. AXELSCHE COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent; voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER - UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlp tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Er ligt voor ons iets buitengewoon feestelijks in het begin van elk nieuw iaar Het is als 't ware de feestdag, waaraan wij onze stille verwachtingen, onze meest verborgen wenschen wijden. We gevoelen het, de grensscheiding van twee jaren, de wisseling van twee tijdkrin gen is voor ons allen van gewichtzoo wel voor den Koning op den troon, als voor den bedelaar onder het nederige dak voor oud en jong, voor alloD zonder onder scheid. Zoo staan wij dan ook nu weer aan den ingang van een nieuw jaar, - aan het begin van een tijdperk van vele da gen en maanden - Wij staan een oo- genblik stil, en zien op den afgewgden weg terug; en het oude jaar waarin elk al zoo het zijne ondervond, is als een droom voorbijgegaan, en ligt met al zijn moeite en leed, met al zijn vreugd en smart voor altijd achter onsen met zonder bekommering vragen wij aan bet begin des jaarswat zal het dan nu zijn Het voorledene jaar ligt voor ons als een opengeslagen boek. Wij kunnen den weg overzien, langs welken wij tot bier toe gekomen zijn. Ja 1 de terugblik op bet verleden moge ons zeggen wat het geweest isons oog vooruitziende, stuit hier op nachtelijke donkerheid. Wij zien vooruit in de toekomst, maar zij ligt daar vóór ons. als een boek met ze ven zegelen gesloten, als omsluierd met een donker kleed, als een donkere nacht, waarin ons oog niet doordringen kan. Zoo staan wij dan aan 't begin des jaars, ais vóór een gestoten Heiligdom. Wij vragen wat zal ons dit jaar over komenHoe zal bet gaan met onze betrekkingen, - met onze woonplaats met I^rk en Vaderland Zullen wij den laatsten dag dezes jaars beleven ge lijk wij den eersten hebben beleefd Zoo vragen wij, maar daar is geen antwoord. Daar is niemand, die ons antwoord geeft! Daar is niemand, die dien sluier opheft, waarmee de toekomst is bedektNie mand, die ons zegt, wat in haar don keren schoot verborgen ligt. Wij zijn aan een reiziger gelijk, die te midder nacht in duisternis wandelt en niet weet, welke paden, wegen, hoogten of afgronden er vóór hem liggen Wij vernemen een diep stilzwijgen op alles wat wij vragen. En zou dat stil zwijgen ons niet verontrusten. daar wij het weten, wat er al m éen jaar ge beuren kan, - wat al moeilijke, smar telijke wisselingen van ons» lot en leven, ons kunnen treffen, en wat al stormen on onwoders in zulk een tijdvak onze levenszee kunnen beroeren en in bewe ging brengen Zou dat stilzwijgen ods niet verontrusten, daar wif het we ten, dat ons aller lot en leven ook in dit jaar in verband staat met de eeu wigheid, en wellicht ons eeuwig lot be slissen zal? Kau niet dit jaar een jaar des doods voorons zijn, gelijk het oude jaar voor zoovelen was, die thans op onzen doo- denakker rusten? Wat zal ons dan kunDen bemoedigen en geruststellen? Maar vragen wij dat niet, want we vinden geruststelling, als wij de toekomst niet op zicbzolven beschouwen, maar mei het oog op den Schepper, in wiens hand de toekomst ligt 1 - Wij mogen al de bi- zonderbeden onzes leveDS, de lotgevallen, die ons en de onzen verbeiden, op dezen eersten dag des jaars niet vooraf kun nen berekenen, - wat zegt dit, als wij hot weten, dat de Almachtige, die het met wijsheid en liefde regeert, op onze levensreis onze leidsman wil zijn Ia, ons leven hier op aarde is eene reiswij gevoelen dat meer dan ooit, waar het einde van het oude en het. be gin van het nieuwe jaar ons zoo duide lijk toonen, dat wij voortgaan van den éenen dag, van het eene jaar tot het andere. Het is dan ook overbodig, om daarvoor op dezen eeïslen dag des jaars verdere bewijzen te vragen, een dag, die ons weer doet terugzien op oen aanmerkelijk gedeelte des wegs. door ons afgelegd, en waarop wij het moeilijke van onzen reistocht, en de vergankelijkheid onzes levens zoo levendig beseffen. - Wij zijn hier in don vreemde 1 Wij zijn hier reizigers en zwervelingen, die op den strooip destijds voortgedreven wor den de eeuwigheid tegemoet. We gevoe len het zoo: dezi wereld is ons vader land niet! Getuige het vervlogen jaar, dat ons de onrust en onbestendigheid onzes levens deed beseffenGetuige de reisgenooten, medeburgers van de plaats onzer inwoning, die aan onze zijde weg gevallen zijn zij roepen ons toedat wij ons hier op reis bevhden! En wie weet, welke stormen velen ondervonden heb ben Er zijn er toch, wier tent door een onverwachten storm van tegenspoed en ramp geschokt en bewogen werd. Ja wij zijn hier reizigers, vreemdelingen, die zonder Gods geleide en hulp niet veilig, niet gelukkig kunnen reizen. Mochten wij dan in den nieuwen tijd kring, die vóór ons ligt, gelukkig reizen. Mocht dit nieuwe jaar voor ons, voor de onzen, voor onze gemeente, voor Kerk en Vaderland een recht gezegend jaar zjjn. - Treden wij met goeden moed den nieuwen tijdkring in al is de weg, die vóór ons ligt, als met nevelen bedekt en is het onzeker, wat ons op dien weg ontmoeten zal, gaan wij nochtans ver trouwend voort. W erd onze gemeente boven vele andere plaatsen van ons Vader land, die door besmettelijke ziekten werden bezocht voor onheilen bewaard, laat ons hopen, dat zulks ook dit jaar haar deel moge zijn. Werden velen onzer medeburgers uitgedragen naar de laatste rustplaats, laat ons hopen, dat wij met de onzen dit jaar ten einde mogen bren gen. Heil en Zegen over allen in dit nieuwe jaar H. M. de Koningin heeft aan H. M. de Koningin Regentes, hare moeder, on der anderen de volgende kerstgeschenken gegeven4 kleine zilveren schenk- blaadjes een floorlamp een paar Sak sische beeldjes en verschillende hand werken, door de jonge Vorstin zelve ver vaardigd. De Koningin schonk aan de jonge Koningin een tafel (vernis martin) met geschilderd blad eenige antieke meubels; een zilveren bonbonnière een antieken trommel en een toilet garnituur van ivoor met goud. Een Haagscb porseleinen kotfle- en theeservies beeft niet tot de kerstge schenken behoort. Twaalf kerstboomen schitterden bij ge legen heid van het Kerstfeest in de groote (Naar het Deensch.) Zjjne Excellentie was met het doorzien der papieren gereed vouwde ze langzaam samen en keek mij met een onderzoeken den blik aan; daarop drukte hij op een ivoren knop aan den muur bij zijn schrijf tafel. Dadelijk verscheen een bediende, die een kort, zacht uitgesproken bevel ont ving en weder verdween. Met van vreug de kloppend hart dacht ik, dat mijn aan stelling dadelijk in orde zou gemaakt wor den. Ik werd versterkt in dat geloof, toen de minister aan de schrijftafel ging zitten en eenige woorden schreef. Maar hoe ver baasd was ik Diet, toen ik een politie dienaar zag binnentreden. Zijn Excellen tie gat hein het beschreven papier, fluis terde hem iets toe en wees op mij. Na dat hij zich weder naar zjjn schrijftafel gekeerd had, kwam de gerechtsdienaar op mij toe en verzocht mij mede te gaan Verwonderd voldeed ik aan zijn verzoek en boog tot afscheid voor den minister, hetgeen deze volstrekt niet scheen te be- meiken. Dooi den politieagent vergezeld, ging jk de breede trappen af, plotseling hield ik op en vroeg mijn geleider, waar wij eigenlijk heen moesten. Een barsch „Dat zul je stiaks wel zien!" was het ant woord. Ik maakte een beweging, alsof ik niet verder wilde gaan, maar de agent nam mij bij den arm en drong mij voor uit, mij koit en scherp toeduwend „Geen praatjes, anders <.at ik je leeren je beenen te gebi uiken." Verschrikt begreep ik nu, dat ik ge arresteerd was. Hoe onmogelijk mij die gedachte ook voorkwam, werd ik toch spoedig in mijn meening versterkt. De mtnschen bleven op straat staan om mij na te zien, daarop staken zij de hoofden bijeen en bespiaken heftig, wat of ik wel gedaan kon hebben. Ook de schooljon gens, die uit een zijstraat kwamen aan - hollen, scholden mij uit en met den uit roep kijk, die dief!" liepen zij mij na en ik hoorde duidelijk een jongen naast mij zeggen dat ik veel op een' moorde naar leek. Ik: dacht van schaamte in den grond te zinken. Ik hield den chapeau claque, dien ik nog maar niet openen kon voor^ mijn gezicht en sloeg den rokskraag op. Geluk kig was de politiepost niet ver verwij derd en daar ik snel liep, om spoedig uit dien spitsroedeoloop te komen, hadden wij weldra het doel bereikt. Nadat de agent mij afgeleverd had, doorzocht men I af iulju zakken en bracht mij in een balt l donkere leege cel. Daar zat ik nu uog op de houte brits en had den tijd om over mijn ongeluk na te d enken. Ik was bjjna wanhopig Gearresteerd, gevangen, dat was het resulaat van mijn audiëntie Daarom had ik dus zoovele jaren getracht, dat per soonlijk onderhoud te hebben daarom nog dien rok, dien hoed, dat vest, die handschoenen geleend van die mooie jonge dame. En waarom - waarom werd ik gevangen genomen? Wat zullen Marie en de schoenmaker op mij wachten en de juörouw. die ik beloofde dadelijk na de audiëntie de kleederen terug te brengen De dame zal denken dat ik er mee op den loop ben zij ziet mij voor een dief aan Eensklaps vielen mij de schellen van de oogen. Waarschijnlijk heeft ook Zijne Excellentie, die dadelijk scheen te kunnen zien, dat die vreemde kleedoren mij niet toebehoorden, gemeend, dat ik ze gestolen had. Ja, aat is het geweestReeds toen hij mijn roset en mijn schiik zag, moet die gedachte bij hem zijn opgekomen. Bo vendien waren het zeker niet mijn pa pieren, die ik hem had laten zien, want nu herinnerde ik mij duidelijk, dat ik ze niet uit den anderen rok genomen had. Daarenboven kwamen de papieren mij veel witter, veel nieuwer voor. Barm hartige hemel, wat kon daar wel inge staan hebben, Zjjne Excellentie was er zoo verbaasd overEn ik, ezel, dacht dat zjjne verwondeiing mijn goede attesten gold. 01 dat was het toppunt van alle fataliteiten, waaraan mijn leven zoo rjjk is geweest Door de wanhoop, die mg aangreep, drukte ik den chapeau claque met beide handen tegen der. borst, maar schrikte op het volgende oogenblik, toen de hoed met een luiden knal open sprong. Met somberen blik zag ik naar den grond, ,want ik wilde kalm bljjven, om niet gek te worden, en bovendien deed mijn hoofd mij pijn, niet alleen door alles wat ik on dervoud, maar ook door den grooten buil, zoodat ik bijna zien noch hooren kon. Een half uur kou zoo in sombere over peinzingen zijn voorbijgegaan, toen plot seling mijn cel geopend werd. Ik vreesde reeds dat men mjj een brandstichter of roover tot gezelschap geven zou, maar werd aangenaam verrast, toen ik den po litiecommissaris zag binnenkomen. Hjj deelde mjj beleefd mede, dat men mij, door een ongelukkig samentreffen van om standigheden, van diefstal verdacht en op dien grond gevangen genomen had. Ge lukkig was de verdenking spoedig onge grond gebleken. Teiwijt hij mij nu met die ontdekking geluk wenschte, zei hij, dat het rjjtuig van Zijne Excellentie voor het politiegebouw stond, om mij dadelijk naar diens woning te brengen, daar de minis ter mij persoonlijk zjjn verontschuldiging wilde aanbieden.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1895 | | pagina 1