Veemarkt
IOe Jaarg.
Liefdevreugd en Liefdeleed.
No. 857.
Zaterdag "20 October 189 I.
Nieuws- en Advertentie I) lad
.««a 5
voor Z e e u w sc li - V I a a n d e r e n.
F. DIELEMAN,
A X EÏL.
TE AXEL
Dinsdag 30 October 1894.
De Grenskwestie.
FEUILLETON.
4XELSCHË
0)1 IS t\T.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 oent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag-en Vrijdagnamiddag'TM EE uren.
OP
Voor de zooveelste maal plaatsen wij
dit opschriit boven een artikel in ons
blad aan deze gewichtige zaak gewijd.
Reeds herhaalde malen immers is de
grenskwestie hot onderwerp geweest van
ernstige bespreking en beschouwing in
onze kolommen, telkens en telkens werd
er op gewezen, dat alle zeilen dienden
bjjgezet. om aan don heerschenden toe
stand een einde te maken. Zooals uit
een in ons vorig nummer opgenomen
adres blijkt, is door den gemeenteraad
van Zuiddorpe eene ernstige poging daar
toe gedaan en om aan het verzoek, tot
Hare Majesteit gericht, meer klem bij te
zetten, is instemming en steun verzocht
van de gemeenteraden in Zeeuwsch-
Vlaanderen en de Staten onzei provincie.
Het adres geeft dan ook duidelijk den
toestand weer, zooals die op het oogen-
blik is vele gemeenteraden hebben daar
aan hunne adhaesie verleend, wat als 't
ware vanzelf spreekt. Minder begrijpe
lijk 13 daarom de houding der gemeente-
30.
VERTELLING VAN
uoiiO KAïntxn
tJIT HET HOOGDÜITSCH DOOR
ANNA.
De liefde, zeide zij, die mij vergezelde
door de wereld. Toen ik verdreven was
uit mijn paradijs, toen was ik armer dan
iemand ter wereld. Op mijn vlucht dacht
ik er slechts aan te vlieden, zoo ver mo
gelijk, dood te zijn en te blijven voor alle
nasporingen. In een groote stad dacht
ik, zou mij dat het best gelukken en ik
begaf mij naar Frankfort. Ik natn extra
post slechts enkele stations ver, onderweg
ging ik ei uit, liet mijne koffers naast mij
zetten en verzocht den postiljon terug te
feeeren, terwijl ik tot hem zeide, dat ik
hier vrienden wachtte met hun rijtuig.
De man volneed verwonderd aan mijn
verzoek en nu bevond ik mij allemi op
den weg. Maar ik was niet bang, ik
dacht steeds aan u en dat gij nu spoedig
aan zoudt komen en dat ik u verloren had
voor eeuwig en altijd Na verloop van
eenigen tijd kwam een vrachtwagen de
straat af. Ik verzocht den voerman mij
mede te nemen voor een goed drinkgeld
raden van Sas van Gent en Hulst. In
eerstgenoemde gemeente onthield de raad
zijn instemming met het oog op het heer
schen van mond- en klauwzeer in onze
provincie, waardoor geen vooruitzient be
staat op het openen der grenzen. Maar.
eilieve, moet er dan gerekwesteerd wor
den, als er geen besmettelijke ziekte is?
Noen, zeggen wij, want dar. zijn de gren
zen vanzelf open. Op die wijze rede'nee-
rende, zou men nooit behoeven te re
kwesteeren. De zaak is echter een ge
heel andere on dit staat dan ook duide
lijn in bot adresBelgië sluit niet om
het mond en klauwzeer, maar als repre
saille-maatregel tegenover de Nederland-
sehe regeering, die het den grensboeren
zoo lastig maakt, en die don invoer van
Belgisch slachtvee en V6tte varkens ver
biedt.
Want wat zien wij gebeuren Uit A
merika, waar allerlei besmettelijke ziek
ten heerschon, mag het vee in België
worden ingevoerd
Het argument van den Sas van Gent-
schen raad houdt dus geen steek.
De gemeenteraad van Hulst ging over
tot de orde van den dag omdat er reeds
zooveel pogingen zijn aangewend en de
ze dus ook niot helpen zou. Dat de aan
houder overwint schijnt dus niet meer
tot de mogelijkheden te behooren'
De reden, waarom Belgie zijn grenzen
sluit, moet hierin gezocht worden
De Noord-Hollandsche maatschappij van
landbouw en veeteelt streefde er reeds
langen tijd naar, om het vee uit Holland
levend aan de Londensche markt te kun
nen brengen. Zij verzocht daarom der
regeering doortastende maatregelen te
Demen om de longziekte ondor het vee
tot het naaste stadje en hij was daartoe
bereid. Daardoor geraakte ik van den
grooten weg af en mijn spoor was verlo
ren Het was een klein vlek waar we
uitrustten en een soort herberg waar we
afstegen. Ik was ter dood toe uitgeput,
koortshitte gloeide mjj in de aderen, ik
gevoelde mij ernstig ziek. De waardin,
die mij naar mijn kamer geleidde, merkte
dat op, want zij sprak mij deelnemend toe
er, kwam ook 's nachts nog eens naar
mij kijden. Maar den volgenden morgen
kon ik niet opstaan, mijn hoofd duizelde,
mijn voeten konden mij niet dragen. Een
dokter kwam, een oud vriendelijk man met
grijze lokken en vertrouwen inboezemende
stem. Ik verlangde te sterven maar o,
Albert, gij weet niet, hoe zwaar aat is,
beladen met den vloek des geliefden. Toen
de dood mij wenkte, toen had ik den
inoed, om u te bidden, uwe vergiffenis
mjj mede te geven in het graf, en wilde
ik ergens iemand opsporen, wie dan ook,
opdat mijne bede u zou kunnen bereiken.
De geheele streek was katholiek een
protestantsch geestelijke verat en daarom
vertelde ik den dokter mjjne geschiedenis.
De oude man was goed en deelnemend en
heproetde mij op te beuren. Maar ach,
hij drukte mij slechts des te dieper neder,
hij zeide mij, dat ik zou leven en nu was
vergiffenis verre, en ik huiverde voor het
leven dat voor mij lag. Mijn radelooze
toestand roerde hem. maar toch keurde
uitf te roeien. Deze ziekte bleef beperkt
tot het poelingsdistriet. Alle verdachte
koeien werden afgemaakt, de stallen
wérden ontsmet en men slaagde er in
korten tijd in, de zieute geheel uit te
roeien. Dadelijk werden toen pogingen
goQaan om de Londensche markt voor
onfe vee geopend te krijgen. Engeland
wijjès er op, dat bij ons nog mond- en
kllfiwzeer voorkwam en deze ziekte
wérd toen onder de besmettelijke opge
nomen op aandringen van Engeland. Hel
gelukte aan het veeartsonijkundig staats
toezicht het mond en klauwzeer voor
eenigen tijd uil het land te houden en
rapn slaagde er in te verkrijgen, dat het
vge levend op de Londensche markt mocht
wprdeu aangebracht. Dit was echter een
deorn in het oog der rijke Engelsche
laiidlords. Zij bleven met hun vee zitten
eü het onze werd gretig gekocht. Het
glvolg was dan ook, dat, toen zich in
Limburg een geval van mond en klauw
zeer voordeed, de Londensche markt on
middellijk voor ons vee gesloten werd.
»Op Belgi'e werd steeds een waakzaam
ngg gehouden, omdat men mapnde, dat
het mond en klauwzeer van daar werd
overgebracht. Het slachtvee mocht niet
meer worden ingevoerd en omtrent de
varkens werd hetzelfde bepaald. Deed
zich op 40 kilometers en minder van de
grens een geval van mond- en klauw
zeer voor, dan wei den onze grenzen ge
sloten voor het weiden van vee en den
invoer van mest. Dit alles werd door
onze regeering gedaan om Engeland te
believen.
De eerste represaille maatregel, door
Belgie genomen, was bet verbod van
invoer van varkens.
hij mijn gevoel goed, dat mij voor u ver
borgen hield. Intusschen beloofde hij mij
over mijne omstandigheden na te denken
en mij naar zijn beste krachten raad te
gewen. Reeds den volgenden dag kwam
hij weder. Voor alles moet ge hier van
daan, zeide hij, dat is geen verblijf voor
u, hoe goed de waardin ook is. Gaarne
zou ik u mijn huis aanbieden, maar mijn
vrouw is ziekelijk en zonderling, ik moet
acht op haar slaan, en gij zoudt bij haar
de vriendelijke en vertroostende toespraak
missen, die gij zoozeer noodig hebt. Ik
heb echter een kennis in Frankfort, een
oude dienstbode mijner familie, een zeer
waardige vrouw, aan wie ik u zal aanbe
velen en wier raad u nuttig kan zijn voor
uw verder lot. Ik dankte hem, ach Al-
bert, ik gevoelde mij al deze deelneming
zoo onwaardig.
Melbach drukte haar aan zijn hart, en
toen zij de sterke afmatting in zijn gelaat
zag, hield zjj verschrikt op.
Laat mij ophouden, bad zij, ge zijt ver
moeid en de tijd verstrijkt, mijn geheele
levefr ligt slechts in het woord: schuldig.
Maar hij schudde het hoofd.
Neen, neen, ga voort, nu mag niets on
opgelost blijven tusschen ons, nu moet
het dag worden.
Elizabeth ging voort
Den volgenden dag vertrok ik naar
Frankfort, ik had middelen om de reis
kosten te bestrijden, en na eenige dagen
Intusschen zaten de grensboeren ook
niet stil. Tal van adressen werden ge
zonden aan de Kamers en de Provinciale
Staten, den onhoudbaren toestand der
grensboeren schetsende. De pers trok
partij voor de boeren en door leden van
de Eerste en van de Tweede Kamer
werd de toestand aan de grenzen voor
den minister blootgelegd.
Weliswaar heeft de Nederlandscbe re
geering het den grensboeren sedertdien
tijd wel iets gemakkelijker gemaakt, maar
ze hebben toch niet heelemaal hun zin
gekregen. Bovendien valt de met Bel
gie aangegane overeenkomst ook niet
in den smaak. Van Belgische zijde is
dit stuk reeds bekrachtigd, doch bij ons
is het nog hangende. Vooral de Belgi
sche grensboeren hebben liet niet op deze
overeenkomst. Wat hebben de grens
bewoners toch misdaan, dat ze zoo ge
plaagd worden en maar altijd dooi aan
doovemansdeuren kloppen Hijdie
weet, hoe eenvoudig de oplossing der
kwestie kan gevonden worden, begrijpt
dadelijk, dat er meer achter zit.
Ons veeartsonijkundig staatstoezicht
meende het mond- en klauwzeer te
kunnen weren door het nemen van stren
ge maatregelen aan de Belgische en
Duitsche grenzen, maar hierin vergiste
men zich In 1892 kregen wij eensklaps
mond- en klauwzeer, niettegenstaande
de grenzen reeds vroeger gesloten wa
ren, omdat in Belgie die ziekte veel eer
der was, en zij nog 40 kilometer van
onze grens was verwijdeid
Belgie, dat slechts in 1865 de grenzen
heeft gesloten wegens de veepest en sedert
altijd open bleef, ook toen bij ons volop
mond- en klauwzeer heerschte, dalzelfde
kwam ik aan. De vrouw, tot welke ik
verwezen was, las den brief van den dok
ter en, nadat zij mjj een wijle onderzoe
kend had aangezien, zeide zij Het is een
lange treurige geschiedenis, madame, ik
zal mijn best doen, het verzoek van den
dokter na te komen en u van nut te zijn.
Ik heb boven een klein, bescheiden ka
mertje, wilt gij dat voor lief nemen, zoo
betrek het totdat wij verder alles overlegd
hebben. Dankbaar nam ik haar aanbod
aan en myn reisgoed weid uit de herberg
gehaald waar ik afgestegen was Ik bevond
mij in een toestand van doffe troosteloos
heid die, naar ik geloof, den waanzin voor
afgaat er kwamen uren, waarin ik in het
geheel niet dacht. Mijn hospita hield een
winkel van linnengoed en borduurwerk,
en een menigte vrouwen en meisjes wer
den door haar van werk voorzien. Zij
had een kleinkind bij zich, het kind
harer eenige dochter, verder had zij alle
bloedverwanten verloren. Zij was stil,
maar vriendelijk, en behalve bjj mijn aan
komst sprak zij niet meer over mijn lot.
Intusschen raakte mijn geld op, nu kwam
bij mijn kommer nog gebrek en weldra
zóu een kind nog mijn zorgen
vermeerderen. Ik gevoelde het, ik moest
mij verheffen uit die doffe werkelooze
vertwijfeling, wilde ik mijne plichten je
gens dat kind eenigszins vervullen. En
nu ging ik op een morgen naar beneden
tot vrouw Hüjsen om haar werk te vei;.