No. 779.
Woensdag 17 Januari 1894.
9e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch -Vlaanderen.
F. MELEMAN,
AXEL.
FEUILLETON.
Binnenland.
AXELSCHE
OlMNT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag'- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER - UITGEVER
Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 oent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterljjk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
It u it en la ml.
VaillaDt, de man die een bom in de
Fransche kamer gewoipen heeft, is door
de jury ter dood veroordeeld. Op de
vraag was hij op het schuldig had aan
te merken, antwoordde VaillantDat is
de dood Ik dank u
Toen het hof de doodstraf had uitge
sproken antwoordde hij met een Leve
de anarchie
Thans wordt door alle Fransche bla
den de vraag besproken, of Vaillant gra
tie van de doodstraf moet worden ge
schonken die der linkerzijde pleiten
voor gratie, die meer naar rechts staan
wenschen de voltrekking der stiaf.
Verscheidene bladen zwaaien der jury
lof toe voor haar moedwant er be
hoort waarlijk moed toe, een man als
Vaillant ter dood te veroordeelen. Wie
der juryleden immers zal waarschijn lijk
door de anarchisten niet ten doode zijn
opgeschreven
De Lanteme zegtVaillant heeft wil
len dooden in massa, hij op zijn beurt
zal gedood wordendit is logisch. De
samenleving beeft het recht zich te ver
f dedigen tegen eiken aanslag op het men-
schenleven.
Volgens den Soldi waren verscheidene
afgevaardigden van meening dat het on
mogelijk is bij president Carnot voor
Vaillant op gratie van de doodstraf aan
te dringen, daar dit een politieke daad
zou zijn, waarvan men zou kunnen den
ken, dat zij door vrees was ingegeven.
Vaillant is zeer kalm. Dadelijk na de
zitting van het hof, waarin hij ter dood
werd veroordeeld, at hij, in de gevan
genis teruggekeerd, zeer smakelijk.
Den nacht na de uitspraak der jury
sliep hij goed, 's Morgens onder bet aan
kleeden sprak hij met de oppassers over
den indruk welke het stuk gemaakt had,
dat hij had voorgelezen. Hij is er van
overtuigd, dat dit voortaan de catechis
mus van den volmaakten anarchist zal
zijn.
Alvorens de coneiergerie te verlaten,
verzocht hij den directeur zijn dochter
tje Sidonie met ot zonder madame Mar-
chal te mogen zien
Vaillant's gemoedstoestand wordt voor
gesteld niet als cynisch, maar als die
van een man, die zich vertrouwd beeft
gemaakt met het denkbeeld te moeten
sterven. Toen hij weigerde in cassatie
te gaan, zeide hij, dat het christendom
zijne martelaren er. beiijders had gehad,
tuans was bet de beurt voor de anar
chie.
Tengevolge van dreigbrieven, door den
gouverneur van de gevangenis La Ro-
quette ontvangen, zijn de posten aldaar
verdubbeld,
Madame Marchalzijn maitresse
schreef door tusschenkomst van den ver
dediger Labori, aan Vaillant dat zij tot
het laatste oogenblik zijn hoofd aan den
beul zou betwisten. Zij bezwoer hem
cassatie van het vonnis aan te toekenen.
De anarchisten te Marseille hebben een
meeting gehouden om te protesteeren
tegen het vonnis over Vaillant geveld.
Ongeveer 2000 personen waren tegen
woordig.
De wegens de Liceo-ontploffig te Bar
celona gevangen genomen anarchisten
zullen niet voor den burgerlijken rechter
maar voor een krijgsraad terecht staan
De reden, daarvoor opgegeven, is ka
rakteristiek. Eigenlijk moesten de me
deplichtigen aan den Liceo-aanslag voor
den burgerrechter verschijnen er is ech
ter te Barcelona niemand, die den moed
heeft als gezworene op te treden, be
vreesd voor de wraak der anarchisten.
Wijl nu tot den aanslag tegen maar
schalk Martinez Campos besloten werd
in dezelfde vergadering, waarin het plan
tegen den Liceo-schouwburg werd ge
vormd, zijn alzoo - aldus redeneert men
beide aanslagen gepleegd tegen de
militaire autoriteit en moeten dus de da
ders voor den krijgsraad terechtstaan.
Daar zal men wel zorg dragen, dat zij
geen verdere misdrijven begaan, wat een
voudig beteekent dat met het fusileeren
der medeplichtige anarchisten - ten ge
tale van tien men de zaak voor af
gedaan beschouwt.
De heer G. van Deth, schrijft in de
Amst. (D. v. N.) het volgende ingezon
den stuk
„In Het Nieuwsblad van het Noorden
vinden wij het volgende waaruit men kan
opmaken, dal de toestanden te Neerbosch
nog even slecht zijn als vroeger. Een onzer
correspondenten erlangde dezer dagen in
zage van een brief, door een zestienja
rigen verpleegde aan eene vriendin ge
schreven, aan welken brief hij o. a. de
volgende zinsneden ontleende
„Dezen brief schrijf ik stilletjes, want
als ik hem zoo weg laat sturen, zou hij
kapot gescheurd worden. Schrijf hiervan
niets terug, want dan knjg ik op mijn
huid, dat ik niet staan kan
En verder: »De zoon van mijnheer
Van 't Lindenhout, nl. mijnheer Jacob,
slaat nog al eens. Laatst zou er een
jongen weggestuurd worden, maar vóór
hij wegging, moest hij by mijnheer ko
men, en toen heeft hij zooveel slaag ge
had, dat hjj uitriep„O, mynheer, u
slaat mij de botten kapot."
Toen kreeg hij ten antwoord »dat
geeft niet zooveel, als een wees sterft,
morgen komen er toch wel twee voor
terug."
Mag, zoo vraagt onze correspondent,
wiens verontwaardiging begrijpelijkerwij
ze werd gaande gemaakt bij het lezen
van dien brief, mag zoo'n toestand blij
ven voortduren? 't Zou een schande
zijn voor de Nederlandsche natie. Tot
zoover het N. v. h. N.
Men verwondere zich echter niet te
veel, dat inzake mishandelingde ver
pleegden het nog even slecht hebben te
Neerbosch als vroeger, niettegenstaande
alle aanklachten tegen Van 't Linden,
hout.
Wie toch zal het hem beletten, wie
zal hem iets in den weg leggen Noch
de commissie, noch de justitie, noch het
gemeentebestuur van Nijmegen, welk
laatste bestuur ook niet vlekkeloos uit
deze zaak zal te voorschijn treden, daar
het sedert jaren dien toestand kent en
nimmer heeft getracht er verbetering in
te brengen. De justitie onderzoekt se
dert lo Juli 11. en blijft onderzoeken
terwijl Neerbosch, een staat in een staat,
nog steeds wordt geregeerd en gebukt
gaat onder den despotischen staf van den
alleenheerscher Van 't Lindenhout. On
gelukkig Nederland, aat dat alles stil
zwijgend moet aanzien
NAAR HET HOOGDUITSCH VAN
üolo RAinum»
DOOR
A. A. v. W.
Heer graaf, zeide hij, ik kom uw tijd
voor een half uur in beslag nemen voor
eene aangelegenheid, die voor mij van
het uiterste gewicht is en waaraan gij
wellicht des te eerder gehoor zult geven
als ik u vooraf zeg, dat zij u niet onver
schillig zal zijn.
Herbert boog koel en noodde met een
beweging der hand den schilder uit, plaats
te nemen. Hij beheerscbte iedere trek,
iedere spier van zijn gelaathij had zoo
vaak zich verplaatst in dit oogenblik dat
hij er mede vertrouwd was, als met ee
ne goed ingestudeerde en van buitenge-
leerde rol.
Eenige jaren geleden, zoo begon Ri
chard, woonde in het huis uws vaders
een jonge dame, Magdalena Göring ge
naamd, als opvoedster der jonge gravin.
Een oogenblik zweeg hij en Herbert
boog bedaard en onbewogen, maar toe
stemmend het hoofd.
Dit jonge meisje, ging Richard voort,
stond geheel alleen op de wereld, zij had
geen andere beschermers, dan myn broe
der en mij.
Het gelaat van den graaf onderging
eenige verandering, het nam de uitdruk
king aan van hoffelijke opmerkzaamheid,
als bereidde bij zich voor op eene hem
onbekende mededeeling. Maar Richard liet
zich niet misleiden, hij wist, dat de graaf
bekend was met alle bijzonderheden van
Magdalena's lot en dat hij die verloochende
om eenige reden, dit vermeerderde de
achterdocht van den schilder.
Ge zult weten, ging hij voort, dat zij
Tannensee voor eenige jaren op geheim
nisvolle wijze verliet, want mevrouw de
gravin was niet geheel zonder grond ver
toornd over een stap harer gouvernante,
waardoor zij haar huis gecompromitteerd
dacht te ziin. Met welk een smart mijn
broeder en mij dit verdwjjnen vervulde,
dit behoort hier niet tehuis genoeg, als
ik u in het kort zeg, dat wij haar on
ophoudelijk en tevergeefs gezocht hebben,
daar men op sluwe wijze ons op een
dwaalspoor heeft zoeken te brengen De
brieven, die wij in handen kregen, waren
van Parijs afgezonden, terwijl de uitkomst
heeft geleeid, dat ze in Londen geschre
ven zijn.
Een sneller tempo van Herberts pol
slag was het stille bewijs, dat zijn tegen
stander het doel meer nabij kwam ui
terlijk bleef hij een volslagen beweging
loos, zwijgend toeschouwer, die zijne be-
langsteling door niets verraadde.
Wij konden langen tijd geen vermoe
den opvatten, wie haar ontvoerder kon
zijn zij zelve bewaarde daarover een ang
stig zwijgen eD den naam, hier en daar
gefluisterd, verwierp ik, want ik meende
den man, welke dien naam droeg, beter
te kennen. Nu eindelijk is de sluier op
geheven, die dit treurig geheim bedekte.
Magdalena's trouwakte, die in onze han
den is, noemt den naam vaD haren echt
genoot hij heet: Constantijn Wangen.
Hij keek den graaf aan, die beweging
loos met versteenden blik ift zijne positie
volhardde. Mijn vriend is dood, was zijn
eenig antwoord, terwijl hij volstrekt geen
verwondering toonde over deze mededee
ling Ge zult van dit ongeluk gehoord
hebben,
Helaas, heer graaf, en juist daarin ligt
de moeieiijkheid van deze voor mij zoo
droevige zaak, want nu zijn er zoovele
punten onopgehelderd gebleven, waarover
ik volstrekt zekerheid zou moeten hebben.
Wist gij, heer graaf, van het geheime
huwelijk uws vriends
Herberts trekken werden koeler en te
rugstootender, toen hij antwoordde: Ver
geef mij, mijnheer Lenz, gij overschrijdt
in uwe vragen eenigszins de grenzen der
bescheidenheid, want gij begeeft u op
een gebied, dat niet alleen mij aangaat.
Gesteld, mijn vriend had reden gehad.
gedurende zijn leven een sluier te sprei
den over al de bijzonderheden dezer zaak
en ik had zijn geheim gekend en geëer
biedigd, dan geeft de dood ray nimmer
de vrijheid, dezen sluier op te heffen.
Gij hebt gelijk, hernam de schilder,
laat my de vraag anders inrichten. Hebt
ge ooit Magdalena, de latere mevrouw
Wangen, in Londen gezien in hare hui
selijke omgeving, zoodat gij instaat en
bereid zoudt zijn, my het een en ander
mede te deelen, dat alleen betrekking
heeft op haar persoon en op haar toen
malig leven
Met een trotsche onwillige beweging
wierp graaf Herbert het hoofd achterover.
Het spyt my, mynheer Lenz, u dit ant
woord te moeten weigeren, ook al was
ik in staat, het te geven. Gelooft ge
werkelijk, dat, al was ray het vertrouwen
waardig gekeurd, dit zoo zorgvuldig be-
waard geheim te deelen, ik myzelven zoo
onwaardig zou maken, om te praten als
een schoolknaap Of denkt ge my een
voudig genoeg, om, als ik zonder weten
mijns vriends zijn heiligdom betreden had,
zijne vrouw door mijn gebabbel te com-
promitteeren en tegelijkertijd mijn eigen
aanklager te zijD Het is my niet recht
duidelijk, ingeval gij bovendien gewettigd
zyt tot dergelijke vragen, waarom gij die
niet richt tot de dame, welke ze betreffen.
De schilder stond opwist gy dat niet
heer graaf, hernam hij langzaam en keek
openae, reiKte baar de hand en