No. 775. Woensdag 5 Januari 1894. 9e Jaarf. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuw sc li- Vlaand er e n. F. ÜIELEMAN, AXEL. Staatszorg voor Weezen. 86 FEUILLETON. AXELSCHE COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent; voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent- voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal Advertentiën worden franco ingewacht, uiterliik tot Dinsdag- en VrUdagnamiddag TWEE ore». Ondei dit opschrift bevat de Amst. (D. v. N.) het volgende ingezonden stuk. Naar aanleiding van het artikel„De Staat en de Weezen", in uw nummer van 9 en 20 November, neem ik de vrij heid, voor dit schrijven uwe gewaardeer de gastvrijheid te verzoeken. Zeer ze ker kan u zich verzekerd houden van de dankbaarheid van eiken weezenvriend, die meer van nabij bekend is met de methode van opvoeding en verzorging, die zoo hier en daar, ten opzichte van den armen wees wordt in practijk ge bracht, voor de gewaardeerde woorden, door u in deze geschreven. O mocht nw wensch in vervulling komen Want zeer zeker is het wenschelijk ja noodzakelijk dat de opvoeding, de verzorging der ar me weezen, meer dan tot heden de nauwlettende zorg van den Staat uit maakt. Reeds vroeger werd terecht in een dei- bladen gezegd „Voor wat ter wereld wordt in onze dagen niet de hulp van den Staat inge roepen, of de publieke opinie bewerkt en hoe weinig wordt er in dat op zicht voor den armen wees gedaan en toch. het is de wees die niet wei nig recht en aanspraak op de algemeene belangstelling heeft." Men is maar al te spoedig gerust om- trent'tlot en de toekomst der weezen, door dien men, van de weeshuizen en gestich ten over het algemeen een te goeden dunk heeft, een dunk die in den regel geen andere gronden heeft dan de we tenschap dat dit of dat huis oi gesticht goede fondsen en regenten met klinken- NAAK HET HOOGDUITSCH VAN «OLO BAIJllM» DOOK A. A. v. W. 3 C i I c Ik wist niet, dat ge zulk een goede kennis waart van mejuffrouw Esther, om te kunnen denken, dat ik u hier in huis zou wederzienhoe komt het dat gij, als gast, alleen hier in huis zijt Ik ben geheel onverwacht met papa in de stad gekomen, zeide zij en mijn plan was om, terwijl hij een samenkomst met den heer Ruben had, een bezoek at te leggen bij mejuffrouw Esther. Zij was juist van plan, om eene doorreizende vriendin aan het station te begroeten en ik duldde natuurlijk niet, dat zij dit voor nemen liet varen. Het kind, dat ik hier korten tijd geleden voor het eerst aantrof, heeft mjj hoofdzakelijk gelokt en het is, terwijl juffrouw Esther heen is, door mijn spelen in slaap geraakt. Het is zoo lief, zoo lief, voegde zij er teeder bij en wan neer heb ik in het klooster of bij tante Lorenza ooit met kleine kinderen kunnen spelen 1 De warmte van haar gevoel oetende de namen heeft en het feit, dat de daar verpleegden weinig of in het geheel niet klagen. Men weet of bedenkt niet, dat met uie fondsen soms heel wonderlijk wordt omgesprongen, en dat de verpleegden weinig of in het geheel met klagen, terwijl er vaak toch zooveel te klagen valt, kan alleen hen bevreemden, die op het gebied van weezen verzorging vreem delingen in Jeruzalem zijn. Zij die met die verzorging kennis hebben gemaakt zooals ik, weten zeer goed, dat de ver pleegden niet durven klagen, en uit vrees voor erger en door de wetenschap toch niet geloofd te zullen woiden. In bo vengenoemd artikel worden de weezen door u genoemdStumperds en arme sukkels. Zeer terecht, doch ik hoorde hen door lieden, die nog wel prat gaan op hunne liefde zonder eigenliefde, vaak noemenEen ondankbaar volkje. De wees kent de goede gedachten welke men doorgaans omtrent hem koestert en vindt het daarom ongewenscht en nutteloos om te klagen. U zegtDe eenvoudige waarheid is, dat in het Koninkrijk der Nederlanden, het ouderloos kroost zoo goed als onbe schermd is tegen alle soort van leed, dat hebzuchtige, hardvochtige, onmenschelij- ke zoogenaamde weesvaders en wees moeders, het gelieven aan te doen. Hier bij heeft u er zeker niet aan gedacht, dat onkunde, verwaandheid, om niet ia spreken van heersch- en dweepzucht, van weezenoversten ook heel wat kwaad kunnen brouwen. Menig staaltje zou ik, en wel onder eede en met getuigen dienaangaande kunnen mededeelen. Van schandalen: als waarvan sprake is ten eeuen weldadigen invloed op hem uit, maar de gedachte bekroop hem, dat Ru ben zjjne belofte omtrent de ai komst van het kind had geschonden, en dat There sa's teederheid gegrond zou kunnen zijn op een kleine berekening. Het kleine meisje weet uwe goedheid nog niet op prijs te stellen, zeide hij, maar haie bloed verwanten zullen er u dankbaar voor zijn. Bloedverwanteu - zeide zij plotse ling ernstig wordend, weet ge dat niet Het kind heeft niemand op de wereld, op wie het betrekking heeft. Ach en het is zoo treurig geen moeder te hebben Zachtkens streek zij over de blonde lok - ken ik wilde, dat juffrouw Esther het mij gaf, ik zou het zoo liefhebben Zijt ge alleen voor het kind in de stad gekomen vroeg hij met belangstelling. Opnieuw schemerde door de bruinach tig fluweelen huid van haar schoon ge laat het lichtbewogen bloed. Ik kan geen onwaarheid spreken signor, zeide zij o- penhartig, tot u nimmer. Het was nift het kind alleen, dat mij hierheen trok, meer nog de wensch iets van u te ver nemen. Voor drie weken, toen juflrouw Es ther uit Engeland teruggekeerd was, nam papa, toen hij iets met haar te bespre ken had, mij mede hierheen en zij liet mij het schooue kind zien, dat zij als erfdeel eener gestorven vrieudin had me degebracht. Het is wonderlijk, welk een opzichte van Neerbosch (ik wensch" van harte dat die enkel, op laster berusten) was ik nooit getuige, doch wel van eene organisatie die allerslechtst moet worden genoemd, evenzoo van handelingen die op zijn zachtst uitgedrukt onverantwoor 6eliik zijn. Ik zal voor bet oogenblik daaromtrent niet breedvoeriger zijn dan noodig is. De natie krjjgt dezer dagen genoeg te hooren dan dat'ik hen, die onder hunne verwanten weezen tellen, in wees huizen of gestichten verpleegd, met nog meer ongerustheid en leed zou durven vervullen. Ik zelf was als weesvader, dus be trekkelijk onafhankelijk de dupe van de meest ongehoorde dwingelandij! Begrijpt u, hoe loodzwaar zulk gezag op den in alles afhankelijken wees moet drukken? Men verwachte toch niet te veel van eeue commissie van toezicht! Het hangt er natuurlijk maar van af, door wie zulke eene commissie wordt samengesteld. Ik kan ei noemen, die uitstekend geschikt zijn als bet er op aankomt, tegenover arme vei pleegden een zeer hoogen toon aan te slaan en even gemakkelijk in het stof weten neer te knielen voor hen, in wier handen hun baantje berust, die zich volstrekt niet geneeren op commando onbeschaamd en met het grootste ge mak zwart wit te noemen Mocht hot, al eens voorkomen, dat er in een colle ge van toezicht iemand verzeild raakt die niet op commando wil handelen, hij kan zooals men dat noemt »vechten tegen de bierkaai" totdat hjj dit moede wor dende, voor zijn vereerende functie be dankt. Ook hier spreek ik uit eigen er varingEens dat ik rajj, tegen een der regenten beklaagde over abnormale toe sympathie de kleine voor mij gevoelde, wellicht daar een instinctmatig gevoel haar zegt, dat wjj bij elkander behooren, omdat ook ik geene moeder heb. Uit den mond van het kind hooide ik het eerst uwen naam. Oom Richardzeide het kleine meisje, ach en ik vernam dat gij dit waart, dat gjj u in de stad be- vondt en dagelijks hier in- en uitgingt 1 Signor Ricardo, hoe kondet gij zoo dicht bij ons zijn, zonder ons op te zoeken, waar ik toch uwer gedacht heb iederen dagIk kwam een uur nadat gjj ver trokken waart, maar een enkele korte ure en toch scheidde die ure ons opnieuw zoo ver Gij waart hier geweest zoo me- nigen dag; hadt met iuffrouw Esther ge sproken en met het vreemde kind ge speeld en mij mij waart ge vergeten. Ik was zoo mismoedig, niet zacht en goed als de vrouwen die gij liefhebtik was nogeens weer de Satanella van vroeger dagen en weende kinderljjkn tranen van toorn en smart. Even lachte hjj En toen troosttet gij uzelven ook als in vroeger dagen, zeide hij. Neen, zoo niet. Ik zeide tot tnijzelven dat gij zeer, zeer ongelukkig geweest zijt, dat ge nog steeds lijdt en dat de ware vriendschap geduldig moet zijn en stand vastig. Nog steeds leefde die sterke, fiere liet de in haar, zij het dan ook bedekt met standen, gaf deze mij tot antwoord „Wij weten wel dat het een lorroboel is, maar wjj kunnen er niets aan doen, wij heb ben niets te zeggen, vaderNu kunt gij wel heengaan, dan zijt gij er van af m<iardan blijft het ook een slaap mutsenboel. Daarom, ga niet heen, maar tracht er verbetering in te brengen." Verbeeldt u zoo ietsZij, heeren regen ten, konden er niets aan doenik die met alle denkbare intriges, listen en la gen had te kampen ik die in mijne be wegingen zoo vrij was als een vogel in eeu vinkenkooitje van het kleinste soort, ik moest trachten verbetering te brengen in den lorreboel, waar heeren regeiiten onmachtig waren. Op 2 of drie na, was het geheele corps ïegenten met den pre sident incluis van het gehalte als die waartegen ik geklaagd had; de twee of drie die niet zoo waren, zoigden er voor, wanneer bet er op aankwam kleur te be kennen, door hunne afwezigheid te schitteren en toch, het gebeele college van regenten, behalve een die van het weeshuis veel voordeeleu had, bestond uit onafhankelijke mannen. Een van die heeren, ook nu nog in functie, is lid van de commissie van onderzoek, in de affaire Neerbosch Ingeval het aan Neerbosch ten laste gelegde geen laster mocht, zijn, dan is het voor van 't Lindenhout te wenschen, dat er in die commissie veel zulke zijn 1 Doel van dit schrijven is, de overtui ging te doen veldwinnen dat Staatsbe moeiing met weezenverzorging noodzake lijk is. Naar mijr, bescheiden meening is op voeding der weezen in het buisgezin de eenige metbode welke bet onbereikbaar den zachten sluier van haar ontwikkeld vrouwelijk gevoel. En met ongewonen klank klopte die aan zgn weerspannig hart. Ik dank u, zeide hij eenvoudig; een zoo trouw aandenken ben ik niet altijd waardig geweest, want er waren tijden, waarin ik vol zelfzucht alles vergat, behalve mijn eigen lot en vandaar, dat ik in het ge heel niets van mjj liet hooren. Maar steeds heb ik voor u eene zoo warme vriend schap gekoesterd, dat de verandering in uwe omstandigheden, niet alleen de ui terlijke, die toch slechts een aangename toegift zijn, maar de innerlgke, de be trekking van de dochter tot den vader, mij hartelijk verheugd hebben. Nimmer gedacht ik uwer, zonder mij voor te stel len. hoe gelukkig gij moest zijn. Gij gedacht mijner dan toch, zeide zij, terwijl eer. blijde glans hare schoone oo- gen deed schitteren hoe mij dat ver heugt Ja somwijlen, hernam hij, maar dan dacht ik aan een jonge veelbegeerde da me in de voorname wereld, aan graaf Wangerloh's eenig kind, omgeven door glans en weelde en ik vind mijne kleine kloosterlinge, wel schoonei geworden en een weinig bedaarder, maar steeds nog Theresa Met eene beweging zoo levendig, dat het k.nd er bijna van ontwaakte en een angstig geluid deed hooren, riep het jo- «pouue, rei me naar de hand en

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1894 | | pagina 1