No. 772.
Zaterdag 25 December 1895.
9e Jaarg,
Nieuwjaars-advertentiën
ij Jp
Nieuws- en Advertentieblad
voor wse li laan re
MELKMAN,
Op het Kerstfeest.
Aanstaanden Dinsdagavond ver
schijnt dit blad niet.
In het nummer dat op Maan
dag Januari zal verschijnen
kunnen als naar gewoonte
geplaatst worden, tegen betaling
van 25 cents, welke tot
uiterlijk Zaterdagnamiddag
worden ingewacht.
De Uitgever.
ure
83. FEUILLETON.
mm
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per Maanden
50 cent; franco per post 60 cent;
voor België 80 cent. Afzonderl. nnmm. ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertpnfciën van tot regels 25 cent;
voor eiken regel meer cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing maal.
Advertentien worden franco ingedacht, uiterlijh
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE «ren.
Welke schoooe dagen zijn er voor de
CJbristenbeid ophanden De natuur rond
om ons moge levenloos en verstorven
schijnen, de zon zich zelf bij dag achter
nevelen en donkere wolken verbei gen,
en de winter met zijn koude en sombe
re dagen intrek onder ons genomen heb
ben, te midden van den arren 'winter
tijd in het rijk der natuur, zien wij de
lente, en zomerdagen komen in het rijk
der genade.
De scboone reeks der Christelijke feest
dagen nadert, gedenkdagen van die eeu
wig onvergetelijke wonderen Gods, waar
van licht en leven is uitgegaan, .en nog
uitgaat in de gemeente des Heeren.
Ziét: de scboone aanvang is nabij. Nog
slechts weinige dagen en het kerstfeest
breekt aan. Nog slechts eenige malen
gaat de zon onder, en dan opgaande,
brengt zij ons den dag, den roem der da
gen aan en klinkt de blijde tijding ons
tegen Komt en zietdat geboren de
Christusi de Heerde Zaligmaker in de
stad Davids
Ja wij zullen Hem. vinden in de kribbe
een geboren kindeheen toch de eengeboren
Zoon des Vaders. Hen schamele kribbe
en toch een koorgezang der Engelen voor
den nieuwgeborene! Gewonden in doeken
en toch deze zal groot zijngelijk de
Engelen Gods tot Maria zeiden En
staande bij de kribbe, welk een heerlij
ke aanblik En wij gevoelen dat te meer,
wanneer wij denken aan de ontelbare
menigte der belangstellende aanschou-
wers!
Wat het kerstfeest ons voor oogen
stelt, heeft van den morgenstond der
wereld af de belangstelling aller eeuweD
tot zich getrokken. Het beloofde vrou
wenzaad, was het niet de troost en hoop
van den eersten zondaar? Het licht der
wereld, in Bethlehem verschenen, was
bet niet de heilsverwachting der profe
ten? De zon der gerechtigheid, nu aan
de kimmen verrezen, hebben niet de
Vaderen haar verwacht? Waren niet de
oogen aller Godsmannen en vromen in
Israël in geloof op hare toekomst ge
vestigd? Ja, op den geboren Heiland zag
het alles. Op Hem zag de wetop Hem
zagen offeranden en schaduwen. De
verschijning van den Christus, van de
kribbe tot het kruis, zij is het geëer
biedigd voorwerp van der Engelen
poinzing.
Denken wij aan volkeren der aar
de, aan Joden en Heidenen, ten tijdo
van Jezus' komst op aarde, duisternis
ziet daar het1'woord, dat ons zegt, hoe
diep ellendig hun toestand was, en hoe'
treurig het er met hét diepgevallen, ze
delijk verdorven menschdom uitzag. Het
ware licht was van Israël geweken, ep
groote duisternis had zich over bet volk
Uitgebreid. Bijgeloof en ongeloof beersch-
ten alom, en namen meer en meer toe.
Het zocht Zijne wijsheid en Zaligheid
in de doode letter der wet, 'in uiterlijke
plechtigheden, offeranden en nietige ce
renioniën, wandelde in de duisternis, en
dwaalde van den weg des levens af.
En zien wij op de Heidenen, zij wa
ren verduisterd en vervreemd van het
leven Gods door de onwetendheid ;die in
ben was. Omtrent de eenvoudigste, ge
wichtigste waarheid tastten zij in ;hot
donker rond. Zij hadden geen hoop en
waren zonder God in de wereld. Zij
verwarden zichzelven in de bedriegelijke
kronkelgangen eener valsche wijsheid,
die dwaasheid is bij God, of knielden
neder voor afgoden van hout of metaal.
Duisternis bedekte de volkeren.
Maar wat geen Engelenverstand had
kunnen bedenken, en alle raenschelijke
bevatting oneindig ver te bovengaat, dat
heeft God gedaan, zijnen Zoon zendende
tot een verbond des volks, om het ge
vallen aardrijk weder op te richten.
blijde boodschap der menscbbeid troost
en der Engelen vreugde! Gods eenge
boren kwam op aarde, verscheen als pen
blinkend licht te midden van de duis
ternis om door leer en leven, door lij dén
en stei ven eeuwige verlossing aan te
brengen. Treedt in gedachten toe tot
kribbedaar aan die kribbe straalt Gods
liefde ons tegen, heerlijker dari He zon
op den middag, eené diefde/die zelfs den
eengeboren zoon' vooUzöhdaars overgeeft.
Daar zien wij het met -eigen oogenv wat
de Heer voor wezen wil,
een God van nainelöoze ontferming, een
God van zalighedenwiens verbond iiiet
wankelt in ééuwigheid;'^
En hoe klimt nog 'onze vreugde, Wan
neer wij bedénkeh wat vani die'-kribbe;
van dien dvergegeveri Heiland iiilgegaiah
is'? Hebben Wij <-err licht der ziel'? Het
is van Hem.-Éen Troost des hinten,' hét
is van Hem.Eén' kracht dès géesteh,
een hopp des Nevens* enn een'" vevkWik
kend uitzicht ovèr dood en gïaf,!,uit' Hetn
en door Hem is het alles. Ja! Hjjis
de Zaligmaker.'! Een üEdgel;- nedergedaald
uit de- verheven wonihgen' deslichts,
roept de herders toe, zeggende; Ziet-!•■ik
verkondig u.groóte bUjdsohëp, die alten volke
wezen zaf dat heden geboren de t£eè%*
de Zaligmaker in de stadDavids En
geheel het beirleger des' hemels bevestigt
dit getuigenis Jöor bet eenstemmig lof
lied tot vermelding Wan Gods eer!'en Ver
kondiging van heil en -vredeiép 'harde.
De godverheerlij ke ode itierdersehaar, die
Hem aanschouwden;1 een- blijde? Simeon,
die Hem juichend op;zijne'.armen droeg,
en een vrome Anna, 'de gbdvVuchtige
zijn zij niet allen, getuigen, dat- H\y de
Zaligmaker js, fenivWelke groote dingen
Hij voor de zgnen aangebracht' hééft
Door deze lis de 'toegangtotGod ge
opend, door deze dei'gebrokèn 'ge
meenschap tusschen aard en hemel Weer
hersteld.' En dat/allesroëpfe»hethéér
lijk Kerstfeett onsHWoor .dengeest. Dat
wij dan mét eerbied en diep'onfzag op
het heerlijk feest> tot de/kribbe naderen.
Al is zij nederig en geringiidsbhiêt/iHij,
NAAR HET HOOGDU1TSCH VAN
«OliO RAÏMLM»
DOOR
Daar weerklonk opeens eent> stem ach
ter mij, nog hoor ik die, mijnheer Lenz,
zoo troostvol klonk zij. Wat is er Erich.
wat is er met den bond en met den jood?
Ik hoop, dat ge geen slechte grappen
uithaalt.
Het was graaf Wolf en hij, tot wien
hij zich wendde, was zijn broeder, de
latere opprejaebtmeesterv zooals ik nader
hand vernam.
Wat een goede haak wil worden, kiomt
zich bij tijds, zeide de schilder spotachtig
lachend.
Dat zpn maar kleine trekken, mijnheer
Lenz, maar ik wilde niet den opper jacht
meester schilderen, maar graaf Wolf. De
jongere broeder was buiten zichzelven van
het lachen; hij vertelde, wat er gebeuld
Was en riep Wees geen spelbreker, maar
bekijk de kostelijke figuur. Spreek haar
toe, want Israël schuwt deD doop en doet
/afstand, naar het schijnt, van de zalig-
makende kleeding.
Graai Wolf antwoordde in het geheel
niet, hij riep alleen met krachtige stem
den hond en het dier, die de stem kende,
zwoui haastig op den oever toe. Dat was
een erbarmelijke grap, zeide hij toornig,
gij zijt uwen gouverneur nog in lang niet
ontwassen Ik durfde het reusachtige dier
niet aanrakenterwijl de jongeheeren
lachend heengingen, maakte graaf Wolf
zelve den rok los, die op den kop van
den hond was vastgebonden en deed het
doornatte buideltje open.
Tel het na, of iets ontbreekt, zeide
bij. ik, wil niet, dat gij de minste schade
lijdt.
Er ontbrak geen pfennig. Toen ik den
graaf bedankt had en mijnen rok .weder
wilde aantrekken, viel Ovidius er uit. Het
buitenblad was er afgeraakt en het titel
blad lag bloot.
De graaf las bet met grenzenlooze ver
bazing, hij bekeek nu eens het boek, dan
weder mijn armoedig uiterlijk,
Is dat uw boek vroeg hij. Ik be
vestigde het en hij vraagde met dezelfde
verwondering: Wie zrjt ge dan toch, of
wat zijt ge geweest?
Deze herinnering aan lang vervlogen
tijden bracht mij de tranen in de oogen
ik vertelde hem in het kort, hoe ik ge
worden was, wat ik nu »vas, vanwaar ik
kwam en waarheen ik ging en hij hoor
de mij aan met zichtbare deelneming.
En ge wilt nu schrijver blijven? vraag
de hij.
Ik moet heer graaf, hernam ik,* om te
studeeren heb ik geen geld, vaders zegen
is juist toereikendvoor moeder.
Nu lachte hij, dat zijne witte tanden
zichtbaar werden. Wie weet, zeide hg,;
misschien toch nog verder Geef mg uw
adres en zeg mij, waar ik inlichtingen
omtrent kan inwinnen wellicht h^jffc
Hié kleine schrik goede ggvolgen voor
Acht dagen later, nadat hij nauwkeurig
onderzoek gedaan had naar mijne vroe
gere beirekkingen, kwam de jonge graaf,
die toen zelf nog studeerde, naar Buch-
waldau. Hij had een ijk moederlijk erf
deel te wachten en al was dit pok nog
niet in zijne handen, daar zijn vader er
nog het vruchtgebruik van had, zoo gaf
hij mij toch op deze zekerheid een ere-
öiet, dat mij ia staat stélde, de school
weder te bezoeken en te studeeren.
Hoe ik gewerkt heb, mijnbeer Lenz,
met welk een vréugde en met welk: een
ijver! Hij heeft gelijk gehad. Vaders ze
gen reikte verder, dan. alleen om moeder
en mij het kommervol brood der zorge te
schenken. De graaf liet zich geregeld mij'
ne getuigschriften voorleggen, ondersteun
de rajjne moeder en stelde alleen deze
voorwaarde, dat over de zaak niet ge
sproken zou worden.
Begrijpt ge het nu, mijnheer
Lenz waarom ik ingn bloed
mijn leven voor hem veil hebt dat ik al-
■t'l
les wat ik be/.it, beschouw #ls een ge
schenk uit zijne hand, dat ik bang ben
hem te .kwetsen, al ware het ook slechts
in een zwakhejdHet eer,te proces dat
ik te voeren had en dat ik won. was voor
hem, toen het .-testament. ..afins vaders, he.ui
het bezit der moederlijke goederen ont-
Dus Topnm eigenbelpngbqpftiij toch
een ^^.in .scljsindaj»!pn-
derhrak de sphildqr ^rpa^is^li;> hpt yyex-
paal.
Ja zekejtjjjk, uigph^er.jLenz. en d^t
dit scbapdaalveirrajjdde, ,dit juist heeft
ing ^ijri vertrou wep geschopken Jk nam aan
dat de gestorvene, tp goeder, trouw gehan
deld had, dat bij alleen uit onbekendheid
met den toestand jdér zaken zjjne beschik
kingen h^d gemakt, omdat- hem de aan
wezige bepalingen betrjeffende: het hu
lgksgoed ,^per eerste vrouw verkeerd
waren uitgelegd.; Het proces werd zoozeer
zpn der f^nige y.ejftófténng gevoerd,dat
de( broeders, vreedzaam met elkanijer pm-
gingen, zyolaqg,het duurde, ep dat de
opperjaehtméester dapkbaar he^grootmoe-
dige geschenk, kon aannemen,dat je oud
ste broeder hem schonk.Graaf Wolt
wist het zeer goed; dat zijne stiefmoeder
en de opperwachtmeester het fijn overlegde
plan gesmeed hadden, om hem te ont
erven de bewgzen daarvoor waron in zg-
ue handen. Maar de wereld heeft daar
van piets vernomeiij voor bapr ;,was bet
AXELSCHE