751. Woensdag Augustus 1895 Afhaling PATEHTBLADEN. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuw sc Vlaanderen DIELEMAA AXEL. OGGEL. Herijk dér maten en gewichten. 42. FEUILLETON. tgf-' vs^ 'jiif Dit Blad verschijnt eiken IJlnsiSaff- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per Maanden 50 centfranco per post 60 cent voor België 80 cent. Af zonder numm.' ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van tot regels 25 oenfc voor eiken regel meer cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. De Burgemeester van AXEL, maakt bij dezen bekend, dat de PATENTBLA DEN voor het dienstjaar lS93/94 te reke nen van af lieden tot en met 3i Augus tus ter af'haling op de secretarie geieed liggen. Axel, den 27 Juli 1893. De Burgemeester voornoemd Wij herinneren onzen lezers dat die herijk in dit iaar zal plaats hebben in de biervolgende gemeenten op de daarbij aangegeven dagen Graauiv, Augustus. Kloosterzande (gemeente Hontenisse) voor de gemeenten Hontenisse en Ossg- nisse en Augustus. Het rekwest tot afschaffing der tollen in de Provinciale Staten. Verder zeggen Gedeputeerde staten in die toelichting„Tolheffing is in begin sel zeker wel een billijke belasting, wel ke alleen hem drukt die genot van den weg heeft." Ja, dat is altijd hetzelfde argument voor tolheffing. Maar niet juist, want zoolang men gebruik maakt van den weg zonder een tolboom te passeereD, is men vrij. Het is dus een belasting, die/ongelijkmatig drukt en slechts gedragen -wordt door enkele, wat op het gebied v?in belasting onbillijk mag worden genoemd. Bovendien die wegen aangelegd in het belang van het alge-:? meen, behooren tot den algomeenen dienst en dienen-als zoodanig ook ten koste van het algemeen in goeden staat te worden gehouden en het gaat niet op om voor die wegen, aangelegd in het belang van geheel de provincie, alleen daarvoor door enkele ingezetenen vergoeding te doen betalen. Nog heet het verder »Doch de groote schaduwzijde van tolheffing is ontegen zeggelijk gelegen in de zeer hooge kosten van perceptie. Plet behoeft toch geen betoog dat de ruim ƒ8000, die penaai' in de provinciale kas vloeien, een veel grooter uitgaaf hebben gevorderd van hen, die den wegberijder De onkosten der verpachting, het onderhoud van tol huizen en vooral de winst der pachters veroorzaken onevenredig grooter uitga ven aan de belastingschuldigen dan de bate voor de provinciale kas bedraagt." Wat die hooge perceptie-kosten betreft. Ja, mijnheer de voorzitter, konden die enkelen, die oen tolboom passeeren, nog maar volstaan met ƒ8000 in de provin ciale kas te cloen vloeien maar neen zij moeten zooveel maar opbrengen dat de tolhuizen kunnen worden onderhouden, de verpachtingskosten kunnen worden bestreden en bovendien dat tolgaarders niet alleen kunnen leven maar daarbij nog winst behalen. Afkoop van tolheffing heet het verder is het aangewezen middel om harmonie te verkrijgen tusschen de belangen van de tolplichtigen en die van de provinciale kas/' „Wordt aan de provincie ongeveer de opbrengst verzekerdwelke zij thans zuiver opbrengt stelt 8000 zoo wordt een onzeker bedrag vervangen door een vaste inkomst/' Heeren Gedeputeerde staten geven bier alzoo den raad, dat de belanghebbende gemeentebesturen zich zouden combinee ren tot afkoop dier tollen. Dit zoude mijnheer de voorzitter, de onbil lijkheid der tolheffing bestendigen im mers op deze wijze zouden enkel ge deelten van de provincie blijven betalen voor het gebruik van wegen die ten dienste van het algemeen en in het belang van geheel de provincie zijn aan gelégd en tot weiker bloei en bestaan die wegen even onmisbaar zijn als de aderen voor het menschelijk lichaam. Evenals de stoombootdienst op de Wester-Schelde, evenals de stoomboot dienst tusschen Middelburg—Zierikzee; zijn de wegen aangelegd ten algemeenen nutte en dienen daarom, evenals de ge noemde stoombootdiensten, door het al gemeen to worden in stand gehouden en daarvoor tol betaald in den vorm van opcenten op de grondbelasting der ge bouwde en ongebouwde eigendommen en personeel. De Provinciale staten vinden bet goed geen afzonderlijke vergoeding te vragen voor de provinciale stoombootdiensten. Wij weten nocbthans hoe de instand houding daarvan jaarlijks kolossale offers uit de provinciale Las blijft vorderen. De subs li© aar. de joorboot-maatschap- pij te Middelburg, de provincie toe gelegd, heeft over de eerste tien jaar 120.000 bedragei /oerde loopende tien jaar 240.000 dus 860.000 zamen, In die kosten hebben 'de bewo ners van Zeeuwsch Vlaanderen even goed meaebetaald als de overige ingezetenen in Zeeland. Waarom moet men dan de kosten van de wegenverhalen alleen op hen, die er gebruik van maken en waar om niet voor de stoombootdiensten En nu, mijnheer de voorzitter, moet mij dit nog van het hart. Als de stoom bootdienst op de ester Schelde nieuwe offers vraagt aan de provincie, dan wordt er telkens door Gedeputeerde staten ge zegd de heeren aan den overkantzijn ook -nooit tevreden. Telkens als men hier spreekt van verbetering of uitbrei ding der stoombootdiensien, doet men het voorkomen/alsof deze alleen ten ge rieve van Zeeuwsch-Vlaanderéii zijn in het leven geroepen, terwijl ze feitelijk net meeste vooideel opleveren aan Wal cheren, speciaal aan Middelburg. Gesteld eens' dal deze vergadering goed vond te besluiten den provincialen stoom boot-dienst op te heffen, de diensten Zie rikzee Middelburg en Walzoorden— Vla- ke niet meer te subsidieeren, en die daardoor zouden vervallen, dan geloof ik dat er in Walcheren, en speciaal in Middelburg, het grootste protest tegen zou opgaan, want de stoombootdiensten zijn een bron van leven en vertier voor Walcheren, en vooral voor Middelburg. En nu moet ik nog terugkomen op hetgeen Gedeputeerde staten aan het slot van hun voorstel zeggen, dat de bewe ring in het adres, als zoude noch door gemeente- noch door polderbesturen tol worden geheven, onjuist is, daar zelfs de zich adresseerende gemeente' Hulst tol heft." Ja, mijnheer de voorzitter, daar van ;is wel iets aan, doch het is slechts indirect waar. In de Staatscourant van 14 October 1816, 244/9, komt een NAAK HET HÓOGDÜITSCII VAN «OLO KAIIÜIÏI» DOOK Anderhalf jaar was voorbijgegaan se dert Herbert baar wegvoerde uit Duitsch land, van het graf haars vaders en van den steun barer viienden. Losgerukt van ai- les wat haar lief was en dierbaar, van geliefde menschen en bekende plaatsen, van huiselijke gewoonten en van de ge noegens harer jeugd, was zij nu de zijne bet voorwerp van zijn wil en van zijne liefde. In het begin was dit nieuwe geluk zoo verrukkend, Herberts voortdurende tegen woordigheid, de volkomen overgave aan hem boeide haarzoozeer en de gedach- tenwisseling, die duizend en nogmaals duizend kleine diensten, welke de liefde verlangt en bewijst, vervulden zoo geheel en al haien tijd, dat de dag baar te kort toescheen voor zoo rijk een leven. Na veertien dagen kwam de eerste scheiding en de eerste proef van Magdalena's stand VastigheidHerberts bezigheden lieten geen langere afwezigheid toe, wilde die onopgemerkt blijven. Want ofschoon hij zich dagelijks enkele öogenblikken in zij ne woning aan het Westend vertoond had gedurende welken tijd Magdalena in bet rijtuig gebleven was, zoo had toch einde lijk deze zonderlinge levenswijze zijnen bediende kunnen in het oog vallen. Her hert moest besluiten, de zaken om te keeren, in het Westend te wonen en te verkeeren, in het gezantschap de weinige bezigheden te verrichten, die zijn dage lijks werk uitmaakten en in het stille huisje in de verafgelegen voorstad het zoete geheime geluk te genieten. Het was eene koude, nevelachtige mor- gen, waarop hij heenging zonder haar, en ofschoon zij moedig "zijn wilde, haar hart was treurig, als de winter daar buiten Tot biertoe had de ïouge vrouw geleefd in een schoonen droom, uu eerst stond zij voor de werkelijkheid. Een poos nog bleef zij alleen voor bet haardvuur zitten, vervolgens stond zij op en kleedde zich, sneller dan anders, want zij sierde zich nu voor niemand op. ij ging trap op, trap af, hekeek opmerkzaam de sierlijke inrichting, als had zij die nog nooit bewonderd, nam een 'boek en liet het, hare eigen gedachten volgend, toch spoedig weder op haar schoot zinken. Ja, hare eigen gedachten hoe rijk wa ren die nu, hoe menigvuldig, hoe dwaal den die gedachten verrukt rond in het jongste verleden, hoe schuchter vloden zij de toekomst in, Yoor bet eerst gaf zij zicti over aan een bedaard overpeinzen van haren toe stand en zag zij in duidelijke omtrekken een beeld van haar toekomstig leven. Dit moest zij vroolijk en verstandig doen, om den zoeten droom in frissche werkelijkheid te drooraenom door gestrenge zelfge kozene bezigheid eenige afwisseling aan te brengen. De eerste dag ging voorbij met plan nen maken voor de verdeeling van den tijd, dier. zij geregeld wilde doorbrengen met musiceeren en lezen, met gedachten en herinneringen. Die dag ging voorbij maar hoeveel langzamer dan anders. Het eenzame maal wilde haar niet smaken, het: scheen haar bijna overvloedig toe voor haar alleen, het diepe vijgen om haar heen werd enkel afgebroken door de kor te vragen der dienares. Magdalena kende de eenzaamheid miet, geen enkelen dag haars levens was zij alleen geweest, steeds en overal nog had eene vertrouwelijke stem haar oor ge troffen. Het was haai- bang noch droef te moede, zij was zoo rijk, zoo nameloos gelukkigzij vroeg zichzelve slechts af, hoe ledig zoo diep een eenzaamheid wel zijn moest voor een droevig hart. vreeselijk,, dacht de jonge vrouw en hare gedachten keerden terug tot den eenigen geliefde. Telkens ke^k zij naar de Mok, de avond moest hem terugbren gen en het verwonderde haar, dat de tijd zoo traag verliep, ia het scheen haar toe alsof de kleine kabouterman op de pen dule, die de uven sloeg, zijnen hamer lang zaïner op het zilveren blokje liet neer vallen en alsof de toon raatter klonk. Zij noemde zichzelve kinderachtig en-lui, maar het wachten stelde naar buiten staat- om iets te doen en de gedachte aan hem was zoo zoet. Eindelijk kwam de avond, de lang verbeide, en ten laatste ook Herbert en da irmede was de eerste dag der een- zas mheid voorbij. Vele volgden alle aan elkander gelijk, zoo weinig slechts ver schillend, dat men terugblikkend, ee.ie verandering eerst zag, toen de dagen bij elkander een jaar vormden. In het begin bracht rog iedere.' avond den geliefde terug, maar hm langen-laat ste kon hij zich niet meer onttrekken aan de^ gezellige uitnoodigingen. Op de eenzame dagen volgden eenzame avonden en Magdalena moest nu toonen, dat zij opgewassen was tegen het lot, het welk zjj zelve gekozen had. Dit zoude haar gemakkelijker gevallen zijn, als het leven haar ernstige eischen gesteld bad, als zij eene bezigheid had gehad, weiker doel- eene of andere richting aanwees. Het ideaal der zelfvolmaking is zoo moeie lijk te bereiken voor eene vrouw, als geen kundige band haar leidt, als wenscben noch bewondering haar aansporen, en geen zegenrijk doel haar lokt. Herbert bekom- l'ilh. ïili iWk.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1893 | | pagina 1