Buitenland. inspecteurs over 1891 zijn in ons vader land honderden ongelukken voorgekomen door het ontbreken van voorzorgsmaatre gelen, of door bet smeren van in gang zijnde stoommachines, door het wer ken op stellingen, die daarvoor te zwak zijn, door opeenhooping yan machines enz. Het is waar, het meerendeel der patroons in Nederland is bereid gevolg te geven aan de gegeven wenken, maar toch, er zijn altijd onwilligeD. -Bij de groote concurrentie, zullen, waar de" Staat niet tusschenbeide komt, er altijd blijven, die zicbgeene uitigayen voor, meerdere vei ligheid willen getroosten. I)e verzekering van het lot der arbeiders, die in dienst der nijverheid oud of invalide zijn geworden. Ook dit kan en raag om de concur rentie met bet nuitenland niet aan de patroons worden overgelaten. Spreker maakt er evenwel der regeering geen griet van, dat, ze met dit werk nog niet in het gereede is. Voor zulk een gewichfcigen en veelom- vatten den arbeid is lange en grondige voor bereiding noodzakelijk, „Evenwel, dat het werk tot stand kan komen, leeren ons Duitsctiland en Oostenrijk.' Niet lan ger mag een arbeider, die twintig, dertig jarentrouw gediend hoeftwegens onge schiktheid enkel meteen dankbetuiging of met een zilveren horloge worden ont slagen. En hioevelen worden er niet ont slagen zelfs zpnder dankbetuiging ofzil veren horloge, maar enkel met het droe vig vooruitzicht eenmaal bij het armbe stuur te moeten aankloppen, Aan onze hoogescholen werd 25 jaar geleden eene hardvochtige leer verkon digd. „De regeling der maatschappij zoo heette het, is in Nederland natuurlijk en de staat behoeft dan ook niets anders te dojer. dan te blijven toezien." Die leer is verkeerd. Neen, de maatschappij is geen natuur-, maar een kunstproduct. „In de nijverheid, zoo leerde men verder, speelt het eigenbelang de grootste rol. Elk in dividu heeft het eigenbelang op het oog en dit is dan als van zellve ook in het belang der maatschappij." Hoe geheel anders en beter leerde Stuart Mill, dat het eigenbelang, ja, wel een prikkel tot vooruitgang, maar dat de voornaamste prikkel in de maatschappij de zedelijkheid is. Ook de geschiedenis is daar om aan te toonen, hoe volken, die den prikkel van het eigenbelang gevoelden, doch bij wie de prikkel der zedelijkheid ontbrak, qok te gronde zijn gegaan. „Arbeid, zoo leerde de vroegere hoogeschool, arbeid is gewone koopwaar, waartegen de Staat niets vermag." Maar die hoogeschool vergat, dat arbeid, arbeider en arbeids krachten onafscheidelijk aan elkaar ver bonden waren. Tot op zekere hoogte is arbeid zeker eene koopwaar, maar tocb is het meer De arbeider verkdopt niet alleen zijnen arbeid, hij vei koopt ook een deel van zijn lichaam, zijn gezondheid, zijn leven, hij verkoopt een deel van zijn zl\ Van dat verkoopen hangt het wel en wee van duizenden gezinnen, allen leden der maatschappij, af en daarom moet ook de Staat al was het nog alleen maar uit zelfbehoud optreden om de zwakken te beschermen tegen de sterken. De eerste stap ter bereiking van dat edele doel, bescherming van de zwakken tegen de sterken, is gedaan in 1873 bij de indiening van de Wet van Houten (wet op den kinderarbeid, waarbij aan kinderen beneden 12 jaar verboden werd arbeid te verrichten). Spreker herinnert het zich nog als den dag van gisteren, wat een moeite het gekost heett om dat wetje in het Staatsblad te krijgen. Uit alle oorden des lands kwamen adressen, waarin ver kondigd werd, dat de kinderkrachten on mogelijk konden gemist worden en dat bij aanneming der Wet inenige fabriek, me nige onderneming te gronde zou gaan. De wet is aangenomen, maar Goddank de uitkomst is een geheel andere, tot nog toe is geen enkele onderneming door haar te gronde gegaan. Door die Wet werd een eind gemaakt aan groote schandalen. Bij de enquete bleek, dat te Maas tricht vóór 1873 kinderen van 8a jaar gedoemd waren voor gloeiende ovens te arbeiden. Ja, een pastoor in diezelfde stad verklaarde, boe het hem menigmaal was voorgekomen, dat hij te middernacht in het hartje van den winter uitgaande om zjju dienstwerk te verrichten, kinderen slapende vond bij de kerk, als vermoeid van den nachtarbeid niet verder kunnende komen. Op de drukkerij te Amsterdam, werkten jongens van 12 13 jaar van morgens tot avonds 10 nur en ge durende den nacht met niets anders dan uur nachtrust op eene harde plank. Aan zulke gruwelen is Goddank een einde gekomenToch was er nog niet genoeg gedaan. De enquete leerde nog zooveel omtrent den arbeid van knapen, meisjes, vrouwen en „moeders. De wet op den ar beid van minister Roisch van Beerenbrofek breidde het veibod uit tot löiarigen leef tijd en nam moedeis en vrouwen in be scherming. Dat was dan ook wel ncodig. Het is waar, als ook de moeder met den vader naar de fabriek gaat om daar met hem- te arbeiden, zoo wordt het weekloon grooter. Maar wat baat dat De moe der is daardoor aan haar gezin en de op voeding harer kinderen onttrokken, het huisgezin gaat meer en meer achteruit, de vader vindt thuiskomende den pot niet gereed, gaat naar de herberg en wórdt een kroeglooper. Genoemde pastoor te Maastricht was er zeer tegen, dat de moe der in de fabriek werd toegelaten. veral waar de moeder meegaat, zeide hij is het vuil en smerig en daaruit volgen alle ondeugden"'. Thans is bepaald, dat vrouwen niet langer dan 11 uur van de 24 mogen arbeiden' met middags uur schafttijd en avonds na uur vrjj zijd de, terwjjl zij op Zondag geheel aan haar huisgezin moeten woiden gelaten. In fa brieken met stoommachines mogen geen moeders werken. Sommigen vinden, dat dit wetsvoorstel te ver gaat, ja er zjjn er zelfs tegen ee ne enquete. Het anti-revolutionaire ka- uierlid De Savornin Lohman betoogde eens, dat men daarmede niet vooruitkwam dat men zoodoende slechts wondepiekken blootlegde, waarvoor men toch geen ge neesmiddelen had en dat het daarom ook maar beter was, die plekken bedekt te houden. Hiermede is spreker liefc in het geheel niet eens. Wie den aard en den omvang der kwaal niet wil bennen zal zeker nooit het geneesmiddel viuden. Wat hem be- tiett gaat laatstgenoemde wet nog niet ver genoeg. Hjj zou in het geheel geen vrou wen tof den fabrieksarbeid wiiien toelaten. Toch moet worden voortgegaan met groote voorzichtigheid, opdat door gioote staatstusschenkomst niet te vee; worde be lemmerdmoeilijk is het dikwijls hier ee ne juiste grens aan te geven. Zeker is het, dat vooraf ontwikkeling en zelfbe wustzijn en bezieling onder het volk moe ten zijn. Men vroeg eens aan minister Modder man een wet tot bescherming der zwak ken. >Ik zal wetten geven, antwoordde hij, ze zijn noodig, maar herziet eerst zelt". En zoo is het. De bezieling moet komen uit het volk zelf. Wetten maken alleen geeft niets, maar het volk moet ze willen. Nadat de heer Goeman Borgesius eeni- ge oogenblik ken pauze genomen had, sprak hg over kiesrechthervorming, Overal iti Europa en ook daarbuiten openbaart zich een democratische stroom, een streven naai volksinvloed. Hetzij nu die stroom wordt toegejuicht, hetzij er afkeurende woorden worden gesprokeD, een feit is het, dat hij niet tegen te houden is. Er dient alleen gevraagd, wat er moet ge daan worden om hein in eene goede bed ding te leiden en daartoe moeten de ei schen des volks worden getoetst aan bil lijkheid en rechtvaardigheid. Een eerste eisch is bijna overal: uitbreiding van kies recht. Andeie landen zjjn ons met die uitbreiding voorgegaan en feitelijk kan men zeggen, dat tegenwoordig pl. 200 mill. zielen leven onder een regime, dat men eigenlijk algemeen stemrecht zou kun neiig noemen. In Engeland zijn op het oogenblik 67% der mannelijke ingezetenen kiezer, welk cijfer bij eene nieuwe wet wel zal verhoogd worden. Een tegen stander van kiesrecht uitbreiding zeide, dat ook Nederland was besmet door de stem busbacil. In waarheid zijn ook wij gekomen op eeb hellend vlak, waarop stilstaan onmo- gelijk is, waai op wjj worden vooitgedre- ven en wel naar ds stembus. Het is nu maar de vraag of we voortgaan in de goede richting, dau of de ingedrongen bacil bederfaanbiengend is Reeds in 1844 zeide reeds Thorbecke, toen bijna nergens sprake van was: „Algemeen stemrecht ligt in den geest dezer eeuw." De be ginselen daarvan zijn eergeiegd in de constitutie van 1848, doch niet verwezen lijkt. Die neerlegging baatte nog wei nig in 1856, toen het getal kiezers 90,000 91,000 bedroeg, en na dat tijdstip zjjn nog 37 jaren voorbijgegaan zonder groote veranderingen, al ontbrak het niet aan pogingen daartoe. Zoo denkt spreker aan de Censuswet van 1872 van minister Geertsema. Geen enkele discussie heeft spreker in de Kamer ooit meer veront waardigd dan die over genoemde wet, wel ke verworpen werd, omdat de minister zei, dat als minimum 26 was gesteld, want was het 28 dan waren de anti liberalen baas. Treurige politiek voorwaar Neen, de strijd mag niet loopen over de vraag of als basis meer of minder moet genomen worden, maar wel of als basis Census behoort te worden genomen In 1883 kwam een voorstel eener nieuwe kieswet van het ministerie Van Lijnden Pijnacker Hordijk. De heer Goeman Bor gesius wist hel te bewerken, dat in her adres van antwoord aan de regeering niet werd gesproken van kieswetherziening ruaar van bieswethervorming. Het scheelde maar een woordje, maar een woordje van diep ingrijpende beteekenis. Dit ontging dan ook niet aan het oog van den heer Des Amorie van der Hoeven, destijds de leider der Katholieken. „Waartoe dat nieuwe woord, zoo vroeg hij, en niet het oude kieswetherziening „Dat doen we, ant woordde heer omdat we zonder herziening der grondwet geen hervorming mogelijk achten". Het adres van ant woord werd met stem meerderheid aan genomen. De wet werd ingediend, maar zij kostte het leven des ministers, met de wet viel de minister. Thans kwam grond wetsherziening op het tapijt. In 1886 kwam bet ministerie Heemskerk er mee voor den dag. Het ontwerp werd met sym pathie verbeid, doch viel al aanstonds te- o-en. Wat het kiesrecht betreft, de oude census was verdwenen, doch eene hooge huurwaardecensus was er vóór in de plaats gekomen. Dat was de moeite niet waard om er veel op te antwoorden. In het adres van antwoord werd de keus gesteld„Altreden of eene nieuwe regeling". Het was een gewichtige dag, waarop dat behandeld werd. De pauze begou reeds om 12 uur, een uur vroeger dan gewoonlijk, want de minister moest er over na denken, wat te doen. De minister trad niet af, maar kwam met een nieuw artikel, het door Mr. Van Houteö genoemde caoutchoue-artikel waarbij als maatstaf maatschappelijke welstand werd genomen. Zoo verscheen in al zijne glorie de huurwaarde-census terug, zoo wist de slimme staatsman Heemskerk door de achterdeur binnen te smokkelen, wat door de voordeur was uitgeworpen. Inderdaad een slecht kies recht. Terecht zegt Prof. Buijs in de Gids 1887 „De netten zijn uitgeworpen om meer kiezeiste vangen en het is ge lukt. Een heele massa kiezers zijn er bijgekomen, maar wat gezocht werd is r.iet gevonden en wat gevonden is, werd niet gezocht". Egd gioot aantal werk lieden zijn uitgesloten, een aantal kleine neringdoenden hebben het kiesrecht ge kregen. Het aantal kiezers is op het platteland naar evenredigheid grooter dan in de steden, daar bedraagt het 12®/0, hier slechts Spreker wil niets afdingen op de ontwikkeling der platte landsbevolking, maar toch vraagt hij of de ontwikkeling op., het platteland dan zooveel grooter is om zulk een verschil, als aangegeven iste rechtvaardigen. Er zijn tegenwoordig werklieden-partijen van alle richtingen en alle hebben op hun program kieswetheiziening boven aangeschreven. Niet daarom, moet aan dien eisch gehoor worden gegeven maai er dient toch rekening mee gehouden te worden* Het jongste anti-liberale ministerie kon digde in zijne trooniede een nieuw kies recht aan. Drie jaar heelt het geregeerd maar er is niets van gekomen. Vroeg men in het begin„Vaar blijft het kies recht Het antwoord was„Later, er zijn nog andere zaken aan de orde, er ia voorbereiding noodig" En wanneer men later de vraag herhaalde, dan word geantwoord, dat het te laat was. Zoo draaide het miuisterie steeds in een cir keltje rond en de minister De Savornin Lohman lief de regeling in zake kies recht aan zijn opvolger over. Zoo kwam in 1891 het liberale ministerie, dat bij zijn optreden verklaarde, dat de verbe tering van het kiesrecht eene onmisbare voorwaarde voor blijvende verbetering is. Wat werd er door de tegenstanders ge spot met de uitdrukking„eene onrais bare voorwaarde voor blijvende verbete ring." En toch, er was niet mee te spot ten, want eene regeering raag geene diep ingrijpende sociale hervormiugen nemen, teuzjj ze vast overtuigd is, dat het on misbare voorwaarden zijn van blijvende verbetering. Minister Tak is met zijn arbeid in ge leedheid gekomen. Het zijn drie ont werpen. Het le regelt de kiesbevoegd heid, het 2e en 3e de wijze van kiezen. Ieder, die lezen en schrijven kan, niet van de bedoeling ontvangt en niet we gens onwaardigheid uitgesloten wordt, zal kiezer zijn. Voortaan zijn er, bij aanneming der wet, verkiezingsdagen en stemdagen. Op de verkiezingsdagen kun nen de burgers ten gemeentehuize ver schijnen tot het opgeven van candidaten Dit gaat niet mondeling of persoonlijk maar door middel van lijsten van min stens 50 kiezers. "Wordt er maar éene lijst ingediend dan is dit een bewijs, dat er geen strijd is en er heeft dan geene stemming plaats. De carididaat is dan gekozen. Zijn er meer lijsten dan wor den de aanbevolen candidaten officieel tot candidaten geproclameerd en daaruit wordt dan gekozen. Op de stemdagen begeeft zich de kiezer naar het stembu reau en teekent de presentielijst. De voorzittei overtuigt zich of hij wettig kiezer isvervolgens ontvangt de kiezer, een stembiljet, aan de eene zijde voor zien van het stempel van den voorzitter aan de andere zijde bedmkt met de na men der officieele candidaten. De kiezer begeeft zich nu naar een lessenaar, af gescheiden van het publiek en het stem bureau, waar hij geheel alleen, op eigen verantwoordelijkheid met een stempeltje een streepje geeft achter den candidaat zijner keuze. Alsnu gaat hjj naar de bus. de voorzitter overtuigt zich, of het zelfde briefje nog in handen vandenkie zer is, het briefje wordt in de bus ge worpen en een volgend kiezer is aan de beurt. Onze ruimte laat niet toe, het verslag van de lange rede des heeren Goeman Borgesius in zijn geheel op te nemen. De lezers dienen dus tot het uitkomen van het volgend nummer geduld te hebben Yoorloopig zij hun medegedeeld, dat van de gelegenheid tot debat alleen ge bruik werd gemaakt door den Weleer Heer Eerstens, pastoor te Ter Neuzen. Bij het sluiten der vergadering dankte de voorzitter de beide sprekers en wekte aile aanwezigen, die nog geen lid der Kiesverecniging waren, tot toetreding op. Het zal voorzeker niemand bevreem den, wanneer wij ons in dit kleine stukje buitenlandsch nieuws enkel bepalen tot Belgie, waar op dit oogenblik het minis terie en de kamers dapper aan het oog sten zijn van den storm, waarvoor zij den wind gezaaid hebben. Vooral in de hoofdstad reeds zijn ern stige dingen voorgevallen. Geheele ben den zijn met politie en gendarmerie slaags geweest, waarhij vei woed werd gevochten en verscheidene gekwetsten vielen. De minister Woeste weid op straat aangevallen.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1893 | | pagina 2