Mo. 696. Woensdag 29 Maart 1893. 8e Jaar, Hij Nieuws- en Advertentieblad voor wsclaandere 11, DIELEMAN, De Grenskwestie. FEUILLETON. Buitenland. Wie zich niet April op de AXELSCHE COURANT abon neert ontvangt de voor dien da tum verschijnende nummers^ra^ De Uitgever. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per Maanden 50 centfrainco per post 60 cent voor België 80 cent. Afzonderl. numm. ct. DRUKKER UITGEVER Ad ver ten tien van tot regels 25 oent; voor eiken regel meer cent. Groote letters' worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertenliën worden franco ingewacht, uiterlijk, tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Zondag, 26 dezer is te Gillis Waes .eene vergadering gehouden van vijf land- bouwvereenigingen, die bij deze kwestie betrokken zijn. Deze mededeeling ont- leenen wij aan de Gazette van Eecloo waarin verder nog voorkomt, dat langs deze zijde van de grens een zelfde be weging op touw is gezet, als aan de Belgische zijde Het is de heer Hennequin, burgemeester van Aardenburg en lid der Tweede Kamer, die de voor hand genomen heeft om de eindoplossing te bekomen van eene kwestie die geen minder belang voor de grensbewonende landbouwers van Holland als voor die van Belgie oplevert, cn men verzekert dat deze zoo werkzame als invloedrijke man bereids in rechtstreeksche betrek king met de ministers van binnen- en buitenlandsche zaken te Gravenhage is getreden. Voorts schrijft een Nederlandsche grens boer in dat blad het volgende: In uw achtbaar weekblad van 19 dezer lezen wijdat het Landbouw Comice Eecloo zekere wijzigingen betracht aan de Belgisch-Hollandsche Schikking be •trekkelijk het weiden van vee en het vervoeren van mest over de. wederzijd- sche grenslijn, en dat een deputatie uit dat Comice te dien einde een vei toog- schrift aan den heer minister' van land- bouw ter hand gesteld heeft. Zeer is elke vriend van onzen zwaar beproefden landbouw met die poging in genomen. In deze gewichtige omstan digheid bewijst het Landbouw-Comice Eecloo op de hoogte van zijn zending te staan. Overbodig die vereeniging ais een navolgenswaardig toonbeeld van dienst ijver aan te wijzen ook langs de Zeeuw sche grens is die indruk in niet geringe mate uit uw verslag over het verhoor van 13 dezer te Brussel opgevat. Het 4e en 5e district van Zeeland kunnen voorzeker niet onverschillig aan eene poging zijn welke beide iandge westen zoo van nabij aanbelangt. In dezè zaak toch zijn de landbouwers van de wederzijdsche grensstreek even nauw betrokken, en het is voor ons, Zeeuwsche landbouwers, eene kwestie van even dringenden aaid, het is plicht, als waar wij zoo veel werking langs den zuidkant zien, om hier, langs den noordkant, de handen uit de mouw te steken en op onze beurt handelend op te treden. Het minst wat wij te doen hebben, is ons tot de ministers van binnen-" buitenlandsobe zaken hetzij zoo niet in persoon,/: dan toch aan vankelijk bij schrift to wenden om in den geest van het Belgisch rekwest een schikking te beko men, een schikking die eindelijk met de aangeklaagde bezwaren gedaan maakt en eenen toestand ophouden doet welke ons vee van dag tot dag buiten de Belgische markten dreigt te sluiten gelijk zulks voor het overige Nederland het noodlot tig geval is. Een speciale overeenkomst voor het 4e en 5e district, gelijk de heer minis ter van landbouw ir. Belgie aan de af gevaardigden van het Eecloosch Comice verklaard heeft, dat voorzeker zou op eens aan de vereischten van den toestand voldoen. Wel werpt men op, dat het afteeke nen van een onzijdigen grenskring tus- schen Nederland en Belgie onmogelijk voorkomtmaar tegonover die verwer ping stellen wij de vraag„Waarom zou datgene wat tot stand gekomen is tus schen Belgie en het groothertogdom Luxemburg een onmogelijkheid wezen tusscben Belgie en Nederland Onze ministers kunnen toch niet uit het oog verliezen, dat de Nederlandsche uitvoerhandel van vee als met een muur allerzijds, te gelijk langs Duitschland, Engeland en Belgie afgesloten is dat er maar ééne deur eene kleine meer openstaat, Zeeuwseh Vlaanderen namelijk en dat bij het minste windtocbtje ook die kleine deur dicbtvliegt. Nederland moet dus wel de behoefte gevoelen om aan Belgie toe te geven, wil het ook Zeeuwseh Vlaanderen niet geslóten zien worden. Besluittot onderhandelen van eene overeenkomst over de grensaangeiegen heid zijn de kansen gunstig en is het oogenblik daar. Aan Nederland behoort het inschikkelijk te zijn. Daartoe hoeven wij, Nederlandsche landbouwers, op de re geering te diukken. In allen gevalle was hij aan eene in schikkelijke beoordeeiing onderworpen al ware dit laatste het geval geweest, want ofschoon de opperjachtmeester, graaf Erich, een ioDgere zoon was, uit een twee de huwelijk gesprotpn, en de bezittingen echter deels: de huwelijksgift der eerste vrouw waren, deels van haar vermogen aangekocht, zoo had men zich toch;? ge wend, hem te beschouwen als den toe- komstigen bezitter van Tannensee., Niet dat graat Wolf, de rechtmatige, erfgenaam, zijne rechten had opgegeven, integendeel, hij had ze met vuur verde digd in een opzienbarend proces, toen door een testament van den vader beproefd was, hem op ongehoorde wijze te benadee- len. Dit proces was bij iedere uitspraak gewonnen en had den opperjachtmeester die toen nog jachtjonker met een gering traktement was, benevens zijne moeder in een bedenkelijken toestand gebracht. Maar de oudere zoon was een groot moedig overwinnaarnadat hij de gerech tigheid verkregen had, liet hij de goed heid handelen. Hij. schonk moeder en broeder Tannensee tot vrij gebruik, als ook de opbrengst daarvan. Overigens bekommerde hij zich weinig om de zijnen, hield zicK in het buitenland op, leefde bijna alleen voor de wetenschap pen en liet dikwijls jaren voorbijgaan zon der naar huis te komen. En ook dan nog bezocht hij niet altijd bet schoone Tannensee. De opperjachtmeester ging dan met zijne familie steeds naar de hoofd bezitting Kattenstejn. waar graaf Wolf zijn kort verblijf hield. Deze laatste had Diet veel behoeften, hij kwam weinig in de wereld en de op perjachtmeester zeide bij zichzelven dat hij schatten moest verzamelen. Want graaf Wolf gunde aan niemand een blik in zijn leven,hij was van een gesloten natuur en de verhouding tnsschen de bei de broeders was tamelijk oppervlakkig, hoe ook. de opperjachtmeester zijn best deed om zichzelven aangenaam te maken. Alleen dezaakwaarnemer, die zijne goederen bestuurde, was bekend met de grootte van zijn vermogen, wellicht ook met in niger aangelegenheden. Nu waren meer dan twaalf jaren vor loopen sedert Wolf in Duitschland ge weest was en in de gedachtenis van den. opperjachtmeester zou hij „dood geweest zijn, als niet de erfenis nog steeds op zich had laten wachten. Hij wist op het oo geublilc niet eens waar zijn broeder zich ophield, hij was deels te trotscb, deels te onverschillig om den zaakwaarnemer daar naar te vragen en hij vergenoegde zich„ Evenals op het laatst van een groot vuurwerk een stuk wordt losgebrand, dat een oorverdoovend geweld maakt, zoo is ook in de Panamazaak Donderdag een slotnummer, vertoond dezer droevige voorstelling. Het was eene interpellatie, gericht tegen een drietal ministers. Een groot publiek, belust opeen schandaaltje was present om er getuige van te zijn D6 Parijsche coorespondent der Pall Mali Gazette hangt van de woelige zitting, het volgende beeld op. De oud ministers Rouvier en Jules Roche waren tegenwoordig. Rouvier is een zwaar, breedgebouwd man, voor eer» Zuideling flegmatiek en dikbloedig. Hij hield zich bedaard. Maar Roche, eender meest ge-Reinachiseerde leden van het Fransche parlement en een lichtgeraakte galachtige en grootsprakerige persoonlijk heid, was blijkbaar zeer onrustig gedu rende het debat. Hij behoort tot de Constans-Rouvi9rsamenzwering. Toen hij vernam dat de legeering een meer' defheid had, kon hij zich niet langer in toom houden. Op de ministerbank toe- loopend bleef hij, zijne vuisten ballend, voor Ribot en Bourgeois staan en schold hen uit voor een tas de crapule* (troep gemeen volk.) Op dit tooneel deed de rechterzijde het Palais Bourbon van haar juichkre ten daveren. Rouvier, geprikkeld, snelde of liever tuimelde Roche achterna en braakte allerlei beschuldigingen tegen de beide ministers uit, zijn neus zoo dient bij hun gelaat houdend, dat zij hun hoofd achteruit trokken. „Gematigde" cenfum- leden waren buiten zichzelve van woe de. omdat zij den slag hadden verloren. De tot hun groep beboerende voorzitter Casirair Perier liet hun stil hun gang gaan en een algemeene opschudding ont stond. met op Tannensee zucütend voor heer te spelen. Zuchtend, want hij twistte met het noodlot, dat zijn vermogen zoo wei nig in overeenstemming met zijne niidde len had gebracht. Ofschoon na het verloren proces graaf Wolf de niet onbelangrijke schulden van zijn broeder grootmoedig betaald had, of schoon deze sedert den dood zijner moe der de inkomsten alleen trok, kwam hij toch niet toe. Want bp was jong ge huwd en zijne gemalin, al had zjj hem ook geen vermogen aangebracht, was een leven op gvooten voet gewend. Zij lieten een huis in de stad bouwen en deden Tannensee verfraaien op eene wijze, die meer overeenkwam met de ge woonten van het echtpaar, dan met de- voornemens van den eigenlijken bezitter./ Daarbij verslonden reizen en onbekrom pen gastvrijheid beduidende" sommen en de eenige/zoon wist weinig af van be zuiniging. Een reeks van jaren bleef de jonge graaf Herbert ook eenig kind en de ou ders, om hem niét eenzaam te laten op groeien, gaven hem een speel- en leer makker in den zoon van een wclgestel den opperhoutvester, die het zich tot ee ne hooge eer toerekende, door zijn chef op zulk eene wijze uitgekozen te worden Eerst ria"'langen tijd, toen Herbert reeds zestien jaar oud was, werd den opperjacht meester nog eeue dochter geboren en ter wille van dit kind, dat nu tien jaar was en eene andere gouvernante moest krijgen, was Magdalena naar iensee ontboden. Het was een schoone zomardag vol bloemengeur en vogelenzang, waarop net jonge meisje haren intocht houden moest en het landschap, in den purpergloed der avondzon zich badend, lag daar ven schitterend en vreedzaam, als de beel den der toekomBt, die Magdaleaa's ziel vervulden. De laatste zonnestralen fonkelden in de spiegelruiten van het huis en deden die schitteren als ij del goud, een verblindende en ondoordringbare hinderpaal voor den onderzoekenden blik. Maar naar de zijde van den tuin, aan Men achterkant van het huis, waren de vensters en glazen deuren die leidden naar een niet steen bepleisterd met stand beelden versierd terras, wijdgeopend en gaven de zoele lucht van den laten na middag ongehinderd toegang. Een reeks min of meer kostbaar inge richte vertrekken bevonden zich hier, alle uiterst smaakvol en elegant ingericht. Hier schenen zich de woonkamers en klei/*; ne ontvangkamers der familie te bevinden;/ de wijdgeopende tuinsalon met de prhch- tige wandversieringen, de schoone kleihe marnieren standbeelden, die aan de pui> perzijden gordijnen een warmen levensa-A deiii ontleenden, diende zeker tot alge- meen familiegebruik en als de inriebtin AXELSCHE COURANT.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1893 | | pagina 1