No. 872. Zondag Januari 1895 8e Jaarg. DE ZANGERES. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsclv-laanderen. DÏELEMAA, FEUILLETON. Heil en Zegen! De Uitgever. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per Maanden 50 cent; franco per post 60 cent; voor België 80 cent. Afzonderl. numm. ct. DRUKKER UITGEVER Adv er ten tien van tot regels 25 cent; voor eiken regel meer cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. ij dit nummer behoort een bijvoegsel. ondergeteekende heeft de eer hierbij 36de te deelen, dat hij, te beginnen met Januari besloten heeft een Geïllustreerd Zondagsblad an zijne Courant te verbinden, degelijk an inhoud en aantrekkelijk van vorm. Door eene overeenkomst met de Uit oevers van de gunstig aangeschreven fJEDERLANDSCHE ILLUSTRATIE, is jij met opoffering van vele kosten in taat gesteld, met den aanvang van den lieuwen jaargang, aan de ge abonneerden djner Courant, tegen eene geringe lege' noetkoming, deze belangrijke uitgave vaarvan hierbij als proeve een exem plaar tér kennismaking wordt toegezon» len, als een Geïllustreerd Zondagsblad aan te bieden, DU blad zal elke week Ben omvang van pagina's beslaan, zoo dat men na drie maanden eeu boekdeel van blijvende waarde ter grootte van met minder dan 104 pagina's zal bezitten Eénige voorwaarde voor de geregelde toezending van dit GEÏLLUSTREERDE ZONDAGSBLAD is de betaling van een bedrag van slechts 30 Cents per drie maanden boven, den gewonen abonnements prijs, een prijs buitengewoon gering, in verhouding tot het fraaie en degelijke tijdschrriit zelf, welks abbennementsprijs voor zijn eigen geabbonneerden per jaar bedraagt. De Uitgever twijfelt/niet of alle^ hun. ne geabbonneerden zullen bereid gevon den worden, gebruik fa maken van deze éenige gelegenheid om zich tegen een geringen prijs den eigendom te verzeke ren van een Blad, dat voorzeker een blij vend en nuttig sieraad van elke boek- tafel zal zijn. De ondergeteekendeabonné op de Cou rant, verzoekt geregelde toezending van het Geïllustreerd Zondagsblad, tegen denpnjs van 30 Cents per drie maanden of 37 Va Cents franco per post. Woonplaats Naam NOVELLE UIT HET DU1TSCH. Kwam een bekende hem tegen die hem vriendelijk toeknikte, dan dacht hijHa! die weet reeds van de zaak af en wil mij te verstaan geven, dat hg goed is onderricht. Ging een auder voorbij zonder te groeten, dan scheen hem niets zekerder, dan dat men hem niet wilde kennen en dat men zich niet wilde blameeren door deu omgang met een moor denaar, Het scheelde weinig of hij ge loofde zelf, dat hij schuldig was aan moord en het was geen wonder, dat hij een grootèn omweg maakte om het politie bureau te vermijden, want immers, de di recteur kon aan het venster staan,hem in hel oog krijgen en hem toeroepen.: Mijn waarde, wilt ge niet eens binnenko men Ik heb een woordje met te spreken! .Sidderde hij niet reeds nu, ge voelde hij* niet dat nu reeds zijne trekken zich vormden tot een arm zondaarsge zicht, alleen omdat men zou kunnen ge- ooven, dat hij de persoon was, die de zangeres met haar laatste woord had aan geklaagd En dan weder viel het hem in hoe na- deelig zulk eene gemoedsaandoening was Straten en pleinen weerkaatsen alom den vroolijken wensch dien de menschen elkaar met een opgeruimd gelaat toeroepen Heil en zegen in nieuw, begonnen jaar Heil en zegen! Voorwaar gelukkig de sterveling, die spreekt kan verklaren, dat hij deelgenoot is van beleid. Heil, geluk; wie heeft geluk, wie kan zeggen, dat hij gelukkig is Hoeveel moeite kostte het niet, om voor den zieken koning het hemd van een gelukkige te vinden, omdat ner gens een gelukkig mensch, een wezenlijk gelukkig mensch in het koninkrijk woonde Eindelijk Yond men zoo'n benijdenswaar dig schepsel en deze droeg zeer toevallig geen hemdhij had er geen Gelukkig te zijn, wie zou er niet naar streven en waarin bestaat eigenlijk het gelukkig zijn Zooais de maatschappij thans is ingericht zouden we haast geneigd zijn hem geluk kig te noemen, die zonder bezorgdheid dèn dag van morgen kan tegemoetgaan. En hoe weinigen mogen zich tot die be voorrechten rekenen. De voorvallen dei- laatste dagen hebben ohs doen zien, dat het geluk voor zeer velen nog verre te zoeken is, vooral en in de eerste plaats in de beteekenis welke wij er hierboven aan gegeven hebbën. Zij toch kunnen voorzeker niet geluk kig genoemd worden, die door de omstan digheden gedrongen, zich geplaats zien in een werkkring waarvan de opbrengst nog niet eens toereikend is om een geheel jaar ih het hoognoodige te voorzien. Zij, wier verdiensten afhangen van vvind en wedêr en nog honderd andere omstan digheden. Zij, die om een schamel stuk brood voor zich en de hunnen winnen lange, lange dagen hard moeten werken en dan nog voor dien nuttigen arbeid een loon genieten, dat den naam van honger loon dikwijls overwaard is. De gevolgen daarvan; zij zijn intreding van armoede zoo spoedig als, of eigenlijk reeds vroeger dan de verdiensten ophouden. En hoeveel werklooze dagen worden in een jaar niet doorgebracht en al staan de handen stil, de maag laat zich gelden, wel niet in die mate als wanneer er gewerkt wordt, maar men moet toch. eten. De eerlijkste, met den besten wil bezielde ziet zich genood zaakt een gekregen stuk brood te moeten eten. Hoe zwaar moet het voor velen vallen de hulp der liefdadigheid ih te roe pen, met ioome schreden wordt de gang- gedaan naar de plaats waar eene uitclee- ling van levensmiddelen, of kleederen ge houden wordt. Wie weet hoe lang reeds velen dien gang hebben uitgesteld, altijd in de hoop levende, dat er nog misschien wel werk en met het werk ook brood zou komen. Maar de honger is een scherp zwaard. En ja. zelf honger te moeten, lijden, alleen, heil alleen zie, dat is wel hard, zeer hard zelfs, maar toch nog een poosje uit te houden. Zit men echter in de ellende nog te zien op vrouw en kin deren die mede gebrek lijden, dan prikkelt die treurige aanblik met nog te meer scherpte om een uitweg te zoeken. Zon de verleiding om te stelen hij sommigen niet nog grooter zijn, dan het gaan naar eene plaats waar men liet krijgt Stelen doet men alleen, in stilte, men zal wel oppassen dat niemand het bemerkt. Met de grootste omzichtigheid zal men tewerk gaan, opdat het niet zou uitkomen maar, het kan uitkomen en dan vreese- iijk, die gedachte, neen Nog steeds staat hg bekend als een eerlijk man, maar nam hg zijn toevlucht tot dit lage middel om zich brood te verschaffen, door de hand te slaan aan het eigendom van anderen, al mocht de wereld hem dan vooreerst nog niet veroordeelen, daar binnen zou zijn aanklager maar al te stout op treden, wat hem nog meer smart, nog on eindig meer wroeging zou veroorzaken, wat hem in zijne eenzaamheid den blos schaamte en het gevoel der schande naar het hoofd zou doen stijgen. Neen, nog maals neen een dief dat dat nooit Dan liever, als er in zulke omstandighe den van liever sprake kan zijn, in Gods naam maar gevraagd om datgene wat zoo zielsgaarne verdiend zou worden. Eer- L:~"rig beeld des tijda-, die optoch ten van werkloozen en hongerlijdenden, dat meer en meer toenemen van behoef- voor zijn gestelangstig zocht hij naar vensterglazen om die rustig te kunnen tellen maar huizen en straten dansten hein voor de oogen, de klokkentoren scheen zich honend voor hem te buigen, |een waanzinnige afschuw overmeesterde hem, hij rende voort door de straten, tot hij uitgeput in zijne woning nederzonk en zijne eerste vraag, toen bij een weinig tot zichzelven gekomen was, luidde of niet een of' ander politiedienaar naar hem gevraagd had. IY. Tóen tegen den avond dokter Lange bij de zieke kwam, vond hij haar veel beter, dan hij gedacht had. Hij ging aan haal bed zitten ejt besprak het ongelukkige voorval met haar. Haar aim steimde op het kussen, haar schoon hoofd rustte op hare fijngevormde hand, Ilaar gelaat was nog zeer bleek, maar zelfs de krachtsnit- spanniog scheen haar eene eigenaardige bekoorlijkheid te verleenen. Haar donker oog had niets verloren van het vuur en de uitdrukking, die den dokter, ofschoon een bedaagd man en niet rneer op een leeftijd, waarin de fantasie de schoonheid verhoogt, reeds vroeger op het toenèël aangetrokken hadden. Hij moest bekennen, dat hij zelden nog een zoo schoon hoofd, een zoo liefelijk gelaat aanschouwd had hare trekken waren volstrekt niet regel matig nochtans oefenden zij door vereenstemming en harmonie eene betoo vering uit, waarvan hij de oorzaak niet kende; maar voor het zielkundig oog van den dokter bleef deze grond niet verbor gen het was de reinheid van de ziel, de adel der natuur die deze jonkvrouwelijke trekken overgoot met een verrassenden glans der schoonheid. Gy schijnt mijn gelaat te hestudeeren. dokter, zeide de zangeres lachend. Gij zit daar zoo stil en vol gedachten en schijnt geheel te verge ren, wat ik vraag. Of is het te ver schrikkelijk voor mij om aan te hooren? Mag ik niet weten wat men over mijn ongeluk zegt Waarvoor zoudt ge al de dwaze ver moedens weten die lieden welke niets te doen hebben, uitvinden verder /ertel- len Ik dacht er juist over na, hoe rein uwe ziel zich in uw gelaat weerspiegelt.': Gij hebt vrede met zeiven, wat bekom mert ge over het oordeel der ineuschenV Ge ontwykt het antwoord, hernam zij ge zoekt uitvluchten terwgl ge mij com pliinenten maakt. En ik zou mij niet be kommeren over het oordeel van hen, uiet wie ze moet verkeeren, dat het haar het selfde is, wat men van haar zegt? gelooft ge, voegde zij er ernstiger bij, dat ik daar niet omgeef, omdat ik behoor tot een stand, waarvan men niet veel goéds zegt Zeg het maar, ge houdt me voor zeer lichtzinnig. Neen, in het geheel niet, ik heb niets dan goeds van gehoord, mejuffrouw Fi- ametti, van uw stil ingetogen leven en dat ge, ofschoon eenzaam en aan velerlei verleiding blootgesteld, vastsaat als een rots. Maar waarom wilt ge weten wat de menschen zeggen? Als ik nu als dok ter zulke nieuwtjes eens nadeelig voor achtte 'Wat ik bidden mag dokter, foltering niet zoo lang, riep zij uit. Zie, ik lees het in uwe oogen, dat niets goeds van mij zegt. Waarom mij in eene onzeker heid te laten, die gevaarlijker is voor mij. ne rust dan de waarheid zelve? De dokter vond dezen laatsten grond zeer juist. Bij zijne afwezigheid kon wel eens eene of andere praatzieke vrovw bin nendringen en nog erger berichten geven dan hij kon doen. Gij kent de liedeudiier/ antwoordde hij; is wel tamelijk groot, maar bij zulk een nieuwtje toont men boe kleinsteédsch men is, Het is waar, gij maakt het onderwerp van het gesprek uit, dit zal niet verwonderen en omdat men 'niet zeker weet nu daarom ver zint men allerhande vreemde geschiedenis sen. Zoo zou bijvoorbeeid mannelijk mas ker, dat men op het gemaskerd bal niet zag praten en dat zonder twijfel de/elf de pemouu is, die de misdaad bedroef, een (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1893 | | pagina 1