IVo. 655. Woensdag v2 November 1862. W «laarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwse h- V laan de ren. F. DIELEMAN, AXEL. Mond- en klauwzeer en Verbod van invoer van vee naar Belgie. FEUILLETON. HET PORTRET. AXELSCHE COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 cent; franco per post 60 cent; voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 oent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3 2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Deze beide zaken staan in het nauwste verband tot elkander zou men geneigd zijn te veronderstellen, nu hier endaar zélfs in vrij hevige mate het mond- en klauwzeer onder den Nederlandschen vee stapel is uitgebroken en tegelijkertijd onze Belgische buurman allen invoer van van vee uit ons land heeft verboden. In het volgende opstel willen we trach ten aan te toonen, dat de redenen van het verbod een geheel anderen grondslag hebben dan het mond- en klauwzeer. Eenige jaren geleden was Denemarken het eenige land, waaruit levend vee aan de Engelsche markt mocht gebracht wor den, De reden hiervan was, dat Dene- markten vij was van besmettelijke vee- gjgkte. Toen in Nederland de longziekte onder het vee geweken was, wachtte men niet lang om bij de Engelsche regeering aan te kloppen, ten einde datgene te ver krijgen, waarnaar de Noord-Hollandsche veefokkers zoozeer verlangden: Invoer van levend Hollandsch vee op de Engel sche markt. De Engelsche regeering bleek echter niet gemakkelijk te bewegen om tot dien stap over te gaan. Immers, er werd eene weigering ontvangenop grond, dat het mond- en klauwzeer in ons land heerscbte. En zoolang dit het geval was en genoemde ziekte niet onder de be smettelijke veeziekten werd opgenomen, kon van eene toelating geen sprake zijn. De Nederlandsche regeering was toen zoo goed, om Engeland te believen, het mond en klauwzeerbenevens kwaadaardig klauwzeer onder de schapen, onder de besmettelijke veeziekten op te nemen. Krasse maatregelen werden genomen in het belang der gezondheid van onzen veestapel, met dit gunstig gevolg, dat ons land geheel en al vrij was van de besmettelijk verklaarde veeziekten. Weder werd der Engelsche regeering verzocht, den invoer van levend vee uit ons land te willen toestaan. De Engelsche regeering, even stug als de onze gewillig, wist echter weder om een dam op te werpen om dien invoer tegen te houden. De doorvoer der Duitsche schapen moest thans die nen als stok om den hond te slaan. Nog maar steeds om den veeleischen den, spijkers op laag water zoekenden Engelschman ter wille te zijn, was de Nederlandsche regeering zoo zoetsappig om den doorvoer der Duitsche schapen te verbieden. Nu waren alle hinderpalen, die e9n weigerend antwoord hadden uitgelokt, uit den weg geruimd. En toch kostte het nog veel moeite eer Engeland zich verwaardigde om Nederland den vrijen invoer van levend vee toe te staan. Het Hollandsche vee werd tegen he- melhooge prijzen opgekocht om naar En geland vervoerd te worden, wat natuur lijk tengevolge bad, dat de llollandsche boerengoede zaken maakten. Niet lang zou echter die gulden tijd duren. De rijke landlords moesten het aanzien dat al het lieve geld, dat vroeger in hunne beurzen vloeide, naar Holland vertrok, waar men, weliswaar duurder kocht, maar ook betere waar voor zijn geid had. Die lui bleven dus zitten met het vee, dat vroeger zoo geregeld weg ver kocht werd. Niet te verwonderen is het dat deze lieden niet stil zaten en met Argusoogen den Nederlandschen veesta pel gadesloegen om bij de minste rede nen van de Engelsche regeering te ei- schen den invoer van vee uit ons land te verbieden. Hoe spoedig, maar al te spoedig zelfs, werd hun wensch vervuld De reddende engel vertoonde zich in een geval van mond en klauwzeer te Vaals in Limburg, dus cp het randje van ons land, tegen Duitschland aan. Dit nam evenwel niet weg dat het toch in ons land was en de toestemming tot invoering van vee in Engeland werd met zeer bekwamen spoed ingetrokken. In den volsten zin des woords mag men dit optreden der Engelsche regee ring in alle deelen kras noemen. Waar slechts een enkel geval eener vrij on schuldige ziekte - waarover later - geconstateerd wordt en dat nog wel in eene streek waaruit in 't geheel geen vee naar de Engelsche markt wordt ge voerd en waar dat onbeduidende geval eene regeering aanleiding geeft, om een geheel land besmet te verklaren, daar mag men gerust zulk eene regeering van kleingeestigheid beschuldigen, gelnfluen- seerd als zij wordt door de rijke Engel sche landlords, dio nog wel wat ponden sterling uit hun vee willen slaan om bij hunne steeds aangroeiende schatten te voegen. Doch ter zake. In Nederland werden weder onderhandelingen met de Engel sche regeering aangeknoopt, om eene meer billijke behandeling te verkrijgen. Dit had eindelijk ten gevolge, dat werd toegestaan bet vee wel levend in Enge- NOVELLE VAN OTTO GRINDT. De mond van den dokter vertrok zich tot een schelmsch lachje Lieve Paul, zou uwe bitteiheid Mijne bitterheid ontstaat niet uit nijd, viel Asmus hem in de rede, maar uit verdriet, omdat datgene, wat in de kunst heslist slecht is, heden ten dage zoo vaak aanbidders vindt Was dat ooit anders vraagde Remwald. O zeker, beweerde de schilder, in Italië in de vijftiende eeuw Zijn vriend viel hem echter in de rede met te zeggen Om nog eenmaal de stem eens dichters aan te halen, herinner ik u aan het sonnet van Shakespeare: Den dood verlang ik, als ik aanzien moet, Hoe nu verdienst' tot beedlaar wordt laDd ir, te voeren, maar alleeD dan. wan neer het acht dagen in quarantaine had gelegen. Dat wil zooveel zeggen als Een boot met Hollandsch vee geladen mocht in Engeland niet lossen, dan na dat zij acht dagen voor eene Engelsche haven ten anker ha<f gelegen. De scha de door deze quarantaine veroorzaakt, kwam natuurlijk geheel en al ten laste van den Nederlandschen verkooper. Al was ons land nog zoo zuiver van alle besmettelijke veeziekten, ook dan nog sloeg Engeland steeds een schuin- schen blik op Nederland, omdatja, omdat in Duitscnland voortdurend ge vallen voorkwamen van mond- en klauw zeer en dat wel, o gruwel, nabij de Ne derlandsche grenzen. Nederland weid doodeenvoudig verdacht verklaard en ons land ondervond maar al te zeer, dat meer de schijn, dan wel het kwaad zel ve het een leelijke Engelsche kool stoof de. Er werd zoolang getrokkeD en ge plozen, tot de invoer van vee geheel en al verbodeD werd. Ons vee, datzelfde kostelijke vee, waar voor de Engelsche kooplui verbazende sommen besteedden, werd van de En gelsche markt geweerd en wel voor al tijd. Als we zien hoe onze regeering steeds al het mogelijke gedaan heeft om den onhandelbaren Engelschman zijn zin te geven en als we dan tevens waarnemen hoe onze gedienstigheid beloond wordt door het zoeken en aanwenden van al lerlei geoorloortoofde en ougeoorlooolde middelen om toch de zaak te doen mis lukken, dan gaan we twijfelen of voor ons land nog wel ooit de gelegenheid zal worden opengesteld om zijn vee le- Een ijdel niets tot voorspoed en geluk En snel vervolgde hij weer in proza Ge hebt me niet laten uitpraten. Zou uwe bitterheid niet terstond bedaren, Paul, als er morgen iemand bij u kwam, en u een uwer stukken afkocht Spijtig herhaalde Asmus Als als Er zal iemand kouien i hernam Rem wald. Geheel onthutst vraagde de andere, als kon hij zijne ooren niet vertrouwen: Wat En' zonder af te dingen u eiken prijs betalen, dien gij stellen zult Robert, gij zijt zeker Niet goed bij zinnen vervolgde deze. Vraag maar zooveel mogelijk, want, hij kan het missen, en hij rangschikt kunst werken slecht naar hunne prijzen Asmus zat nog steeds als een beeld Wie? De bankier Von Goldbaum zeide Rem wald met nadruk. Nu kwam er beweging in Asmus. Dan jeloof ik, dat er nog'wondéren gebeuren, zeide hij. Robert loste hem de zaak heel eenvou dig op hij had den rijken Nabob op een avondgezelschap leerer, kennen, en hem begeerig gemaakt om Pauls voortbieng- selen te zien. Dat hebt gij gedaan? riep de schilder uit met verhelderd gelaat. Daar ge uzelven niet wilt aanbevelen, zeide de dokter, zoo heb ik den tijdgeest tot uw voordeel mijne hulde gebracht. Ik heb er lang over nagedacht, op welke wijze men u zou kunnen helpen gisteren schoot me iets door mijne hersensnu, het is me gelukt Onverwachts werd Paul's gelaat weer donker. Ge hebt als vriend gehandeld, Robert, maar hij zal komen zien en gaan, zonder een enkel stuk te koopen, pas maar op Ik héb zjjn woord, hij doet het verze kerde Reinwald. Hebt ge hem soms over mijne armoede gespioken, zoodat hij uit medelijden Onzin lachte Robert. Medelijden be staat bij dien niet 1 Wees nu geen on- geloovige Thomas, of wilt ge het blijven, goed, maar wacht af, wat er gebeuit! Morgen ochteud ziet ge mijnheer v. Gold baum bij u en morgen middag brengt ge me hier' berichtIk moet nu gaan, maar laat u nog eenmaal raden, wees niet ver legen bij uwen eiechNog ietsuw Nabob brengt misschien, men kan het nooit weten, zijne allerliefste dochters mee, zie dan eens heel nauwkeurig de tweede, de jongste, de blonde aan, hoort ge? De oudste behoett ge niet nauwkeurig aan te zien Wat beteekeut dat vraagde Asmus, daar hij de zaak uiet begreep. Morgen, wanneer ge uw geld in uw zak hebt, zal ik meer zeggen. Vaarwel. Met vluchtigen handdruk ging Reinwald heen. Bij de deur keerde hij zich echter om en zeide Wacht eens, nog watHet gewichtigste had ik bijna vergeten. Hij zal zich op me beroepen, wij hebben ech ter elkaar vandaag niet gezien, ge zijt niet op zijne komst voorbereidBegrepen? Vaarwel Zoo vertrok de dokter en duis terde buiten nog in zich zei ven: Had hij van het caricatuur gehoord, dat op zjjne reke ning gesteld wordt, dau zou zijne angstige nauwgezetheid van geweten mijn vriend Goldbauin geen minuut in den waan ge laten hebben en van de heele zaak kwam niets Asmus bleet nog een oogenblik in het lokaal zitten, tot hij weer wat tot zich- zelveu gekomen was. Op de straat liep hij zoo wankelend, als ware hij niet ge heel nuchter. Menigon nacht had hg door zorg onrustig geslapen, en in dezen nacht sloot hij nauwelijks een oog in af wachting der dingen, die den volgenden morgen komen zouden. Deze brak aan maar de eerste morgenuren kropen nog langzamer voorbij dan de uren van den vorigeu avond. Paul plaatste zich voor zijn schildersezelzjjne hand beefde, hp kon bet penseel niet voeren. Hij luis terde naar het minste geruisch in huis, als een waakzame hofhond. Eindelijk het liep reeds na twaalven strompeldd er iets zwaars le trappen op. Hi] was voornemens de deur zijner werkplaats te gaan openen en den bezoeker tegemoet te loopen, docli herinnerde zich, dat 'Iqj niet op het bezoek voorbereid mocht zyn, I en trad terug. Ei werd geklopt, maar tienmaal sterker klopte zijn hart, toen lig riep „binnen", Goldbauin verscheen Ge zijt de schil der Asmus? Tot uw di- nstWiefT héb ik de eer te spreke» 1 Wordt vervolgd»)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1892 | | pagina 1