No. 627. Woensdag 27 Juli 1892. 8° Jaar#, Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeu wsc h - V I a a 11 d e r e 11 F. DIELEMAA, AXEL. Uit de Pers. FEUILLETON. AXu COURANT. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 centfranco per post 60 cent voor Bïiöiï 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER - UITGEVER Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent'; voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. In de Vrijdag gehouden zitting van de Tweede Kamer noemde de heer Tydens den minister Pierson een acteur, meer dan een ernstig minister. Naar aanleiding daarvan zegt de Midd. Cour. En waarom bezigde nu de heer Ty dens eene onparlementaire uitdrukking tegen den minister van financiën Omdat deze niet - zooals de heer Tydens had gedacht - na gehoord te hebben twee eminente leden der libera le partij, de heeren Van der Kaay en Van Houten, die zich tegen de verhoo ging op het gedistilleerd hadden verklaard - had afgezien van eene verdediging van het ontwerp. Welk eene redeneering Ook wjj dwepen volstrekt niet met die verhooging. Integendeel. Maar wij zouden het al heel vreemd gevonden b6bben, wanneer de minister, die steeds toond9 te weten wat hij wil, zijn plan plotseling wijzigde, omdat eenige libera len van een ander gevoelen zijn. Moet daarom een minister zijn stelsel prijsgeven Wij zien hem dan liever als een man van overtuiging staan op de bres tot ver dediging van zijn standpuntal is dit niet het onze. En bovendien gaat het nu aan om bij verschil van gevoeleij dadelijk tegenover ten minister aldus eene uitdrukking te bezigen, die in het dagelijkscb leven zelfs niet voegt, omdat daarin ligt opgesloten dat iemand niet waar, niet oprecht is niet zich geeft zooals hij is Er was geen enkele grond voor eene dergelijke bewering tegenover een talent vol, eerlijk man als Pierson. En dan welk een pretentie van ie mand als de heer Tydens om aldus op te treden. Waar heeft deze toch zijne sporen ver diend om zulk een air aan te nemen I Wij willen een kamerlid allerminst het recht ontzeggen voor zijn gevoelen uit te komen maar hij dient zich fat soenlijk man te toonen en geen grofhe den te zeggen. Wy weten wel, de aanhangers van zijne partij zien tegen geene kleinigheid op zij vallen alles en allen aan, vaak met een pedanterie alsof zij alleen de wijsheid in pacht hebben. Zij jagen daar bij naar geestigheden en vervallen dan vaak in grofheden. Misschien heeft do heer Tydens ook gemeend aardig te zijn. Maar dan is hem dit vrij wel mislukt. Bovendien zou hij goed doen in het vervolg eerst eens te denken tegenover wien hij zich goplaatst ziet. Wy kennen den heer Tydens niet, maar wij W6ten wel dat hij, wat talent, studie, bekwaamheid, ijver, toewijding, ervaring aangaat, nog heel verre staat van een man als minister Pierson. Nu kan men door brutaliteit zich wel op den voorgrond stellen en doen alsof men op even hoog standpunt zich be vindt maar waarlijk zulke slechte ma nieren, waarvan anderen in het dage- lijksch leven al genoeg last hebben, moest men honden buiten onze vertegenwoor diging. Dat is misschien aardig in openbare vergaderingen, waar men de groote me nigte op zijn hand wil krijgen en men 't Spreekt van zelf, dat in zake de moord van de weduwe V., geboren See- mann, de uitgebreidste onderzoekingen in het werk moesten worden gesteld, daar uit het publiek geene enkele stem, die op het spoor van den dader brengen kon, tot de ooren der politie doordrong. Zoolang bij zulke zaken de wezenlijke dader niet bekend is, weet niettegenstaande de hooge belooning in den regel niemand uit het volk ietsis de dader echter be kend, ja, dan heelt deze en gene hem hier en daar gezien, deze weet dit heel nauw keurig en gene dat, en niettegenstaande zulks vaak werkelijk het geval is, ver zwijgen deze menschen nog altijd hetgeen zij er van weten, ot liever zij weigeren hen, die met de verzekering der openbare veiligheid belast zijn, nog altijd hunne hulp. De reden hiervan is, dat sommige zoo bang zijn voor het gerecht en de po litie, dat zij zelfs als vrijwillig getuige niets met haar te maken willen hebben en dat er weer anderen zijn, die hij zulke gelegenheden zeggen ach, wat gaat mij dat aan daar is de politie voorenz. In het bewuste huis B. straat No. 5, woonde op de eerste verdieping de geheim bet alleen winnen kan door hard schreeu wen en afgeven op autoriteiten maar in eene kamer van vertegenwoordiging doet men beter te toonen dat men de gelijk is dan schreeuwerig zich aan te stellen dat men debatteeren kan zonder grof te worden dat men eerbied heeft en waardeering voor mannen, die hoog staan, al verschilt men ook met hen in gevoelen. En vooral is dat gewenscht voor ie mand, die pas op parlementair gebied komt kijken. Het is niet de eerste maal dat de heer Tydens zich van zulk eene slechte zijde doet kennen. Het is echter voor hem zeiven te hopen dat dit de laatste maal zijn zal. 's Lands belang is bij zulke quasi heldendaden niet betrokken en hij heeft wezenlijk nog genoeg te doen om zijne reputatie als kamerlid te releveeren en zich te oefenen in de eerste regelen der parlementaire kunst en der zelfbe- heersching In de Tribune heeft de heer mr. S. R. Stein metz eenige artikelen geschre ven, waarin hij als zijne meening de wederinvoering der doodstraf bepleit te uit een utiliteits-oogpunt Hij gelooftdat van de afschrikwekkende kracht der doodstraf veel is te verwachten, ook voor de overgroote meerderheid der zwaarste misdadigers, ook voor die soor ten, welke wij er vooral mee willen straffen. „De gevangenisstraf", zegt hij' »ook de levenslange, lijkt alleen ontzet tend aan onze theoretici, die bevangen zijn in vooroordeelen en hun leer niet gronden op de ervaring. Dé dood is het hoogste kwaad, plotseling, zonder nuances raad Lengerck. Bij deze diende als kamermeisje een zedig, fatsoenlijk meisje, Marie Sorge ge naamd, die met den schrijnwerkersgezel Paul Sommer eene minnarij aangeknoopt had. Eenige dagen voor den moord der ren tenierster V. hadden de jonge lieden een hevigen twist gehad. Sommer was een zeer bekwaam en flink, soms ook een zeer vlijtig werkman, maar hij was een lichtzinnige kwant, zoodat hij soms in enkele dagen de zuur verdiende penningen van verscheidene weken ver braste. Reeds vaak had zijne Marie hem gebe den toch zuinig te zijn op de paar guldens, die bij bespaarde, of ze haar telkens in bewaring te gevenna elke uitspatting had hij beterschap beloofd, misschien ook de allerbeste voornemens opgevat maar: hij kon zichzelven niet beheeischen, en binnen weinige weken volgde hij weer zijn oud leventje. Marie was, zooals gezegd is, een zeer fatsoenlijk, spaarzaam en lief meisje en het ontbrak haar volstrekt niet aan min naars Vooral was een verver, die haar bij gelegenheia dat hij daar in huis iels te werken had gehad, had leeren kennen, smoorlijk op haar verliefd, en maakte haar, als hij maar eenigszins kon, het hof door allerlei kleine oplettendheden. Marie was een veel te zedig meisje om ei twee vrijers op na te houden zij wees den schilder wel is waar niet baisch af, maar maakte hem telkens daarop opmerkzaam, dat hij zich door eigen schuld onaangenaamheden op den hals zou halen, wanneer toevallig baar minnaar, de schrijnwerker, er achter kwam. De verver lachte steeds om die waar schuwing en meendedat weet mijn vriend al lang, we hebben samen in hetzelfde huis gewerkt en daar heeft hij me van zijn meisje verteld, en ik heb hem lachend gezegd, dat ik om dat zelfde meisje wierf. De schrijnwerker had ook gelachen eh gezegd Nu, geef u daarvoor maar geene moeite, het meisje is me trouw als goud De schrijnwerker bad weder zijne uit spattingsdagen gehad, en Marie had hem des avonds kort voor den moord ernstige verwijtingen gemaakt. Wat moet er toch van komen, Paul, had zij gezegd, als ge een paar guldens hebt, dan gaat ge heen en verbrast ze. Ge weet, ik heb geen vermogen, en gij hebt me gezegd, dat ge ook niets hebt. Wanneer we nu, nu we onder vreemden zijn, niet zooveel sparen willen, dat we later een beetje van ons zeiven hebben, dan kunnen we ons leven lang, onze voe ten onder de tafel van vreemden steken, want als we eenmaal getrouwd zijn, be hoeven wij aan sparen niet meer te den ken Ik heb het u al zoo dikwpls ge zegd en gesmeekt maar ge hoort niet overal en altijd gevreesd. Waarom hel denmoed zoo hoog gesteld en steeds zeld zamer gevonden Omdat.doodsverachting tegen onze diepste en eerste instincten ingaat, strijdt met alles, met ons heele gevoel. Vrijheid is een denkbeeld, eene illusie, waarvan weinigen veel kennen in practijk levenslange berooving ervan is iets, wai eigenlijk niemand zich in eens scherp, precies kan voorstellen zij treft de verbeelding niet, zy iaat allerlei hoop en vage verwachtingen, die verzachten, toe. „Voor de echte misdadigers is de ge vangenis de normale wereld de vrijheid is de vacantia, die In een roes wordt doorgebracht." De schrijver haalt geen statistische ge gevens aan daar die naar zijn meening toch niet voldoende zijn. Hier schijnt het groote getal maisdden toe-daar afgenomen te zijn sedert de afschaffing bet uitbundig toepassen van de gratie of van verzachtende omstandigheden (dwaasheid, volgens den schrijver, in ieder strafsysteem) maa :t het inzicht boven dien zeer moeilijk, de snelveranderende tijdsomstandigheden maken het baast onmogelijk. Mij, zegt hij, schijnen die statistieken geheel onnoodig. Maar één ding staat toch vast. Dit n 1., dat volgens alle goede criminaliteits-statistieken (de onze zijn te slecht) het getal van recidi visten, dus van zware misdadigers, toe neemt, - a fortiori neemt hun getal niet zoo snel af, dat aan onze tegenwoordige straffen de strijd tegen hen, teger£de misdaad kan overgelaten worden. En men bedenke toch, de misdadigers en de misdaad zijn eon soort van ballast, waar van een staat een zekere hoeveelheid. naar me. Ik wil me voor mijn geheele leven niet ongelukkig met u maken doe me das het genoegen er. blijf weg; ge kont overal wel een meisje vinden dat u past Maar Marie, zeide nu de schrijnwerker opgewonden, lebben weelkaar niet trouw beloofd tot in den dood, en nu begint ge zoo Ik drink wel eens een beetje, dat 's waar, maar ik verdien het ook weer Dat is juist het ongeluk als ge wat hebt, maakt ge het op, en dan begint ge weer van vorenaan daarmee komt men immers nooit vooruit, maar gaat men eerder achteruit niettegenstaande al het werken en sparen. Zie me nu dien Wen- zei eens aan, dien verver, die is bijna tien jaar jonger dan gij, maar sparen verstaat hij twintigmaal beter dan gij. Ahameende Sommer, waait de wiud uit dien hoek Ik zal mijn eigen weg gaan, omdat ik tusschenbeiden eens een prettigen dag heb, en dan zoudt ge dien kladschilder, dien Wenzel, dien gluiper tot uw lief w i Hen hebben Daarvan is volstrekt geen sprake, Paul, zeide Marie bedaard, daar zij het opvlie gend karabtei vau haar minnaar kende, ik meen maa^ dat we er oud en grijs onder worden en zoo toch nooit een paar kunnen worden. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1892 | | pagina 1