i No. 614. Zaterdag 11 Juni 1892. 8° Jaar#. Nieuws- en Advertentie I) lad voor Zee u wscli - V I a a n d e ro n. F. DIELEM.W, A X fe L. Uit de Pers. 17 FEUILLETON. 1* Oq B11 iten land. AXELSCHE Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 centfranco per post 60 cent voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentien van ltot 4 regels 25 oent* voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentien worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Men schrijft aan het D. v. N. Het hoofdartikel, onlangs in dit blad opgenomen over de uitbreiding van het wapen der marechaussee, geeft mij aan leiding iets te melden over een treurig gevolg van de invoering van dit wapen in Friesland, in verband met de herhaal de verplaatsing van manschappen van de eene naar de andere streek. Het is iets, waarover weinig ot niet geschreven wordt, maar des te meer ge sproken in die dorpen, waar men het ongeluk heeft gehad, de marechaussees nu sinds een paar jaar te moeten huis vesten De Bildtsche Courant verbrak dezer dagen het stilzwijgen en gaf een hoofdartikel over de ergerlijke bepaling uit het burgerlijk wetboek, dat net on derzoek naar het vaderschap verbo den is. Dit scheen wel expres met het oog op plaatselijke toestanden geschre ven, want alleen in St. Anna Parochie zijn er op het oogenblik twee jonge, on gehuwde moeders eerstdaags haar beval ling verwacht, wier kinderen naar de algemeene bekendheid daar ter plaatse een marechausee tot vader hebben. Ook in andere deelen van Friesland kan men verscheidene zulke gevallen aanwijzen. Op dorpjes, waar tot nu als vaste ze denwet gold, dat wie een meisje moe der maakte, haar behoorde te huwen en waar, daar de vader altijd een bekend blijvend ingezetene der gemeente was, hieraan als het ware onder toezicht der geheele gemeente, steeds de hand werd gehouden, is nu door de marechaussees die na eenige maanden verblijf weer naar elders verplaats worden, een alleronge- Novelle van W. 11 V I F F. Uit het Hoogduitsch. Als gij haar geen troost kunt geven dau zal zjj ons verlaten, als een lamp die geen olie meer bevat, om hare vlam te voeden; en kunt ge haar troost en hoop geven, dan nog zijn deze gevoelens in ha re omstandigheden van zoo onnatuurlij- ken aard, dat ik bijna liever zou wenschen dat zij stierf, dan dat zij haar huis schan de zou aandoen. Zoo moet ik haar dan den dood bren gen zei de majoor bitter lachend weet d« familie van deze geschiedenissen? Wat denkt men van hare ziekte? Zooals ik u zeide, heer baron de fami lie, het hot en de stad weet niet anders dan dat ze kou gevat heeftde dwaze lie den brengen ook die noodlottige opera in het spel en laten haar aan Othello ster ven. Wat wij beiden weten, weet nie mand anders er zijn eenige dames die de ze betrekking vroeger gisten, maar niet nauwkeurig er mede bekend waren. En toch vrees ik, hernam de majoor, terwijl hjj zijn doordringenden blik op de dame zijne zijde vestigde, ik vrees dat zij sterft tengevolge van een zeer gewaagde lukkigste afwijking van die goede dorps- zedeleer ingevoerd, die menig arm meis je in het verderf heeft gebracht en oor zaak is, dat het getal der onechte kin deren, der „paria's volgens de wet'" ook van uit de Eriesche dorpen vergroot wordt Het behoeft nauwelijks gezegd, dat uitbreiding van het getal rijks veldwachters, die in den regel gehuwd zijn en niet zoo veelvuldig verplaatst worden, ook in dit opzicht verre de voor keur zou verdienen boven de in de laat ste jaren toegepaste vermeerdering van marechaussees. De prostitutie is op het platteland gelukkig onbekend. Laat het Rijk. door bet zenden van ongehuwde mannen voor tijdelijk verblijf in de dorps gemeenten, toch niet bevorderen, dat die stadskanker ook daarover gebracht wor de of dat, zooals thans reeds geschied is, verscheidene, overigens niet slechte meisjes, door huwelijksbeloften enz ten val worden gebracht. Een der Haagsche correspondepten van het D. v. N. schrijft De laatste hoofdschuldigen aan 'cle schandelijke toestanden in ons Haagsche gesticht zijn heden aan kant gezetde regenten Hanlo, De Savornin Lohman, Calkoen en Van Teylingen kregen ais zoodanig hun ontslag' De gemeenteraad had nog den treurigen moed hun dit ontslag ie verleenen „met. betuiging voor de bewezen dieneten Op zulk een manier de publieke opinie- te trotseeren, kan slechts een college dat niet begrijpt zich door zoo iets zelf te blameeren met het plichtsverzuim waar aan hunne gecommitteerden schuldig stonden. Immers als men de wanpiae- boevenstreek. Men heeft deze betrekking vermoed, nagespoord, men heeft zekerheid verkregen men zocht eene scheiding te bewerkstelligen en spoorde de omstandig heden van den graaf op Meent .ge dat zei de opperhofmeeste- res bleek en met bevende lippen, terwijl ze tevergeefs beproefde den blik van den majoor te weerstaan. Men spoorde deze betrekking op, ging de majoor voortmen zocht hem van hier te jagen, terwijl men dreigde, der prin ses te zeggen dat hij gehuwd was, Zoo ver was het plan niet kwaad het was het verdiende lot van zulk een ellendeling, dat men niet zachter met hem te werk ging. Maar men ging verder men wilde ook de ongelukkige dame opeens van ha re liefde genezen, men maakte haar be kend met het geheim van den graaf, men meende, dat zij alles op één oogenblik zou vergeten. En hier was het plan berekend op de zenuwen van een dragonder, maar niet op het hart van dit teedere kind. Ik moet u verzoeken te bedenken, her nam de opperhofmeesteres met hare vo rige kalmte, maar met nijdigen blik, dat dit teedere kind eene prinses is van het vorstelijk huis, dat zij werd opgevoed om m6t bedachtzaamheid zulke ongepaste be- trekkingen te vermijden. Als het waa> is dat ergens zulk een plan is ten uitvoer gebracht, dan kan ik de daders niet be rispen, zij hebben in waarheid toel gedaan. statie dezer regenten nog „diensten" noemt, die op dank aanspraak maken, dan is dit op zijn zachtst - een be wijs van een allerbedenkelijkst gemis van besef omtrent betgeen werkelijk plichtmatig is in mafitföh die anderer belangen waarnemen. De vraag rijst wat er terecht zal komen van de vervolging der schuldigen aan de door Mevrouw Stilten geopen baarde gruwelen als de ver an twoordelijke personen in deze nog een bedankje krij gen Het gerechtelijk onderzoek duurt nu leeds zoo lang dat meii aan den doofpot gaat denken. Het ware wensche- lijk dat men in de Eerste Kamer, die hedeD samenkomtden Minister eens vroeg hoe het nu toch met deze zaak staat. De Belgische regeering gaat weder het oude liedje zingen. Zoodra de kiezers moeten geraadpleegd woj;den, heeft het clericale ministerie de troepen bij de hand. Hoewel niets aanduidt, dat de verkiezingen voor de constituante de rust en de orde bedreigen, zullen noch tans de troepen van het Brusselsch gar nizoen a. Zaterdag uit het kamp van Beverloo naar Brussel terugkeeren en den 14en Juni. den dag der verkiezingen, in de kazernes geconsigneerd worden. De heer Carnot is Zondagochtend, be geleid door generaal Bruyère en de an dere officieren van zijn huis en door den secretaris Franchon, naar Nancy ver trokken. Te een uur kwam de president te Bar-le Due aan, waar hij door den Zij hebben hun doel bereikt, ze zal ster ven, viel de majoor haar in de reden. Heb ik mijn doel bereikt Mijnheer ik moet u verzoeken Gij zeide Larun op onverschilligen toon van u, genadige vrouw sprak ik niet, ik zeide zij, de daders. De oude dame beet zich op de lippen en zweeg. Eenige oogenblikken later be vonden zij zich aan eene zijpooit van het paleis. Een onde dienaar leidde hen door een doolhof van gangen en trappen. Ein delijk werden de gangen breeder en was de verlichting op sierlijker wijze aange bracht de majoor bemerkte, dat ze in den bewoonden vleugel vau het kasteel geko men waren. De oude wenkte naar eene zijdeur. De weg leidde nu door verschei dene kamers, tot in een salon, die wel tot de vertrekken der prinses scheen te behoo ren, de opperhofmeesteres den majoor toe fluisterende, dat hij zoolang op een stoel zou wachten tot zij hem liet roepen. Na een eindeloos lang kwartier verscheen zij weer. Zij zeide hem, dat hi] volgens den uitdrakkelijken wil dei zieke alleen met haar moest zijn zij zelve zon zich als eeredame aan de deur plaatsen, waar ze niets zou kunnen hooren, als men slechts niet te luid sprak. Langer dan een kwar tier mocht hij niet blijven. De majoor trad binnen. Het prachtige vertrek met zijne schitterende tapijten en vergulde lijs ton, de rijkgeplpbide gordijnen, de bonts maire werd verwelkomd. Hij begaf zich daarop naar het gebouw dèr prefectuur, waar hij door autoriteiten en door den minister van landbouw, Develle, werd ontvangen. De bisschop van Verdun, msgr. Tagis, stelde de geestelijkheid aan den heer Carnot voor, waarbij hij een korte toespraak hield: „Als alle Franschen eeren wij in u den eersten burger van het land, die aanspraak heeft op den eerbied en de onderwerping van allen. Wij zijn goede Franschen en wij hebben Frankrijk hartelijk lief. Wij nemen opi-echt en volkomen den regeerings- vorm aan, dien Frankrijk zich vrijwillig heeft gegeven. Het verkeerd begrijpen van onze bedoelingen, gaf tot ons leed wezen aanleiding tot eer misverstand, dat betreurenswaardige gevolgen had. Ik hoop echter, dat thans deze geschillen hebben opgehouden. Ik spreek met de meeste rondborstigheid over mijn vader landsliefde en mijn geloof en ben bereid, aan Frankrijk al onze krachten en al onze liefde te wijden. Wij stellen den vrede op prijs, maar zijn niet bevreesd voor een oorlog. Ik word al een weinig sol daat, door den dagelijkschen omgang met soldaten. En indien ooit het uur van het gevaar, het uur der overwinning aanbrak, dan zoudt gij den bisschop en zÜn priesters naast de soldaten zien strijden. De heer Carnot antwoordde op deze toespraak „Ik dank u voor deze woorden zij getuigen van een warm hart en spre ken van loyauteit en oprechtheid. Ik ben overtuigd, dat de geheele geestelijk heid dezelfde gevoelens koestert. Wij willen de vereeniging van allen onder de wetten der republiek." kleuren van het Turksche vloertapijt deden zijn oog droevig aan; want het gemoed wil een lijdend hart, een ziek lichaam niet om ringd zien met de pracht der grootheid. En hoe groot was de tegenstelling tus schen den glans dezer omgeving en dit teedere, lieftallige kind, dat in een een voudig wit gewaad in een prachtige otto- mane lag De indruk dien hare trekken, hare ge stalte, haar geheele voorkomen de eerste maal op hem gemaakt hadden, vervulde ook nu weer de ziel van den majoor. Het was hare eenvoudige, onopgesmukte schoon heid, hare kalme grootheid verborgen achter de beloovering van kinderlijke be minnenswaardigheid, bet was dit alles wat hem aangetrokken had. Wel verblindde hem toenmaals de glans dpr frissche jeug dige kleuren, de levendig stralende oogen, het innemende vriendelijke lachje dat zweet- de om hare fijne rozenlippen. Een nacht vorst had deze bloesems vernieldmaar gaf niet die doorzichtige bleekheid, die stille droefheid in het starende oog, die weemoedige trek om den mond, die' niet meer lachtehaar een nog verhevener schoonheid, een nog gevaarlijker toover- kracht De majoor bleef eenige schreden van haar verwijderd staan en beschouwde haar met diepe ontroering. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1892 | | pagina 1