s m m a t>
No. 608.
Woensdag 18 Mei 1802.
8e Jaar#.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zee u wsch - V I aa n d e re n.
F. DIELEMAN,
AXEL.
Uit de Pers.
11 FEUILLETON.
Ruiten land.
4XËLSCIIE
E
<)ll!t\T.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent;
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE nren.
Een medewerker van de Pall Mall Ga
zette doet een verhaal van een onderhoud,
hetwelk hij met keizer Wilhelm had en dat
ofschoon ons niet geheel gelooi waardig
voorkomend, toch verdient medegedeeld te
worden. Genoemde Engelschman maak
te een wandeling in het Grünewald te
Charlottenburg, toen hij door regen werd
overvallen. Hij zocht in het bosch een
toevluchtsoord en vond ook een klein af
dakje, waaronder hij zich tegen den re
gen kon beschutten. Hij stak een pijp
aan maar nauwelijks stond hij daar of
hij hoorde haastige stappen en een jon
ge man in de groene uniform der Duit-
sche boschwachters stond voor hem. De
ze scheen niet aangenaam verrast doch
maakte een beleefde buiging en haalde
eveneens een pijp uit zijn zak. Daar hij
te vergeefs naar vuur scheen te zoeken,
bood de ander h6m zijn tonderdoos aan,
naar aanleiding waarvan een gesprek met
den jongen man ontstond, die vloeiend
Engelscb sprak.
Het discours liep over Engelscbe en
Duitscbe scholen en de Brit beweerde de
voorkeur te geven aan de eerste, wijl
de jongens op de Duitsche scholen als
slaven werden behandeld, terwijl de Brit
ten ze tot onafhankelijke mannen opvoe
den.
De verteller gaat nu voort
De jonge boschwachter zweeg, doch zei-
de na een wijle„Er zal spoedig veran
dering komen."
Bedoelde hij het weer Ik keek naai
de lucht en antwoordde „Ja, ik hoop
dat de zon doorbreekt."
Hij lachte. „Ik hoop hetzelfde. Maar
Novelle van
W. H A U F F.
Uit het Hoogduitscli.
De graaf had hem aangehoord zijne
ooger. flikkeiden. zijne wangen kleurden
zich donkerder, bij knarste met de tanden.
Zoo zacht moet ge my niet beoordeelen,
zeide hij op gedempten toon, ik verdien
zulks niet. Ik ben een misdadiger voor
wien gij huiveren moet. O dat ik
vergetelheid kon koopen, dat ik jarenlang
kon wisschen uit mijne gedachtenis
Ik wil vergeten, ik moet vergeten, ik zal
krankzinnig worden als ik niet vergeet
laat wijn komen kameraadIk wil drin
ken, mij dorst, een vlam verteert myn
binnenste, ik wil mijne herinnering, mijne
schuld verdrinken
De majoor was een bedaard man hjj
dacht tamelijk rustig na over deze vertwij
felende uitvallen van berouw en zelfbe
schuldiging. Hij is lichtzinnig, dat weet
ik van ouds, zeide hij bij zichzelven
zulke menschen vallen licht van het eene
uiterste in het andere. Hij ziet nu veel
kwaad in zijne liefde, dewijl die zijne ge
liefde schaden kan in hare omstandighe
den, en een volgend oogenblik is bij weer
verrukt door de zaligheid der herinnering.
ik dacht aan een verandering in ons on
derwijs." „Gij denkt daarbij aan den
jongen man, den keizer „Ja, aan dien
jongen man, den keizer." Hij legde by
zonderen nadruk op die woorden
„Ja, hij beproeft zijn best te doen, zei
ik. Hij is een kloeke' jonge lierel en ik
stel veel belang in zijn optreden."
„Velen doen zoo maar alleen om hem
te critiseeren."
„Dat doet er niet toe. Hij heeft on
getwijfeld zijn fouten. Zekere schrijver
zegtieder mensch wordt geboren met
twee horens, en hij moet die afstooten
voordat hij verstandig wordt,!'
„En heeft hij nog zijn horens?"
„Tot zekere grens. Niettemin is hij
een wonderlijke man, Vindt g\j niet?"
»Ik weet het niet."
„Stel u eens voor wat hij heeft gedaan.
Toen hjj aan de regeering kwam was
hij een getrouw voigeliDg van Bismarck,
tot hij zag dat Bismarck niets anders
was dan een oude tyran. Toen zond hy
hem weg en beproefde te hervormen
te hervormen in eiken tak van het open
bare leven. Hij voerde hervormingen in
op school, in het leger, in de sociale wet
geving
„En daarom noemt men hem ongedu
rig!" »Dat is hij ook. Hij wil teveel
in eens doen. Hij denkt dat hij alles be
ter weet dan ieder
„Och neen, hij denkt zoo volstrekt
niet»Maar men zegt..."
„Ik ben bang dat men heel wat zegt.
Ik geloof dat de keizer blij zou zijn
als men hem met rust liet
„Maai dat is alleen mogelijk als hjj af
stand doet van de regeering."
„Afstand doet van de regeering vroeg
De wijn werd gebracht, de majoor sehouk
in de graaf dronk eenige glazen snel
achter elkander uitzwijgend ging hij met
snelle schreden de kamer op en neder,
bleef voor zijn vriend staan, dronk en
ging weder. Deze wilde zijne stille over
peinzingen niet storen hij dronk en be
schouwde over zijn glas heen opmerkzaam
het gelaat en de handelingen van zijn
vriend.
Majoorriep de graaf eindelijk uit en
wierp zich op een stoel neder, welk ge
voel houdt gij voor het verschrikkelijkste?
De majoor dronk nadenkend zijn wjjn
met kleine teugen hi) scheen zich te be
zinnen en zeide toen Zondei twijfel moet
datgene, wat het aangenaamste schenkt,
ook het treurigste geven eerge
krenkte eer.
De graaf lachte boosaardig. Eisch de
thalers terug kameiaad die gij gegeven hebt
aan een slecht zielkundige voor zijn on
derricht Gekrenkte eerKent ge de
ziel niet beter De gekrenkte eer gevoelt
zichzelve noger leett een gevoel in de
gekrenkte borst, dat haar hoog boven die
krenking verheftdat gevoel kan den
misslag van den beleediger weder goed
maken het is in staat die eer weder
vlekkeloos en rein te wasschen. Maar
dieper mijn broeder, riep hij uit, ter
wijl hij de hand van den majoor kramp
achtig drukte, dieper in de ziel I Welk
gevoel is nog verschrikkelijker
de jonge man, alsof het idee hem afkeer
inboezemde.
„Elk staatsman staat natuurlijk bloot
aan critiek. En hij moet er eveneens
aan gewennen. Ik zou den keizer raden
zooveel mogelijk Engelsche dagbladen te
lezen."
„Waarom
„Daarin zal hij veel onwaars over hem
vinden, maar ook veel waars!"
„Het is zoo. Hij leest ze."
„Men zegt dat hij onlangs buiten zich
zeiven was over Punch."
De jonge man lachte. Gij bedoelt dat
gedicht over Struwwelpeter Me dunkt
de keizer kan zulke dingen verdragen."
„Indien hij bet tegenwoordig nogniei
dan zal hij het langzamerhand kunnen.
Ik twijfel niet of hij zal een groot man
worden hij is zich zijn plicht tegen
over God en de menschen bewusthij
bezit energie, en indien bij slechts een
weinig bescheidenheid leert zal hij zeker
slagen. Dat wil zeggen...."
De jonge man keek mij scherp aan
„Welnu indien zijn gezondheid
hem dit niet belet."
Plotseling stond mijn makker op, „Dank
u, zeide hij, voor uw welwillend oordeel.
Met Gods hulp zal ik mijn best doen
voor mijn volk. Ik ben de Duitsche kei
zer zelve."
Hij schudde mij krachtig de hand en
zeide „Indien gij met uw landgenooten
over mij spreekt, zeg hun dan dat ik van
hun openhartigheid hou I Lebev Sie tcokll"
Hij wierp zijn geweer over zijn schou
der en ging weg.
Toen de Brit van zijn verbazing be
kwam zag hij hem op den wog loopen,
rechtop als een pijnboom.
Van een heb ik gehoord, hernam de
majoor, dat echter mannen als wij niet
kennen het heet zelfverachting.
De graaf verbleekte en sidderdezwij
gend stond hij op en zag zjjn vriend lang
durig aan. Geraden kameraadzeide hij,
dat zit nog dieper. Mannen als wiplegen
het niet te kennen, het heet zelfver ach
ting. Maar de duivel legt zulke slimme
lagen op aarde en eer men het weet is
men gevangen. Kent ge de kwelling der
wankelmoedigheid, majoor
Goddank die heb ik nooit gekend mijn
weg ging immer juist op het doel af
Juist op het doel af Wie zoo geluk
kig mag zijn Herinnert ge u nog dien
morgen; toen wijde poort van Warschau
uitreden Onze gevoelens, onze gedachten
behoorden aan dien grooten geest, die ze
gevangen hield, maar mie behoorden de
harten der Poolsche lanciers Onze trom
petten deden wijsjes van de Krakauers
weerklinken, die gezangen, die ons als
knapen tot woedend wordens toe in vuur
gezet hadden v0oi het vaderlanddie
welbekende klanken klopten opnieuw aan
de deur van ons hartkaun raad, wien
behoorden onze harten
Aan het vaderlandzei de majoor ge
roerd ia, toenmaals, toenmaah was ik
waarlijk wankelmoedig!
Wel u dat gy het anders nooit waart
De duivel weet het goed te schikken
hiei laat hij ons gevoelen, gelukkig wor-
Dat was de Duitsche keizer - roept
hij ten slotte met geestdrift uit. - Die
eenvoudige, natuurlijke jonge manGod
zegene hem En voortaan zal niemand
in myn tegenwoordigheid meer kwaad
van hem spreken
M. Ct.
De Fransche Justice hecht buitengewoon
gewicht aan de ministrieele crisis in I-
talie. Het uur der revanche heeft voor
den heer Crispi geslagen, zegt het blad.
„Zijn bedrijvigste. meestgeziene en luid
ruchtigste medewerker, de heer Giolitti,
heeft officieel opdracht gekregen om aan
Italië het onvindbare ministerie te geven
dat dit thans met aandrang vraagt.
De heer Giolitti heeft bezuinigingen be
loofd. Zijn eerste zorg zal zijn de por
tefeuille van de schatkist toe te vertrou
wen aan den heer Zanardeli, die afkee-
rig is van elke verlaging der uitgaven.
Een kabinet Giolitti-Zanardelli, is ze
ker de meest merkwaardige charade, die
men zich kan voorstellen, om de open
bare meening in Italië in de war te bren
gen.
Koning Umberto heeft geen oogenblik
opgehouden de geheime draden vast te
houden en te bewegen waaraan de poli
tici, die zijn vertrouwen genieten, gehoor
zamen. Men kent zijn refrein: „Raak
niet aan het leger/"
Dat is hot wachtwoord, dat aan de he-
dendaagsche Turgots van het schierei
land wordt gegeven. Geen nieuwe be
lastingen is de kreet van het volk, trouw
weerkaatst door de echo's van hun Monte-
citorio.
Tusschen deze beide zijden van het
vraagstuk staat de combinatie Giolitii
Zanardelli. Daarom zegt dan ook de Met-
saggero met de logica van het gewone
gezond verstand: „Als het nieuwe mi-
den, ginds spiegelt hij ons hoogere weel
de, nog grooter geluk voor Wel mo
gelijk, maar de man heeft de kracht dat-
gene getonw te big ven, wat hij gekozeu
heeft. Dat is het, riep de graaf uit als
verpletterd door dat eene woord, dat is
het, en daaruit ontstaat de zelfverach
ting; en waarom zou ik mij beter voo;-
doen dan ik ben Kameraad, gij zijt een
man van eer ontvlied mij ais de pest
want ik ben een eerlooze, eeu eerverza-
ker gij ziit een man van kracht, vr
acht mij, want ik moet mijzelven verach
ten, weet, ik ben
Stil, zwijgviel zijn vriend hem in de
reden, men klopt aan de deur Binnen 1
VII.
Neem me niet kwalijk, sprak de |regisseur
der opera en trad diep buigende de ka
mer binnen, ik stoor uwe hoogheden
Wat nieuws hebt ge V hernam de ma
joor, die eerder tot zichzelven kwam dan
zyn ongelukkige vriend. Zet u cederen
drink een glas wijn met onswat voert
u tot ons?
Wordt veroolgd.)