Buitenland. toegegeven, al wordt geloochend, dat het van toepassing is op het tegenwoordig geval. Maar het blad wil weder voor een oogenblik onderstellen, dat het er wél op toepasselijk is. Dan toch alléén, als dat „geheele stelsel" zal zijn gebouwd. „Met andere woorden," schrijft h6t S. W., „als het personeel in des heeren Pierson's geest zal zijn herzien. Eilieve. wederom- wanneer zal dat wezen'? Maakt deze nuchtere vraag het niet begrijpelijk, dat, wie liever den vogel in de hand krijgt, dan hein ziet voortvliegen in de lucht, er alles behalve mee ingenonreD is, nu in plaats van „een (verder) voort gaande progressie in (deze) afzonderlijke belasting," het erlangen van „een vol doend progressief karakter" in het ge heel afhankelijk wordt, gemaakt van iets ganschelijk onzekers?" Ten slotte betoogt het S. W. dat de regeling van het personeel de gebrekkige progressie van de vermogensbelasting niet kan goedmaken. Waarom b.v. boven de 500,000 de pi ogressie ophoudt, is voor het. blad een raadsel. De toestand te Beets. Die toestand is allerellendigst. Een verslaggever van het Handelsblad, die daar een kijkje nam, schrijft o. a. het volgende „Ik zag hutten var. hout en stroo, die tot woning dienden van man. vrouw en 6 kinderen ;men ruste des nachts op een leger van riet, 2 jongens lagen bij ge brek aan plaats - des nachts op den grond, terwijl de koude winden vrij spe ling hadden door de talrijke gaten en re ten in zijwanden. De oude kookkachel vermocht de temperatuur geen twee gra den te verhoogen in huis was niets eetbaars te vinden, geeu brood het laatste was 's morgens dreog door de kinderen, die naar school waren, veror berd geen aardappels, geen boontjes zelfs zon men ir. deze veenderij geen turf gehad nebben, ais de armvoog den zich over dit gezin niet ontfermd en 100 turven gebracht hadden. Sedert St. Nicolaas o itving dit gezin ondei steuning, eerst 1 plus 2 brooden per week, nu 1.75 plus 4 brooden, vooi 2 ouders en 6 kinderen, waar alles ge kocht moet worden: eten, brandstof, zeep, zout, olie enz. Nog erger vernamen weinandeiewo Hingen. Een gezin had tyjna 2 dagen ge leefd van V, roggebrood, dat geleend was. Dit gezin bestond uit vader moe der en 2 kinderen Oppassende arbei ders waren het, bij wie over gebruik van sterken drank in het geheel niet gekl.iagd kan worden. In andere hutten zag ik kinderen be dor ver. paardeboonen eten weer ando ren hadden geen andere kleeding. dan die zij aan hun lijf halden, waarmede zij ook in de krotten kropen, die „bedsre den" heeten, doch niets anders zijn dan vochtige, vunzige, duistere gaten- Hoe is het mogelijk dat i.-e menschen levend blijven, bij zoo groote ellende en ontbering Aanschouwt men hun lijden, men ver baast er zich over, dat zij er nog zoo goed uitzien. Menigeen zou het na een paar dagen besterven. Ook werden huis gezinnen bezocht, wier leden turfmakers zijn en in vasten dienst bij do verveneis. Zij bewonen betere huizen; in de mees te woningen zag het er brandschoon en helder uit. maar begon men te vragen, dan bleek al spoedig, dat de armoede al daar niet minder nijpend was dan in de hutten en krotten, van hooi, hout en stroo opgetrokken, De meeste turfmakers hadden in het vorige jaar weinig verdiend, omdat de turf uiet droog gekomen was. De win ter gaf in het geheel geen werk de vorst opnieuw ingevallen, niets was moer te e- ten, terwijl men - het koste wat het wilde niet wilde vragen bij de arm voogden. Dat hadden ze Goddank nog nooit ge daan Met den dag klom do broodnood in die propere oppassende gezinnen, men haalde nu en dan wat op crediet in den winkel, waarvoor dit jaar zal gearbeid moeten worden, zoodat een deel van hun werk reeds verkocht is voor brood. Welk een toestand in zulke huishou dingen Nog erger en meer medelijdens waardig dan zij, die ondersteuning van de armvoogden ontvangen. Gelukkig dat de commissie onderzoek instelde het ging by velen moeilijk te bekennen dat zij bet zoo arm haddon, maar de nood drong en de commissie moest er niet van spreken, dat ook zij een gave in ontvangst genomen hadden. Nobele karakters onder dat schamele werkmanskleed. De commissie dient in hare pogingen flink gesteund te worden, allereerst zorgt zij voor de gezinnen, die zooeven bedoeld werden, om later als de middelen dit toelaten ook te kunnen uitreiken aan die gezinnen, welke door armbestuur en diaconie ondeisteund worden, om enkel voor hongerdood te blijven bewaard. Veel zeer veel is er noodig.'' Het hoofd der school te Beets, de beer Nawijn, slaakt onder het opschrift Dit het land der ellende, de volgende nood kreet. „Ik weet niet. waarmede ik zal begin nen ik weet ook niet, hee ik zal schrij ven. Slechte gevoel ik te moeten schrij ven ik kan het niet nalaten, want mijn gemoed is vol, boordevol. Want om mij heen wonen er zoovelen die zoo diep, diep ongelukkig zijn, en niemand is er, die hen helpt. Geen brood in huis, geen geld om iets te kunnen koopeo, bijna geene kleederen om het verkleumde lijf's nachts een dun deken tje. waaronder men wel moet bibberen. Dat alles is zóo by velen mijner dorps- genooten, bij zeer velen zelfs; ik ben overtuigd, dat ik niets te veel gezegd heli, integtiideel, het is zóo erg gesteld, dat het onmogelijK te beschrijven is. Al die ellende zie ik en ik kan het niet verhelpen. Ik lijd geen gebrek, en toch ik zie geen kans om den honger van hen allen te stillen ik kan hun niets te dekken geven. Ik ben gedoemd hen voor m(jne oogen te zien omkomen in hunne ellende, zonder dat ik in staat ben iets te doen om hen te redden- Dat is om wanhopig te worden. De tegenzin, die mij mijne eigene onmacht inboezemt, is zno groot, dat ik er op dit oogenblik geheel van vervuld ben. Velen ilebben wegens den höogen water stand hunne huizen moeten ontvluchten. Men verg' ve mij, dat ik van huizen spreek; in waari. -id zijn het hokken en hutten, voor een groot deel minder dan schapen of varkenshokken. Maar och, de arme ellendelingen noemen ze maai- gemakshal ve hunne huizen. Sommige dier vluchtelingen vonden een toevluchtsoord in de oude school te Beet- sterzw.-.ag. Op wat los stroo, onder twee dekens s apen ze daar op den tochtigen vloer. De gevolgen bleven niet uitvelen zijn ziek geworden en vooral de kinderen hebben hu zwaai- te verantwoorden Geheel versuft en lusteloos zitten ze daar om de kach' l of liggen daar op hun ellendig leger. O, on bar rn hartige maatschappij Waar om moet dit lijden, dit ellendige, lange lij den nog duren? Is het niet de grootste on zinnigheid zulke toestanden te bestendigen En toch dag uit dag in, jaar uit jaar in blijtt het maai hetzelfdede massa des volks weel niet, hoe het leven te kunnen rekken. Geef wei k en brood: Dat is de kreet, wel ke opstijgt uit aller mond; werk en brood, want wij hebben niets te eten voor onze kinderen En't antwoord? De heeren grondbezit ters van B-'etsterzwaag doen al het moge lijke om le voorkomen dat het meest voor de hand liggende middel ter bekoming van werk, de bedijking van de veenpolders wordt toegepast. Wat vuil- menscheii zjjn zij toch, dat zij op het o( genblik dat honderden menschen op het punt staan van te verhongeren en te verdrinken, hen onmeedoogend aan hun lot willen overlaten Ons werd het volgende ter plaatsing to 'gezonden. Aan mijne Landgenooten. In tal van bladen en blaadjes leest men op dit oogenblik oproepingen om bijdragen bijeen te brengen voor een huldeblijk, dat men zich voorstel aan te bieden aan Ha re koninklijke Hoogheid Wij.helmina Ma ria SOPHIA Louisa, groothertogin van Saxen-Weimar ter gelegenheid van haar gouden huwelijksfeest met haren Door- luchtigen Gemaalden Groothertog van Saxen-Weimar. Zij, eene zuster van wijlen onzen ko ning Willem III, toonde meermalen dat de belangen van Nederland en zijne be woners Haar nauw aan 't hart liggen. Menig nuttige instelling bleef in stand door Haren steun. Dit is ons bekend en misschien aan volen met ons het grootste deel van het volk echter weet daarvan niets. Zij hooren en lezen eerst nu, wat die prin ses was en is, en komt de lijst, wel dan denken ze„We kunnen wel niet anders al konden we met dat geld ook beter een enkel arm gezin steunen. Als ze 8 October a.s., den trouwdag van onze prinses Sophieeen opgewon den hoofdaitikel in een of ander dagblad lezen dan voelen ze iets in zich van ook iets te hebben bijgedragen" tot bet blijk, waarover de groothertogin hlijkbaar zoo aangedaan was. Zoude de zelfvoldoening van de ge vers niet heerlijker, niet verhevener zijn, wanneer ze op dat moment gevoelden „deze dag heeft mij gelegenheid gegeven mede te werken tot het doen van een weldaad aan duizende ongelukkigen In het Noorden van ons land woont een volk dat van oudsher een steun was van het Oranjehuis. Waar Oranjevorsten hulp vroegen, ston den de Friezen steed gereed dien te ver- leenen. Met een taaie vasthoudendheid, hun karakter eigenbleven zij steeds trouw aan den alouden Oranjestam. Een Fries is per sé een goed Vader lander Toch is dat Friesland niet altijd gelij kelijk behandeld als de andere provin ciën, om niet te spreken var, den Staats greep van 1798die vooral voor Fries land zoo nadeelig werkte. Het landeens zoo rijk, is door om standigheden buiten den wil en zonder toedoen van de tegenwoordige bewoners di9r landstreek, verarmd. Zijdie het groote grondbezit daar hebben zijn naar andere provinciën en andere landen getrokken en de belastin gen, gevolg van wegenverbetering, kana lisatie etc.worden gedragen door hen die niet rijk genoeg waren om zich el ders te vestigen of elders een nieuw be staan te zoeken. Het volk, eens zoo gelukkig geprezen om zijne vrijheidsliefdehet gaat thans gebukt onder ondraaglijke armenlasten en een groot deel van hen lijdt armoede ten gevolge van Sociale wanverhoudin gen en een reeds lang afgekeurd maar nog steeds niet gewijzigd en verbeterd belastingstelsel. Het Friesche vollehoe gaarne zoude het zich verheugen in het geluk dat ee ne Nedeilandsclie prinses is beschoren de viering van haar gouden Huwelijks feest, wanneer niet de ellende om hen heen en het peinzen over de middelen tot verbetering daartoeal hun denken in beslag nam. Hef. Friesche „volk'' is bulp noodig dringend noodig Ook aan mij die het voorrecht heeft om zich tot de vrije Friezen te mogen rekenen word eene lijst aangeboden waarop ik mijne bijdrage kon melden die ik voor het huldeblijk wenschte te geven. Mijn gemoed weerhield me om een gift die in 't Noorden zoo hoog noodig is. te teekenen voor een huldeblijk, dat mis schien zal moeten bestaan uit een kunst voortbrengsel, een monument of iets der gelijks. De Nederlandsche industrie zal daar door misschien in een klein onderdeel iets ryker wordenmen zal op dat hul debiijk den vreemdeling en nakomeling kunnen wijzen als het bewys van de waardeei ing van een volk aan eene vor stin, die blijk gaf van warme vaderlands liefde en humaniteit, doch overigens zal het niets zijn dan „dood kapitaal." Intusschen lijden de bewoners van Smallingerland Opsterland Oost- en Weststellmgwerf en andere deelen van Friesland honger 1 Het gevolg van 't lijden van dien hon ger, die niet gestild wordt, is de kolos sale toename van Sociaal-Democraten en ontevredenen. Hoe meer Huldeblijken in den vonn zooals ze gewoonlijk worden gegeven hoe schriller de tegenstelling telkens tus- schen den grooten riikdom hier en de grootste ellende daarginds, die geen pen in staatis te beschrijven, doch die wel door geld en nog eens geld is te veranderen en te verbeteren. Landgenooten. ik veronderstel dat gij. nu ge u opmaakt voor een huldeblijk aan de Groothertogin van Saxen-Wei mar, daarvoor uwe trouw wilt bewijzen aan het Oranjehuis. Geeft gij dat huldeblijk in den vorm van een monument, een kunstvoorwerp een buitengoed of iets dergelijksdan geeft gij alweer een stuk „dood kapitaal." Het volk zal dan terecht ontevreden zijn en het slot is dat gjj met al uwe goede bedoelingen het huis van Oranje een stoot geeft. Wilt ge het Huis van Oranje, en dat hoop ik wilt ge allenin de oogen van het geheele volk groot doen zijnlaat u \e pogingen zich dan concentreeren tot het bijeenbrengen van eene enorme som, welke gij als Hulde voor H. K. H. de groothertogin, schenkt aan de verdrukte Friesche gemeenten Moge een album van al de gevers en al de commissieleden dan overbodig zijn de gevers zullen de heerlijke zelfvoldoe ning hebben te hebben bijgedragen tot een nuttigeen edel werk. Daardoor zult ge een waren steun hebben gegeven aan hel zoozeer „door u geliefde Oianje- huis. Uw landgenoot K. A. VAN DER WEIDE. Apeldoobn 9 Maart '92. De ramp te Anderlues. In eene mijn te Anderlues bij Bergen is een vreeselijk on geluk gebeurd. Vrijdagmorgen om half 9 toen zich bijna 800 mijnwerkers bene den bevondenboorde men een bevigen slagzoo hevig zelfs dat men den rook uit de mijn zag omhoogstijgen. De kabel en de kooi, waarmede de arbeiders worden neergelatenwas geheel vernield. Wat den toestand der ongelukkigen nog verer gerde, was bet feit, dat de luchtkoker e- veneens was gesprongen. Het ongeluk ge beurde in schacht 3, waarin eenige jaren geleden eveneens eene ontploffing voor viel, die vele slachtoffers eischte. Hartverscheurend was het, de wanhoop en den angst aan te zien van de honder den personen, die in spanning om de toe gangen stonden. Onmiddellijk na de ont ploffing wisten twee arbeiders naar boven te komen en drie meisjes zich door schacht 2 te redden. Zoodra de kooi hersteld was, daalden de mijningenieurs en het persoo- neel neer om het reddingswerk te begin nen. Het eerst werden een aantal ongedeer de arbeiders boven gebrachtdaarop volg den een aantal gekwetsten in deernis waardigen toestandzij waren als gebla kerd, terwijl de lappen vleesch er bijhin- gen. Velen hadden geen haar meer. Het reddingswerk vorderde zeer lang zaam. Dieper dau 260 M. kon men niet komen. Op een diepte van 420 M. was alles ineengestort. Een veertigtal mijn werkers zijn door eene andere mijn ont snapt. Zestien gewonden zijn in bekla- genswaardigen toestand boven gebracht. Er is geen hoop op hun behoud. Men vermoedt dat er wel 200 menschen zjjn omgekomen. Eene groole menigte ver. drong zich in diepe verslagenheid aan den ingang der mijn.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1892 | | pagina 2