H I \l il|'
No. 590.
Zaterdag 12 Maart 1892.
7e Jaarg.
Op esn valsch spoor.
Nieuws- en Advertentie I) lad
voor Zee u wsc li - V I a a n d e re n.
F. DIELEMAN,
Uit de Pers.
is FEUILLETON.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag'- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
AXEL.
Ad ver ten tien van 1 tot 4 regels 25 cent;
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
De .V. Rott. Ct. heeft nog een paar arti
kelen over de voorstellen gehad, waarin
het blad de vermogensbelasting bespreekt.
Zoonis van dezer, minister van Finan
ciën te wachten was, munt, zegt zij dit
wetsontwerp uit door eeDvoua en dui
delijkheid. Zonder omslachtige bepalingen,
is het voor de belastingplichtigen volko
men verstaanbaar.
Dat de minister deze belasting, die
vermogensbelasting heet, „belasting op
de inkomsten uit vermogen", noemt, ge
schiedt, naar de N. R. Ct. geheel terecht
En deze maatstaf heeft haar goedkeuring,
vooral omdat aan fondsen met hooge
rente meestal de voorkeur gegeven wordt
door kleine kapitalisten. Zij zouden dus,
word het inkomen als maatstaf genomen,
eenvoudig zwaarder worden getroffen.
Overigens wordt, door het kapitaal als
maatstaf te nemen, de regeling der be
lasting zeer vereenvoudigd. Zij keurt
ook goed dat bij dit ontwerp, in tegen
stelling van vroegere voorstellen van in
komstenbelasting, openbaarmaking van
aanslagen uitgesloten is. Voor de con
trole op de aangiften kan openbaarheid
niet dienen, want zelfs eene talrijke com
missie de ervaring heeft het geleerd
- zou bij de beoordeeling van de aan
giften öf op onderstellingen öf op geruch
ten moeten afgaan. Het is dus goed ge
zien, meent de N. R. Ctnu de open
baarheid de juistheid der ""aanslagen niet
bevorderen kan, de belasting niet noo-
deloos hatelijk te maken.
Juist acht de N. R. Ct. ook het denk
beeld om net vermogen niet te splitsen,
maar slechts éénen aanslag op te leggen
UIT HET HOOGDUITSCH VAK
M. LI LIE.
Maar al vernielde hij nu die herken-
ningsteekens hem door den dief overgege
ven wat te doen na verloop der veer
tien dagen Wanneer hij dan niet op
de afgesproken plaats kwam dan moest
de voorzichtige Grote veriaad vermoeden,
en dan zou deze zich waarschijnlijk in
handen van het gerecht stellen. Hij moest
dus iets verzinnen om op nieuwe tijd te
winnen. Hij kon immers den dief' zeggen,
dat de iechter nog steeds weigevde Osten
vri] te laten en sterker bewijzen eischte.
Dan moest Grote eerst bedenken, welke
bewijzen hi) nu weer zou bijbrengen. Het
overige vond zich van zelfhg vei trouw
de op zijn geluk.
Toen Brame thuis kwam, ontving hij
slechte tijding. Uit C. had de predikant
geschreven, juffrouw Osten antwoordde
terstond. De briefwisseling tusschen Wun-
nershausen en C. werd buitengewoon druk;
en zooals Brauie vei moed had, meldde de
predikant zeer spoedig, dat de stemming
van den gevangene merkbaar beter werd.
Hij zag nu de komst der zijnen met innig
verlangen te gemoet. Eene stille berusting
in de gevallen, waarin men te doen heeft
met één gezin met eene feitelijke confu
sie van inkomen, en ook het vermogen
van minderjarigen, waarvan het vruchtge
bruik aan de ouders toekomt met het
vermogen van dezen als één geheel te
beschouwen. De vrijstelling van voor
werpen van kunst en wetenschap toont,
merkt het blad aan, dat beide der Re
geering ter harte gaan.
Wat de quaestie der progressie of
degressie aangaat is de N. R. Ct. ook
met het ontwerp ingenomen. Het nor
maal bedrag van 1 per mille beneden
f 25 000 wordt degressief. Bij 100.000
begint de progressie.
„Hare beteekenis, zegt de N. R. Ct
is het eenvoudigst voor te stellen door
eene rente van 4 procent als inkomen
aan te nemen bij de volgende tabel. De
belasting bedraagt dan: by
per pet. v. h.
mille inkom.
100 m. of meer. d. m d. ƒ200 m. 1,10 2,75
200 300 1,20 3,-
300 400 1.30 3,25
400 500 1,40 3,50
500 of. meer 1.50 3,75
Daarbij dient in het oog te worden ge
houden, dat de gemiddelde rente, die bij
de groote fortuinen bedongen woidt,
veelal lager is dan bij kleine, en dat het
peicentage van het werkelijk inkomen
dus veelal meer progressief zal zijn, dan
hierboven is aangeduid."
Genoeg om te doen zien, zoo sluit de
N. R. Ct. haar artikel, dat de minister
van Financiën de gronden der belasting
iu het ontwerp op uitnemende wijze heeft
geregeld.
Ten slotte berekent de N. R. Ct. de
en overgave kwam nu in de plaats der
vertwijfeling. Zoo verliepen de veertien
dagen die Grote gesteld had, Niet geheel
zonder angst begaf Brame zich na zons
ondergang in den boomgaard, daar Lij
begreep, dat Grote misschien onderzoek
gedaan had ot de berkenningsteekens in
geleverd waren geworden, en dat hij er
niet voor zou terugdeinzen om, wanneer
zijne wraak ot zijn belang het eischte,
Brame uit den weg te ruimen. Maar Brame
bemerkte niets van argwaan of toorn in
Grote's gelaat, toen deze hem onder de
vruchtboomen tegemo-t kwam.
„Osten is nog niet vrij vraagde hij
bijna bezorgd.
„Neen" antwoordde Brame onbeschaamd,
„de rechter wil nog degelijker bewijzen.
Ge moet uzelven overleggen. Het gaat
Osten goed in de gevangenis. We ont
vangen bijna dagelijks bericht."
„Ik durf me hier niet te dikwijls ver-
toonen," hernam Grote om zich loerend.
„Binnen veertien dagen is het niet mo
gelijk."
„Nu, wanneer ge dan een zeker middel
weet om den rechter te overtuigen, dan
willen we gaarne die veertien dagen er
aan opofferen." Toen scheidden zij. Weer
had de man Brame een daalder over-
handigd.
Ook die tijd ging voorbij, steeds gun
stiger luidden de berichten uit C. Reeds
i bevatte elke briel van den predikant vra
kansen van aanneming van de voorstel
len. De voorteekenen schijnen gunstig.
Er worden wel bedenkingen gemaakt
de N. R. Ct. zelf heeft geen vrede met
de verhooging van den jenever-accijns,
die niet den dronkaard, maar ziju arm
gezin treft.
Door de progressie der vermogensbe
lasting niet bij ƒ500,000 te doen op
houden, zouden de twee millioen, die
thans uit die accijnsverhooging moeten
komen, met minder bezwaar worden op
gebracht.
„Van de 100,000 tot 25,000 zou
voorts eenige degressie den last voor de
kleinere vermogens moeten verlichten.
Wellicht wordt in dien geest de wet wel
verbeterd.
„Maar boven alle verbeteringen sta de
wet zelve, die zoo mogelijk met, maar
anders zonder de verbeteringen tot stand
komeD moet. „Men heeft niet de keus tus
schen deze eu een betere wet, maar tus
schen deze wet en geen wettusschen een
hervorming, die niet volmaakt moge zijn
en het behoud van belastingen, die de
onvolmaaktheid zelve, die slecht zijn, oe-
cononomisch en moreel."
Het Sociaal Weekblad behandelt 0. a.
de vraag, of de voorgestelde hervormin
gen verbeteringen zijn van genoegzame
waarde.
Steliig bevestigend beantwoordt het
die vraag, wat betreft betgeen de Minis
ter wil afschaffen of verlagen. Wel zal
hy, zegt het blad. te hooren kunnen krij
gen, dat, afgezien nog van verdere accijn
zen, het afschaffen van zekere belastin
gen beter ware dan het verlengen er van,
Maar tegenspreken zal het -$• W. ten
minste het hem niet, Jatèn het verwij
deren van den zeep accijns, èn bet ver
minderen der gezamelijke oveidrachtskos
ten op onroerend goed van 6.27 op 2.15
pCt., èn het terugbrengen van den zout-ac
cijns tot minder dan de helft van het
huidige bedrag, met een tegemoetkoming
aan de zuivelbereiding, benevens een be
gin van afschaffing der tollen op wegen
en vaarten, verbeteringen zijn van ge
noegzame waarde en in de goede rich
ting.
Weinig ingenomen is het S. W. intus
schen met de verhooging van den accijns
op het gedistilleerd die de minister voor
stelt.
Minister Pierson meent, dat een derge
lijke verhooging zonder bezwaar kan ge
sollieden, wanneer daarmede ontlasting
van twee artikelen voor dagelijks en al
gemeen gebruik, als zout en zeep, gepaard
gaat. en tevens uit de inkomsten van
vermogen billijk bedrag voor de behoeften
van 's rijks dienst gevorderd wordt.
't Zou het Soc. Weekbl. verwonderen,
indien degenen, die oordeelen, dat het
met den accijns op het gedistilleerd we
zenlijk al wel is, hierdoor zich gewonnen
verklaarden. In elk geval eehier mag
men vertrouwen, dat - waar de twee
millioen, welke uit dier. accijns nog meer,
gehaald zouden worden dan reeds nu, niet
noodig zijnals gedeeltelijk equivalent voor
de belastingen, waarvan de afschaffing
of vermindering thans is voorgedragen,
maar als zoodanig moeten dienen, voor
hetgeen nog in voorbereiding is - althans
voor de vooruil betaling van den koopprijs
geen meerderheid zal te vinden zijn.
gen van Osten over de huiselijke omstan
digheden, honderden kleinigheden waren
hem nu reeds belangwekkend wat voor
kleertjes zijn Heinz droeg, ol hij nog niet
begon te loopeD, enz. Nog veertien dagen
dan was het Pinksteren en dan zou hel
droevige maar toch vurig gewenschte weer
zien der beide echtgenooten en hun kind
in het tuchthuis plaats hebhen. Maar hoe
meer de rimpels op het blanke voorhoofd
van juffrouw Osten verdwenen en hoe
moediger de gevangene weer zijn liocrfd
ophief, des te rusteloozer en onstuimiger
woelde het in Brame's borst Toen hij
voor de derde maal Grote ontmoette, voer
tien dagen voor Pinksteren, zeide deze
„Er blijft me niets over dan den rechter
om een geheim onderhoud te verzoeken,
hier of in het stadsbosch, voor twee ge
tuigen, van welke elke partij er een stelt
en dan ouder belofte van vrijgeleide."
„En wanneer de rechter ook dat niet
aanneemt vraagde Brame.
„Dan ben ik besloten me gevangen te
geven," antwoordde Grote somber. „II:
kan den man niet langer om mynentwil
in het tuchthuis laten. Op Pinksterzondag
kom ik antwoord halen."
Deze woorden waren het, welke Brame
dag en nacht folterden. Slechts nog veer
tien dagen dan kwam de onschuld van
Osten aan het licht, ook al hield Brame
het aanbod van Grote voor den rechter
geheim, En dan bleef zijne liefde voor
altijd hopeloos. Langs twee wegen kon
hij zulks echter nog verhinderen. Of, hjj
moei-t Grofe dooden en spoorloos laten
verdwijnen, of Osten ombrengen. Een
derde weg was er niet. Grote te dooden,
was bijna onuitvoerbaar, 'daar deze steeds
een vuurwapen bij zich droeg en wan
trouw, :nd op zijne hoedt was. Ook was het
spoorloos laten verdwijnen van het lijk
bijna onmogelijk Osten echter was voor
hem onbereikbaar, zoolang hij in het tucht
huis zat, want hij zou juffrouw en Heinz
met Pinksteren niet vergezellen. Wanneor
en langs welken weg Osten na zjjne vrjj-
lating naar huis zou terugkeeren, kon hg
niet vooruit weten, nog minder zich voort
durend in hinderlaag stellen. Ook bood
de weg uit de bisschopsstad naar het dorp
volstrekt geen schuilpaats aan. En al
gelukte btt hem al, zjjn „medeminnaar"
op den openbaren weg te dooden, waar
zou hjj het lijk laten, zelf onontdekt bljj-
ven Osten in zijn eigen huis te ver
moorden, zou eene daad van krankzinnig
heid wezen. Zulke gedachteu stormden
hem door het hoofd, wanneer hij hjj het
aambeeld stond en zijne krachtige armen
hem in vuurvonken hulden. Het zou hem
meer naar zijn zin geweest zijn, wanneer
hij Osten onder zijn vuist had kunnen
verpletteren, evenals het jjzer. Maar dat
ging niet.
(Wordt vervolgd.)