No. 554.
Woensdag 4 November 1891.
7e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. DIELEMAN,
AXEL.
Buitenland.
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 5 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlyk
tot Dinsdag- en Vrydagnamiddag TWEE uren.
„De rechtvaardige kent liet leven van
lijn leestmaar de barmhartigheden der
qoddeloozen zijn wreed!" Hoe schoon
en waar is dit woord van den dichter.
Hij wil m. a. w. zeggen de ware Chris
ten weet, wat elk dier behoeft, wat elk
begeert, wat elk dragen kan. Meesterlijk
schildert hij hier met éenen trek de
sorgvuldige, liefderijke behandeling der
dieren, die een voornaam kenmerk der
goedhartigheid is. De dichter gaat van
de veronderstelling uit, dat de oorspron
kelijke, innige band die er tusschen
mensch en dier bestond, door de zonde
verbroken is. Maar wie nu die zonde
heeft leeren erkennen en betreurenin
n wordt de oorspronkelijke betrek-
„..jg tot het drerweer eenigszins her
steld hij gevoelt wederhet evenbeeld
Gods te zijn, als de koning van het re-
delooze schepsel, als het middenpunt van
de dieren hij zal die macht over het
dier daarom ook niet misbruiken en we
tende, dat hij mede schuld heeft aan
hunne ellende, hoort hij met innig me
degevoel hun verlangen naar de toeko
mende vrijheid, en zorgt niet alleen door
eigenbelang gedreven, voor hunne ver
pleging, maar verlicht hun ook gaarne
eiken last. „De barmhartigheden der
goddeloozen daarentegen zijn wreed," zoo
laat de dichter er op volgen de godde-
looze, wil hij zeggen, is zelfs dan wreed,
als hij op zijne wijze barmhartig is met
bekrompenheid, ongevoeligheid, somtijds
met verwijt gaan zijne weldaden gepaard.
Maar helaas hoe weinig barmhartigheid
tegenover het dier wordt er in 't alge
meen gevonden. Van de waarheid de
zer woorden kan men zich dagelijks o-
vertuigen. Hier zien wij een trekhond
slechts met moeite een zwaar beladen
kar voortsleepeu, terwijl nog menigmaal
de geleider de vracht onnoodig verzwaart,
daar zien wij een paard, eveneens voor
een te zware vracht gespannen, door
den geleider voortzweepen ginds weer
iets anders, ja, waar zou ik eindigen,
wilde ik alles noemen? Hoevelen wor
den er niet gevonden, ook in de plaats
onzer inwoning, die zich niet ontzien,
hunne weerlooze medeschepselen gewe
tenloos te mishandelen, die niet het
minste medelijden met een dier toonen
te bezitten, egoïsten zonder hart en
gewetendie zoowel mensch als dier
met de grootste onverschilligheid kun
nen zien lijden. Ja, hoevelen, die op
jeugdigen leeftijd vermaak schepten in
het martelen van dieren en dat gaarne
zagen, hebben zich later schuldig ge
maakt aan moord en doodslag.
Het hart van den goddelooze is on
barmhartig zoowel tegenover mensch als
dier. En toch zijn wij tot barmhar
tigheid en menschelijkheid jegens het
dier geroepen. Maar helaas 1 de meeste
menscben schijnen te meenen, dat het
er niet op aankomt en geen zonde is
voor God, hoe zij een dier behandelen
en er mede omgaan, zij zien in het dier
niets anders, dan een zaak, uitsluitend
tot hun gebruik bestemd, die hun over
gegeven is, en waarmee zij eenvoudig
kunnen doen. wat zij willen. Men vraagt
er niet naar, of men te veel vergt van
een dier; men haalt er van, wat ervan
te halen is, en is er slechts geld te ver
dienen, dan wordt het dier er aan ge
waagd. Dat is een schandelijk misbruik
maken van het dier, waarover de Schep
per ons wel als koning, maar nooit als
tiran heeft gesteld. - En toch, wanneer
wij rondzien in onze dagelijksche omge
ving, dan schijnt dit laatste waar te zijn.
En hoezeer verlaagt de mensch zicbzel-
ven, die het dier mishandelt, hoezeer
gaat hij zijne bevoegdheid te buiten
hoezeer misbruikt hij het recht van den
sterkere, - hoezeer bezondigt hij zich
daardoor tegen God. Hoe verachtelijk en
laag, een stom, weerloos dier te mishan
delen, dat niet spreken noch zichzelven
verdedigen kan, dat elke behandeling,
hoe wreed ook, voor lief moet nemen,
zonder recht te kunnen verkrijgen en
dat in den vollen zin des woords met on
barmhartigheid en ondankbaarheid wordt
beloond. Heeft de Schepper de dieren
aan ons toevertrouwd, om ze te gebrui
ken, wij zijn dan ook aan Hem verant
woording schuldig, hoe wijze gebruiken;
en evenzeer als het misbruik maken van
één zijner gaven zondig is, is het
zondezoo wij de dieren misbrui
ken, te meer nog, daar zij, in onderschei
ding van levenlooze dingen, gevoel be
zitten, en als hulpeloozen door den Schep
per aan ons toevertrouwd werden, op
dat wij hen zouden beschermenen
barmhartigheid bewijzen.
Het is evenwel niet genoeg, dat wij
persoonlijk geen dier mishandelen, neen!
wij mogen ook niet lijdelijk dulden, dat
het door anderen mishandeld wordt, maar
zijn verplicht, waar wij b. v. op straat
of waar ook een paard een hond of
eenig ander dier zien mishandelen, er
tegen te getuigen. Hoe menigeen staat
hier mede schuldig, die bij deze of gene
mishandeling aan een dier, hetzij uit on
verschilligheidhetzij uit dwaze men-
schenvrees, stilzwijgend zijn weg ver
volgt. Maar er is nog iets anders,
waartegen wij met alle kracht hebben
te getuigen, ik bedoel de wijze, waarop
de dieren, die wij tot ons onderhoud
noodig hebben, worden geslacht.
Ik wil niet trachten u de wijze te
schetsen, waarop het geschiedt, dit al
leen zeg ik. dat zij zonder eenige voor
afgaande bedwelming met vol bewust
zijn en gevoel, een langzamen martel
dood, die meestal meer dan 15 minuteD
duurt, onder de vreeselijkste smarten
eindelijk sterven. - Is zulk een gruwe
lijke wijze van slachten den mensch,
den Christen waardig? Is het mensche-
lijk, een dier zoolang te laten worstelen
en zijn doodstrijd te verlengen Of is
het veeleer des menscben dure plicht,
elk dier zoo snel mogelijk en op
minst pijnlijke wijze te dooden Mij
dunkt, het laatste.
En waarom slacht men ook hier ter
plaatse op zoo wreede, onmenschelijke
wijze? Niet, omdat men niet anders
kan, o neenmaar omdat men het zoo
gewoon is, omdat bet toch maar een re
deloos dier is, dat niet klagen kan,
kortom uit onverschilligheid en wreedheid
beide. Menigmaal evenwel is het ook
I dom vooi oordeel, een bedwelmd dier
I zou niet genoeg uitbloedeneen dier, dat
onder het slachten niet hard
kermt, zou niet gezond zijn enz. - wat
de afschaffing van de hedendaagsche
wreede slachtwijze in den weg staat
meestal echter is het, gelijk ik reeds
aanmerkte, onverschilligheid, die zich om
de martelingen van een dier niet be
kommert het is immers slechts een
dier, een redeloos dierNog afschuwe
lijker evenwel is het, indien onkundigen
met onzekere hand hun slachtoffer het
mes in de borst boren, en dat eenige
keeren herhalen, tot het dier eindelijk na
30 40 minuten na de vreeselijkste
martelingen bezwijkt. Zulke afschuwelij
ke dingen moesten onder ons niet ge
schieden. Maar bovendien valt zulk een
wijze van slachten onder de termen der
wet, daar het mishandelen is van dieren,
volgens Art. 254 van het wetboek van
strafrecht verboden. Moge ook in dezen
de politie wèl toezien, dat dergelijke er
gerlijke tooneelen niet geschieden.
Onverschilligheid en wreedheid, zietdaar
de twee factoren, die zich maar al te
zeer bij het slachten der dieren doen
gelden. Maar aan zulk een onverschil
ligheid maken niet alleen de slachters
zelve zich schuldig, maar eveneens wij
allen zonder onderscheid, die dit alles
weten, zonder er tegen te getuigen. -
"Wie zwijgt, stemt toedat geldt ook
hier. Wij staan er zelve aan schuldig
vooral dan, wanneer wij invloed in de
gemeente kunnen uitoefenen, zonder het
te doen. Ja, ik weet het, er zijn er
gelukkig nog in ons midden, die mij per
soonlijk hunne afkeuring over de wijze,
waarop men slacht, te kennen gaven,
maar de groote meerderheid, zij is on
verschillig en koud, gelijk een steen. De
dieren kunnen wel niet spreken, maar
nochtans dringt hunne stomme klacht
tot Hem, die ook hen geschapen heeft
en niet wil, dat men ze alzoo martelt,
om de goddelijke vergelding over hunne
beulen in te roepen. En die vergelding
openbaart zich helaas zoo duidelijk in den
zedelijken achteruitgang en de ruwheid
des gemoeds, die beide in het ter doed
martelen van dieren kun oorsprong heb
ben en daarvan de wrange vruchten
zijDi Waai- de teedere kiemen in het
kinderhart, door van zulke afschuwelijke
slachttooneelen getuige te zijnreeds
vroeg vernietigd worden, hoe kan het
anders, of zij moeten langzamerhand alle
menschelijk gevoel verliezen en op hunne
beurt eveneens aan dierenmishandeling
zich schuldig maken. En hoe zal men
van dezulken, die dagelijks zulke too
neelen voor oogen zien, ooit medelijden
en barmhartigheid kunnen verwachten?
Men klaagt voortdurend over de toene
mende ruwheid en zedelijke verwildering
van het hedendaagsch geslacht, terwijl
men naar middelen zoekt, om dat tegen
te gaan. Daartoe beginne men, de eerste
oorzaak, waaruit die toestand voortvloeit,
weg te nemenmen dulde niet langer,
dat dieren op zoo wreede wijze worden
geslacht en wende alles aan, om dat
door gepaste middelen te voorkomen,
men houde neemt het ter oore,
Gij ouders, die eenmaal van de opvoeding
uwer kinderen verantwoording zult moe
ten doen inzonderheid de kinderen
van zulke slachttooneelen verre, die niet
anders dan schadelijk op hen kunnen
werken en alle kiemen van barmhartig
heid en medelijden dooden. Te betreuren
is het. dat zooals mij van vertrouwbare
zijde ter oore kwam, hier ter plaatse
bijna altijd wordt geslacht tusschen de
schooluren, terwijl de kinderen op straat
rondloopen, en dat met open deuien, op
dat een ieder van zulk een afgrijselijk,
walgelyk tooneel getuige kan zijn.
Gaafhe geloof ik, dat dit niet met op
zet geschiedtmaar, hoe het zjj, het ge
schiedt dan toch. Hoezeer zou het aan
het opkomend geslacht zedelijk ten goede
komen, indien de slachters hier ter stede,
besloten voortaan steeds onder schooltijd
en steeds met gesloten deuren hun werk
te verrichten, zonder dat anderen er ge
tuige van zyn. Wist men. welk een
schadelijken invloed het zien slachten
uitoefent, zoowel op jong als oud, men
zou voortaan de deuren sluiten en in
stilte zijn weg vervolgen. En dan bo
venal het is niet genoeg, dat men slacht
met gesloten deuren ook de wijze van
slachten heeft dringend hervorming noo
dig. De dieren moeten en kunnen veel
sneller, veel zachter worden gedood, en
dat geschiedt, wanneer men ze vooraf
bedwelmt. Aan toestellen, doeltreffen
de toestellen daartoe ontbreekt het niet
Zoo heeft men b.v. verschillende slacht-
maskers voor groot en klein vee, o. a.
dat van Bruneau te Parijs van Sigmund
te Basel, van Brausewalt te Guatrowen
van Kleinschmidt te Erfürt. Niet alleen
in bet buitenland, maar ook hier en daar
in ons vaderland zijn die toestellen reeds
ingevoerd, terwijl zij aan alle eischen
voldoen. Die toestellen hebben dit voor,
dat ook een zwakke, ongeoefende hand
ze hanteeren, en men de dieren onmid
dellijk en zonder pyn veidooven kan,
terwijl de kop zoo goed als niet wordt
gekwetst. Zulke toestellen nu moesten
ook hier ingevoerd worden, opdat de die
ren sneller en zachter, derhalve meer op
menschelijke wijzegedood worden.
Daartoe rekenen wij op de medewerking
van het gemeentebestuur dezer plaats,
en hopen nader op dit onderwerp terug
te komen.
Axel, 2 Nov. 1891.
J. B. T. HUGENHOLTZ.
Predikant.
België. Minder romantisch dan de
liefde voor zijne „Marguérite," is de re
den, welke volgens de Sémapbore van
Marseille generaal Boulanger tot zelf
moord heeft gedreven. Zijne vriendin,
madame de Bormemain, aelve overtuigd
van een vroegtijdigen dood tengevolge
van haar borstlijden, wilde den generaal
haar vermogen nalaten, maar volgens de
Fransche wet kon Boulanger, tengevolge
van 't bij verstek tegen hem gewezenontee
rend vonnis, niet tot erfgenaam worden
iDgesteld. Daarom werden door haar, in
overleg met haren notaris, allerlei maat
regelen genomen om aan haren geliefde
de beschikking te verschaffen over hare
bezittingen en evenzeer over haar inko
men als vrvchtgebruikster of krachtens
welken anderen titel ook. Daartoe wer
den verscheidene akten gepasseerd, we-