tiemengd Nieuws.
fakkeloptocht gehouden worden. De kwee-
keliogen van het lyceum zullen den be
velvoerders der kruisers een bronzen
beeld ten geschenke geven, waarop de
woorden: Zoodre gij wilt.
Kortom, de feestroes heeft zich al bij
voorbaat van de bevolking meester ge
maakt.
Weer gewagen de berichten uit het
zuiden des lands van zware overstroo
mingen, tengevolge waarvan vele we-
geu onbegaanhaar zijn geworden en niet
weinig schade is aangericht.
AXEL, den 27 October 1801.
Ds. A. van der Linden predikant bij de
Clii'. ger. gemeente alhier staat op het
drietal bij die gemeente te Schoondijke.
- Op de heden alhier gehouden vee
markt waren aangebracht: 17 paarden,
8u stuks rundvee, 90 schapen en 61
varkens.
De volgende premien werden uitge
reikt Voor het schoonste paard van
3 lot 7 jaar oud, le. prijs ƒ5 aan P.
de Brouwer koopman te Clinge1
Als voren '2e. prijs 3 aan Jos. de
Schepper koopman alhier.
Voor het schoonste veulen van 1 tot
3 jaar oud le. prijs 4 aan P. van Hoe
ve landbouwer alhier.
Als voren 2e. prijs f 2.50 aan L. de
Regt landbouwer alhier.
Voor den schoonsten dekhengst van
2 tot 7 jaren oud een prijs van 5 aan
P. Dekker Fz. landbouwer alhier.
Voor de schoonste baatgevende of kalf-
dragende koe le prijs 5 aan P. J. van
Dixhoorn landbouwer alhier.
Als voren 2e prijs 3 aan P. Willems
te Ertvelde.
Voor de schoonste kalfdragende vaars
een prijs van 4 aan P. van Hoeve
voornoemd.
Voor het schoonste 2jarig rund een
prijs van f 3 aan P. Dekker Fz. voor
noemd.
Voor den schoonsten hokkeling een
prijs van 2 aan P. van Hoeve voor
noemd.
Voor den schoonsten springstier een
prijs van ƒ5 aan Jac. Verstraten slach
ter alhier.
Voor het grootste getal paarden van
eenen eigenaar ter markt gebracht een
prijs van ƒ4 aan P. J. van Dixhoorn
voornoemd.
Voor het grootste getal hoornvee van
eenen eigenaar ter markt gebracht een
prijs van 4 aan P. J. van Dixhoorn
voornoemd.
Voor het grootste getal schapen boven
moet geschikt en ordelijk zijn. en al wat
buitengewoon is, haat hi] uit het diepst
zijner ziel. Ik moet het," ging zij niet
zonder bitterheid voort, „als eene genade
beschouwen, dat de rijke, aanzienlijke man
mij huwde, dat hij tevreden was met de
weinige documenten die ik hem betreffen
de mijne familie geven kon. Moet ik niet,
zeide ze heviger weenende, „moet ik niet
nog dagelijks hooren, dat hij zich had
kunnen verbinden met de aanzienlijkste
familien. dat hjj de eene of andere rijke
treule had kunnen huwen Zegt hij niet
tot mij, telkens als hij boos op mij is,
dat men van het geslacht mijner moeder
in het geheel niets weet en riat zelfs ee-
nige Tannensee's in Zwitserland het von
afgelegd hebben en kooplieden geworden
zijn
Eerst nu ging den jongen inan eee
verschrikkeliik licht op. „In een huis
des ongeluks, in een ongelukkig huwelijk
ben ik dus gekomen," zeide hij tot zich-
zelven. „Ach, niet uit liefde heelt zij hem
gehuwd, maar uit noodzakelijkheid omdat
zp alleen stond. En Faldner, zoover ken
ik hem wel; heeft haar genomen, omdat
zij schoon was, omdat bij met haar zou
kunnen schitteren. Die ongelukkige vrouw!
En de barbaar verwijt haar haar ongeluk,
doet haar gevoelen, wat zij hem verschul
digd is." Een gemeDgd gevoel van mis
noegdheid op zijnen vriend en medelijden
met, en achtiHg voor de schoone onge-
de 10 stuks een prijs van 2 aan B.
Schelleman koopman te Westdorpe.
Voor het grootste getal varkens boven
de 6 stuks een prijs van 2 aan Jos.
Staal landbouwer te Overslag.
Voor het vetste stuk hoornvee een
prijs van 5 aan P. van Hoeve land
bouwer alhier.
De handel was kalm.
Ter Neuzen. Voor onze haven had in
den nacht van 24 op 25 dezer eene aan
varing plaats tusschen de Engelsche stoom
boot Woodstock, met stukgoederen van
Antwerpen naar Leith en het Italiaansche
stoomschip Principi di Napoli van New
castle naar Antwerpen.
Beide schepen werden beschadigd, de
Woodstock echter zoozeer, dat zij on
middellijk op de Suikerplaat moest gezet
worden om niet te zinken. Het Itali
aansche schip had een gat in den boeg,
doch kon spoedig de reis naar Antwer
pen voortzetten.
De lading van het Engelsche schip,
voor zoover die nog droog was, is in
lichters geborgen.
Tot predikant bij de Ned. Herv. ge
meente te Biervliet, is beroepen ds. J.
G. van Walsem J.Jzn. te Dinther.
Een geheimzinnige misdaad is onder de
gemeente Meliskerke gepleegd.
Zaterdagavond omstreeks negen uur werd
op de hofstede van de weduwe Moens,
welke hofstede buiten de kom der gemeen
te ligt, aan de achterdeur geklopt waar
op de twee en dertig jarige dienstbode
Maria Johanna de Witte de deur opende.
Toen is zij vermoedelijk direct door een
manspersoon aangevallen, die haar met een
zwaar mes een vreeselijke snede in den hals
toebracht en haar daarna in den boom
gaard gesleept moet hebben. Zij heeft nog
korten tijd geleefd, doch kon geene mede-
deelir.gen omtrent den moordenaar ver
strekken.
Misschien heeft deze de bedoeling gehad
hg de vermogende weduwe ,die alleen met
de meid op de hofstede woont, diefstal te
plegen, doch is hij daarin verhinderd door
dien de weduwe, bemerkende dat iemand
het doel had in haar huis te dringen, de
voordeur uitliep en haar nabijwonenden
schoonzoon te hulp riep.
Zondag morgen heeft de justitie van
hier zich naar Meliskerke begeven om een
onderzoek in te stellen. Zij heeft echter
geen enkel spoor van den dader ontdekt.
Alleen is nabij de plaats, waar de mis
daad gepleegd is, een knoop van een huis,
lukkige vrouw, trok hem tot haar aan.
Hij kuste hare hand en trachtte haar
moed en vertrouwen in te spreken. „Be
schouw dit alles als niet gesproken," zei
de hij„ik zie dat het u smartwat nut
heett het dan voor Faldner Laten wij
hem mjjne dwaze vermoedens verzwijgen,
die bovendien tot niets kunnen leiden
Josephe zag hem bij deze woorden ver
wonderd aaode tranen verdwenen uit
hare wijdgeopende oogen en Fröben meen
de een zekeren trotsch op haar gelaat te
zien. „Mijnheer," zeide zij, en hare ge
stalte scheen zich hooger op te richten,
„ik kan onmogelijk gelooveD, dat het u
ernst is, wat ge daar zeidetweet, in
allen gevalle, dat de gade van Baron Von
Faldner geen geheim met u deelt, dat
haar echtgenoot niet mag weten."
Bij deze woorden had zij het theeblad
onzacht van zich afgestooten, was opge
staan en met eene lichte buiging ver
liet zij den verbaasden gast. Fröben wil
de haar nasnellen, haar vergiffenis vragen
voor hetgeen hg gedaan had, wilde alles
weer goedmaken, inaar zij was reeds door
de deur verdwenen, eer hij genoegzaam
tot zichzelven gekomen was om van de
sofa op te staan. Misnoegd ging hij in
den tuin en wist niet of hij vertoornd
moest zijn op zichzelven, of op de gevoe
ligheid der dame, die hem wat te sterk
toescheen. Maar, zooals het in dergelijke
gevallen altijd gaat, zijn onstuimig bloed
zooals de hoeren dragen, gevonden.
De meid, die van goed gedrag is, had
geen liefdesbetrekkingen en men verdiept
zich in gissingen wie de dader is en wat
hem aanleiding tot den moord gegeven
heeft. (M. Ct.)
Uit Stadskanaal meldt men aan de
N. R. Ct.
Zekere S., in het naburige Rhuten-
broek (aan de Pruisische grens), had zich
tijdens de annexatie van Hannover, om
zich aan den Pruisischen militairen dienst
te onttrekken, met meer jongelieden naar
Amerika begeven. Het gelukte hem al
daar door vlijt en spaarzaamheid zich een
goed bestaan te verschaffen. Ongeveer
twee maanden geleden kwam hij terug,
ten einde vrienden en bekenden te He-
zoeken. In de vorige week zich ophou
dende in eene herberg op den zooge-
naamden Zwarten berg, ontmoette hij
toevallig daai een politiebeambte, dien
hij vroeger zeer goed gekend had. De
oude kennismaking werd hernieuwd en
menige „snaps" op de behouden terug
komst van S. gedronken. Toen echter
de tijd van vertrek gekomen was, legde
de politieman de hand op zijn schomier,
en voegde hem heel lakoniek toe „Thans
zijt gij mijn arrestant." Er bleef voor
den deserteur niets over, dan den man
der wet naar Meppen1 te volgen.
Uit Amsterdam meldt men aan de
N. R. Ct.:
De hoop dat Sequab's afscheid zon
der straatschandaal zou eindigen, is niet
bewaarheid. Hoewel de middag zich door
gaans slecht leent voor herrie, beeft onze
stad toch op klaarlichten dag een hevig
staaltje van opwinding gezien. Sequah
zelf had tegen gisteren avond zin gehad
in eene groote manifestatie, maar gelijk
hij zelf mededeelde, de politie wilde dat
niet hebben.
De seance van Zaterdag middag verliep
op de gewone wijze.
De eigenaar van een der grootste ma-
nufactuurswinkeis werd behandeld en
genezen, en talrijke patiënten ge
tuigden van hun herstel. Daaronder
een die naar hij verklaarde aan hydro-
matische ziekte had geleden.
Het afscheid van Sequah en het publiek
was natuurlijk hartelijk. O. a. ontving
hij een pracht exemplaar van een af
scheidslied. waarvan het eerste couplet
luidt
O, vaart dan wel, O vaart dan wel,
Vergeet, vergeet ons niet,
Daar gij ons nu gaat verlaten,
En een traan ons niet kan baten.
Och, ons noodlot is verdriet,
O, vaart dan wel, o vaart dan wel,
werd Iaugzaoierhand rustiger en zijn geest
herkreeg de noodige kalmte om over al
les na te denken. En nu vond hg veel,
dat Josephe tot verontschuldiging strekte.
„Zij bemint hem niet," zeide hij bij
zichzelven, wellicht behandelt hjj haar
ruw en toont zich meer heer dan echt
genoot. Zij werd bewogen, toen ik met
haar sprak over hooger levensgenot. Ik
zag hoe ze schrok, toen ze zich aan mg
verraden bad, toen ze liet bemerken welk
een gemis zij gevoelde, zelfs te midden
van alle uiterlijk geluk. En moest ze
zich niet angstig gevoelen, nu ze dit ge
mis aan een vriend van haren echtge
noot verraden had
En toen ik haar verder alles, alles zei
de, toen ik haar met zekerheid van hare
at komst sprak, toen ik, misschien eenigs-
zins ruw, snaren aanroerde, die niemand
anders nog bij haar had aangeraakt, moest
zij toen niet reeds daardoor buiten zich
zelven geraken En toen zij daarna dacht
aan den argwaan, aan de twijfelzucht van
den baron, werd ze toen niet hoe langer
hoe angstiger en verlegener En ik, dacht
hij verder, terwijl hij zich voor het hootd
sloeg ik raadde haar aan een geheim
met mij te deelen, dat zij haren naasten
vriend, haren echtgenoot niet zeggen durf
de Moest zij niet vreezen, als zij het
geheim hield, geheel in mijne macht te
Izijn Moest dit aanbod haar niet zon
derling, niet ruw voorkomen Hoe ver-
Vergeet, vergeet nos niet.
Het prachtexemplaar was op goudpa
pier gedrukt en met opgeplakte bloeme
tjes versierd.
Terwijl een honderd menschen gelukkig
werden gemaakt met even zooveel tlesch-
jes olie, begonnen in den tuin de aan
stalten voor het pretje. Twee politie
agenten poogden de paarden van Sequah's
coupé te beschermen, maar noch zij, noch
de zweepslagen van den koetsier kon
den het publiek op een afstand houden.
De koetsier, die kennelijk op krachtiger
hulp der politie had gerekend, koos toen
deze wegbleef, de wijste paitij, en ging
zelf helpen. Maar toch dreigde het pretje
in het water te vallen. Sequah zelf wilde
niets van de ovatie weten. Op zijn he
vel werden de paarden teruggebracht,
maar daarvan was Jan Rap niet gediend.
De paarien moesten weg. Tot driemaal
toe solde men de paarden van het kastje
naar den muur, tot de beesten schichtig
waren en het gevaarlijk begon te worden.
Eindelijk kreeg Sequah een inval. Hij
liet het publiek in de zaal roepen. Maar
jawel. Neen, dan rijdt hij stil weghier
blijven, riep men algemeen. Toch ging
een gedeelte naar de zaal, waar Sequah
de menigte toesprak, voor eene overeen
komst. Hij zou in het rijtuig stappen
als de paarden er voor waren, en als
men kalm bleef, zou hij stapvoets naar
het hotel rijden. Deze concessie bevredig
de de gemoederen. Men kon dan toch
een lolletje hebben, en men kreeg dit
onder het zingen van toepasselijke en niet
toepasselijke liederen, van Oranje en so
cialistische deuntjes trok rnen op. Na
tuurlijk nam de stoet steeds in omvang
toe, want op straat was het toch al vol.
Omstreeks 5 uur kwam men in de Kal-
verstraat, die reeds geheel gevuld was.
Niet dan met moeite bereikte men het
„Hotel Suisse," waar Sequah onder oor-
verdoovend gejuich uitstapte.
Had Sequah zelf verteld dat men hem
den koning der kwakzalvers noemde
het volk bewees hem inderdaad konink
lijke eer Onder het zingen van het voks-
lied verscheen hij voor het geopende raam,
om dankbaar de hulde der duizenden te
ontvangen. De opgewondenheid kende
toen geen grenzen. Het was een
gejuich als men anders slechts op den
Dam hoort als een vorst op het balkon
komt.
De Kalverstraat bood gansch dientijd
een zonderling tooneel. De menschen-
massa was ontzettend niet alleen op straat
maar ook in on op de huizen was geen
pjaatsje onbezet.
Bijna had nog een ernstig ongeluk
plaats daar de paarden met het leege rij-
heven, hoe edel scheen hem nu eerst het
karakter dezer vrouw toeHoe was het
mogelijk, dat zij op zoo jeugdigen leef
tijd, want zij kon hoogstens negentien
jaar tellen, zulk eene wilskracht, zulk
eene omzichtigheid, zulk eene zeldzame
beschaafdheid, zulke fijne vormen bezat?
Misschien voor de eerste maal in zijn le
ven gevoelde hij, dat den vrouwen iets
fijns, iets sluws, iets krachtigs, iets heer-
schends is aangeboren, kortom dat zij
eene geheime kracht bezitten, die den
man, zelfs den meest trotschen, den sterk-
sten ontzegd is.
16.
Baron Yon Faldner was tegen het mid
dagmaal teruggekomen en Josephe had
hem| met hare gewone lieftalligheid, wel
licht iets ernstiger dan gewoonlijk, ont
vangen. Maar snel rukte hij zich uit
hare omarming los. Is het niet om dol
te worden, Fröben riep hij uit, zon
der zich verder om zijne viouw te be
kommeren, ik laat met ontzachlijke kos
ten eene stoommachine uit Engeland kó
men en laat ze, op gevaar af dat alles te
gronde gaat. binnensmokkelen. Gg kent
de wet hieromtrent. En nu, terwijl ik
meen, dat alles in orde is, en reeds tach
tig ja honderd percent winst berekende,
nu werkt ze niet
(Wordt vervolgd.)