Binnenlandsch Nieuws.
genfes ihébben) geteekend. Deze is echter niet voor
hare daden verantwoordelijk, maar wel de minis
ters die Haar terzijde staan. Voor zoover net zijn
departement of departementen betreft, ondertee
kent hij mede die besluiten enz., waarvoor hij dan
de verantwoordelijkheid draagt.
De minister kan een wet ontwerpen, die hy aan
het hoofd van den staat of wat men ook noemt
naar het kabinet des konings zendt om goed-of
afkeuring. Bij het laatste worden de noodige ver
anderingen gemaakt Daarop gaat de wet naar den
Raad van State om advies. Oe Raad van State
zetelt in den Haag, waarin knappe rechtsgeleerden,
admiraals, geneiaals, mannen die kennis hebben
van koloniën, burgerlijke en polderzaken, zitting
hebben. Overeenkomstig haar advies wordt den
minister schi iftelljk kennis gegeven en daaua ver
zonden aan de Tweede Kamer, die rechtstreeks
door de kiezers wordt gekozen.
Deze 100 leden verdoelen zich in secties en on
derzoeken de wet in geheime zitting waarvan zij
ook weder verslag opmaken. Ondervindt de wet
voldoende ondersteuning dan stelt de Voorzitter
der Kamer een dag vast waarop de wet in behan
deling komt. Daarna vangt de algemeene beraad
slaging of het debat aan. waai bij de leden der
Kamer het rocht van amendement hebben, m. a.
w. wat in de wet hun niet gewenscht voorkomt
kunnen zij door voorstellen trachten ie wijzigen.
Zijn de amendementen van dien aard dat de wet
geheel het onderst boven keert, dan kan de mi
nister die wet terugnemen en dan gaat zij naar
het groot magazijn van mislukte wetten in Den
Haag. Wordt de wet echter in de Tweede Ka
lmer aangenomen, dan gaat zij naar de Eerste Ka-
mor, die 50 leden telt, en gekozen worden door
de Provinciale Staten, die weder rechtstreeks door
-de kiezers worden benoemd. Deze kamer mag over
de wet wijd en breed spreken maar niet de min
ste verandering er in brengen. Zij heeft niets te
doen dan haar aan te nemen of te verwerpen.
Het volk heeft ook een groot recht en dat is
dat van petitionnement. Dat wil zeggen, dateeni
ge ingezetenen van het rijk hun verlangen aan de
Tweede Kamer kunnen bekend maken, omtrent
de eene of andere aanhangige wet. We zagen dat
■bij de suikerwet, ook bij de jachtwet.
Het tweede recht van de Tweede Kamer is dat
wan interpellatie.
De leden der kamer kunnen de regeering of een
minister verantwoording vragen van zijne daden.
-■De regeering of de betrokken minister is verplicht
«die te geven
Weigert hij de gevraagde inlichtingen te geven,
«of zijn ze niet naar het genoegen der kamer dan
*-kan zij daarover haar oordeel uitspreken, wat men
rin fatsoenlijken zin noemt een motie van wantrou-
vwen-of wat gelijk staat met de verklaring, wij
*wil!en «niet meer van u gediend wezen.
<We hebben het in de laatste dagen gezien met
«•kien kapitein ter zee Land. Hij was gepasseerd
«-voor tie 'benoeming van schout by nacht.
Alle' partijen waren over de passeering van dien
-verdienstelijken officier verontwaardigd en wat was
'het gevolg ervan dat minister Dyserinck ontslag
»aanvroeg tengevolge van de motie van wantrouwen.
Het tierde-reobt, dat van enquête of onderzoek
*hangt ook nauw samen met het volksbelang.
'«Vooral in de greofce steden wordt in de fabrie
ken soms 18 a 1-9 myen iper dag gearbeid, waar
door-weel -misbruik van de arbeiders gemaakt wordt.
®«»rnaar is sedert geruimen tijd een onderzoek
ingesteld, waarvan boekdoelen jzjjn te bekomen die
de vragen en antwoorden bevatten, ten einde zoo
doende 'dentoestand der arbeidende klasse te loe
ren kennen.
Het vierde recht der kamer ds het recht van
initiatief, waarbij den leden vrijheid wordt gegeven
om zelf wetten -voor -te stellen. Daarvan wordt
-echter weinig gebruik gemaakt. De wet van Bor
^esius'tot het heffen eener -progressieve inkom
stenbelasting is door den tegenstand der anti rev.
werworpen, die op deo arbeid van Van Houten is
aangenomen.
Van af 1849 tot 1888 heeft de liberale partij
'15 jaar en 8 maanden geregeerd. Het eerste li
berale ministerie was het kabinet—Thorbecke van
1849-53. In dat tijdperk zijn tot stand gekomen
da gemeentewet, waarbij aan de gemeenten vrij
heid werd geschonken tot de benoeming harer
raadsleden, benevens de wet tot afschaffing van
de belasting op de schapen en de varkens. De
mindere man moest in den regel een gedeelte van
het levend valken verkoopen. eer hij zijn varken
kon slachten, van wege de belasting die daarop
drukte. Door minister Van Bosse werd voorge
steld om de zware druk op het gemaal af te schaf
fen. Voor de afhandeling daarvan was reeds het
ministerie afgetreden. Aan de katholieken was
echter nog vrijheid van godsdienst gegeven.
Van 1853-62 was een conservatief ministerie
met Van Hal aan het hoofd aan het bewind. Van
'62-'66 kregen we het tweede ministerie-Thor
becke. Tijdens dat optreden werden uitgevaardigd
de wet op het middelbaar onderwijs, die op de
geneeskunde, tot afschaffing van do belasting op
de turf en de steenkolen en op de gemeen te-ae-
cijnsen. Van 68—74 en van 74-79 hebben
we ministeries gehad waarin anti-rev. liberalen,
conservatieven en katholieken zitting hadden, dus
kabinetten zonder leidend beginsel.
De antir-revolutionaire richting, die thans meer
derheid is, heeft ons veel beloofd, doch waarvan
weinig is uitgekomen en veel onafgedaan is gebleven
De volkspartij belooft alles te zullen aanwenden
wat liet waarachtig volksbelang kan bevorderen.
Van haar weten we mets meer, zij heelt nog niets
ten uitvoer gebracht.
De liberalen waren voor de invoering van eeno
progessieve inkomsten belasting en eene op het ka
pitaal. Tegen waren de anti revolutionairen en de
geheele rechterzijde.
Gaan wij de programma's der partijen na, dan
vinden het allereerst op het anti-rev. program dat
ons christenvolk te veel onderdrukt wordt. Dat
is onwaarheid, want op het terrein van den gods
dienst is overal vrijheid en nooit hoor ik klagen
over verdrukking. En waar het program met een
leugen begint daar geef ik voor de rest niet veel meer.
De liberalen hebben op grond van hetgeen ik
hierboven zeide steeds het meest het volksbelang
op het oog gehad en waar zij getoond hebben door
daden hunne beloften te vervullen, behoef ik u
niet te zeggen, hoe ik mijne keuze bepaal
En nu dan hoorders, van welke richting gij ook
zijt. kom op 9 Juni trouw ter stembus, geene
middelen gezocht om thuis te blijven, maar als
één man uw plicht vervuld, overeenkomstig uwe
overtuiging.
En hiermede heb ik mijne taak volbracht, u
dankende voor de attentie, mij verleend."
(Daverend applaus.)
De heer Van IJsselsteijn voornoemd gaf thans
gelegenheid tot debat.
De heer A. Luteyn te Axel, wees allereerst op
de onwaarheid, waarmede de heer Van Oyen zijne
rede was aangevangen als zou Dr. Kuyper repu
klikeinscbe neigingen hebben integendeel Dr. Kuy
per draagt het Koninklijk Huis een warm hart toe.
Wat betreft de belastingkwestie, daar wijst hij
er op, dat juist de belastingen, die zoo onregel
matig werken eene erfenis van de liberalen zijn.
Is het program der anti revolutionairen niet in
alle deelen tot haar recht kunnen komen, kan dit
niet aan deze regeering geweten worden, want zy
ondervond te veel tegenstand van de liberale Eer
ste Kamer, die de begrooting voor koloniën en
de stedenwet heeft verworpen alleen uit partyzucht,
terwijl de nationale tijd door de liberalen zeer ver
spild wordt door langdradige redevoeringen.
Spr. merkt verder op. dat de enquête in de fa
brieken naar den arbeiderstoestand aan deze re
geering te danken is. Ze zou voorzeker nog veel
meer hebben kunnen doen, zoo niet het afsterven
van den Koning den geregelden gang van zaken
had belemmerd. (Toejuiching).
Hierop nam de weleerw. heer F. Kerstens, pas
toor te Ter Neuzen het woord en gaf te kennen,
dat hij het niet geheel eens was met den vorigen
spreker, waar deze meende dat de liberalen dit
ministerie hadden tegengewerkt.
Deze partij heeft veel gedaan voor het welzijn
des lands. In de Kamer heeft zy tegenover dit
ministerie eeue loyale oppositie gevoerd.
Z. i. was de begrooting voor koloniën terecht
verworpen en de stedenwet niet verworpen uit
partijzucht maar tengevolge vaaeen technisch gebroli
Spr. zeide verder te behooren tot de katholieke
partij en dit rekende hij zich tot eene eere. Hij
meende dat de heer Van Oyen tegenover de goede
verwachtingen van de liberalen te optimistisch wa^
want bij hem stond het vast, dat, zoo eene alge
meene parlementaire crisis de libeiaien ten top.
punt mocht voeren, dan juist eene scheuring zou
ontstaan onder de liberalen, waarvan nu reeds
teekenen te zien zijn met de radicalen. De liberale
partij bouwe daarom niet te veel kasteelen in de
lucht. Wel meende hij dat zoo eene regeering van
alle partijen mocht samenwerken, van de liberale
partij het meest te verwachten was tot bevordering
van het stoffelijk welzijn des volks. (Applaus).
De heer J. Huijssen van Ter Neuzen bestrooi
den heer Van Oijen op het punt waar deze be.
weeide, dat de Nederlanders vrijheid genieten. Zulks
is niet alzoo op het gebied van het onderwijs. De
bijzondere school mag bestaan, doch op eigen fco*
ten dat is geen vrijheid, tegenover de voorrechten
die de liberalen hebben met de 25 pCt. toelage,
welke de bijzondere school moet missen.
Do heer Van Oijen repliceerde hierop dat hij kort
kon zijn. De bezwaren van den heer Luteijn wa
ren giootendeels opgelost door den heer Keistens.
Spr. meende verder dat de schoolquaestie was op
gelost. Elk Nederlander is volkomen vrij, zoowel
op het school- als op het kerkelijk gebied, indien
men blijft binnen de perken der grondwet.
De Eerste Kamer, die het in haar macht had om
de schoolwet te verwerpen, heeft deze aangenomen;
de regeering zat dus door haar niet met een blok
aan het been.
Dat de belastingen eene erfenis der liberalen zijn,
spreekt de heer Van Oijen beslist tegen, want bet
zyn juist do liberalen, die geprobeerd hebben daarin
verandering te brengen.
De Patentwet is bovendien van het jaar 1819,
toen er nog geene liberalen waren.
De enquête is onder een vorig en niet door dit
ministerie aangevangen, zij is wel door dit kabinet
voortgezet.
Verder verklaarde spr. dat, op grond van erva
ring. zijn optimisme tegenover de liberalen waar-
van hij by samenwerking der partijen het meeste
heil verwacht niet te ver is doorgedreven.
Ten slotte beantwoordde hij den heer Luteyn,
dat waar deze beweerde dat de nationale tijd door
praatjes der liberalen werd verspild, het juist mr,
Keuchenius is, die het meest van alle leden de
kamer met zijne lange redevoeringen bezighoudt,
Hy ontkent niet dat er onder de liberalen ook geen
praters zijn, maar zij zijn niet de ergste.
Het ware beter dat de clubs afzonderlijk verga,
derden en 2 of 3 der beste sprekers kozen, waar
door meer tijd gewonnen zou worden. Maar dat
is nu eenmaal zoo. Er zijn tal van couranten en
locale blaadjes, waarin af en toe eens eene rede
van de afgevaardigd^ van het district dient te prijken,
Nogmaals spoorde hij aan om op 9 Juni trouw op
post te zijn. (Luide bijvalsbetuigingen).
Hierop werd de vergadering gesloten.
Het „N. v. d. D." bevat het volgende over de
aankomst der Koninginnen in de hoofdstad.
Den geheelen morgen heersehte er Dinsdag op
den Dam en omgeving eene ongewone, eigenaardi
ge drukte, welke haar brandpunt had in het Com
mandantshuis, de hoofdzetel der feestcommissie.
Voor het Koninklijk Paleis liepen voortdurend
nieuwsgierigen heen en weer, om te kijken naar
toebereidselen voor de ontvangst.
Vele ingezetenen hadden gevolg gegeven aa£ de
aansporing der feestcommisse om de vlaggen uit
te steken, waarbij vooral de bewoners van het
Damrak zich onderscheidden.
Tegen den middag werd de eerewacht aan het
Paleis betrokken, ook door de huzaren aan weers
zijden der ingangen.
Tegen drie uur hadden zich een groot getal au
toriteiten aan het Centraal-station verzameld, om
H.H. M.M. bij hare aankomst in de hoofdstad te
begroeten. Daarbij waren Burgemeester en Wet
houders en leden van den Gemeenteraad van Am
sterdam, de leden der Commissie tot ontvangst,