Nienijaars-fcdvertentieii
No. Km. Woensdag 24 December 1890. 6e Jaarg.
BERICHT.
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Z e e u w s c li - V laanderen
F. MELKMAN,
AXEL.
Staatkundig Overzicht
BiniKMilaiidsrli Nieuws.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. nurnm. 3 ct.
DRUKKER - UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 niaal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Uit hoofde van het Kerstfeest zal de
Axelsche Courant aanst. Vrijdagavond niet
worden uitgegeven.
In het nummer dat Donderdagmorgen
1 Januari verschijnt, kunnen
worden opgenomen k 25 cent s, welke
worden ingewacht tot uiterlijk Woensdag
namiddag 4 ure.
DE UITGEVER.
Prins Bismarck is. volgens de N. R. Ct., met
zijne gemalin, begeleid door zijn schoonzoon en
dochter, graaf en gravin Rantzau, van zijn land
goed Varzin naar Friedrichsruhe vertrokken en op
weg aan de stations met levendige toejuichingen
begroet. Te Stettin werd hij opgewacht door den
0 herpresident en den president van het po
litiebureau. benevens eene talrijke menigte, die her
baaldelijk een daverend gejuich aanhief, terwijl ee
nige dames prinses Bismarck prachtige bouquetten
aanboden. Aan de stations tusschen Stettin en
Berlijn, waren ingezetenen der tusschen plaatsen in
talrijke menigte op het perron en in den omtrek
geschaard om hem te begroeten. Te Berlijn waren
aan het station de studenten bijeengekomen en
drongen ruim 300 personen door, die hem mede met
geestdrift toejuichten, waaraan minstens 3000 in de
nabijheid deelnamen. Prinses Bismarck ontving
aldaar van professor Schweninger een kostbaren
bloemenkorf met rozen en van den referendaris
Meister een groote bouquet, waarbij aan gravin
Rantzau een korf met roode anjelieren werd aange
boden. Er heeischte een levendig gedrang om prins
Bismarck de hand te reiken. Onderwijl werd door
de studenten het lied „Deutschland, Deutschland
üter alles" aangeheven en weergalmden de kreten
„Gelukkige Kerstviering voor den grooten Kanse
lier! Een vivat voor de Prinses 1 Tot wederziens,"
en dergelijke uitroepingen meer. Prins Bismarck
betuigde met eene krachtige stem zijn dank en
zeide onder anderen, dat hij onderweg een weinig
was ingesluimerd, zoodat hij, toen de trein stil
stond, in het eerst niet eens had geweten waar hij
was. Ja, voegde hij er bij, zoo gaat het, ik heb
geslapen. Maar wij hebben gewaakt! riep een
der umstanders en onmiddellijk volgde een dave
rend geroep van instemming. Bismarck verzocht
toen, dat allen toch de hoeden zouden opzetten,
daar het veel te koud was om blootshoofds te staan,
en hield met de voorsten nog een praatje, waarin
een der aanwezigen zeideSinds Uwe Doorluchtig
heid uit Berlijn vertrokken is, maakt de beurs geen
1 voordeelige zaken. Maar Europa staat vabt, ant
woordde Bismarck en andermaal klonk er een storm
achtige toejuiching. Inmiddels had men heel wat
moeite om prins en prinses Wilhelm Bismark, die
zich te Berlijn bevonden en naar het rijtuig kwa
men, om de familie op de verdere reis te verge-
znllen, door het gedrang heen te helpen. Eindelijk
zette de trein zich weder in beweging, en overal
waar hij in den omtrek langs kwam, klonk weder
een levendig gejuich. Aan het station Friedriech-
strasse stonden ongeveer 5000 menschen geschaard
omdat men had gemeend dat Bismarck aldaar zou
uitstappen. Dit bleek echter een misverstand te
zijn geweest, maar toch kreeg de trein er opont
houd, doordien honderden er naar toe drongen om
Bismarck de hand te drukken.
We hebben dit staaltje alleen aangehaald om te
doen zien welke waarde er moet gehecht worden
aan de meeningen van sommige menschen, die zoo
gaarne iemand iti een kwaad daglicht wenschen te
stellen. Hot is reeds dikwijls aan ons voorgespie
geld als zou Bismarck weinig of geene vrienden
meer onder het volk tellen en ziedaar al deze praat
jes gelogenstraft.
De strijd tusschen Parnellisten en Patriotten is
in Ierland nog in vollen gang en de wijze waarop
die strijd gevoerd wordt, kan niet anders dan aan
de zaak van Ierland schade doen en laat weinig
kansen over op eene verzoening der beide partijen.
Parnell zelf is in de laatste veertien dagen onherken
baar geworden, niet slechts door zijn vaalbleek ui
terlijk, zijn starenden blik, zijn hoesche stem, maar
vooral door het volkomen verlies van de kalme,
onverzettelijke bedaardheid, van de onverstoorbare
zelfbeheersching, waarmede hij vroeger den strijd
voedde. De wijze waarop hij zijne vroegere vrien
den belastert en verdacht maakt, de verachtelijke
toon waarop hij over hen spreekt, de lage scheld-
woorden die bij bun naar het hoofd werpt, moeten
zelts hen, die ook thans zijne zijde nog niet ver
laten hebben, pijnlijk aandoen. Eene goede zaak
woidt op die wijze niet verdedigd.
De volgelingen van Mac Carthy, die zich eerst
door groote gematigdheid onderscheidden en de
waardeering van de groote diensten, door hun vroe
ger opperhoofd bewezen, niet uit het oog verloren,
beginnen ongelukkigerwijze denzelfden onhebbelij-
ken en afkeurenswaardigen toon aan te slaan.
Het zijn vooral Tim Kealy en Dr. Tanner, die
hierin een slecht voorbeeld geven. Zoodra Painell
zich vertoont of zijn naam genoemd wordt, begin
nen zij weinig kiesche toespelingen op het echt
scheidingsproces O' Shea te maken, door over den
rok van de kapitenisvrouw te spreken, die de na
tionale vlag der Parnellisten zal worden, of over
de brandladders, langs welke Parnell den bedrogen
echtgenoot ontvluchtte. Al deze persoonlijke be
ledigingen hebben reeds aanleiding gegeven tot
vechtpartijen op groote schaal, bij welke aan beide
zijden kwetsuren zijn toegebiacht. Parnell werd
zelfs zoo ernstig getroffen, dat men een oogenbhk
voor het behoud van zijne oogen vreesde. Geluk
kig is die bezorgdheid thans geheel geweken.
Intusschen gaat met dat al de Iersche zaak ei
niet op vooruit en de vijanden van Ierland hebben
natuurlijk sclïïk dat door onderlinge Verdeeldheid
de Ieren zelf bezig zijn het reeds gedeeltelijk op
getrokken gebouw weder neer te halen,
Zaterdagavond omstreeks half zes ontstond er
te Amsterdam, in een der vier naast elkander ge
legen oliepakhuizen, vaD de firma Alberdinga en
Zonen op de Brouwersgracht brand, die weldra zulk
een omvang kreeg, dat heel het westelijk deel der
stad éen vuurgloed toonde.
In het eene perceel was een kuiperij, in elk der
drie andere pakhuizen waren aanwezig zeven groote
ketels' die ieder 200 vaten bewerkte patentolie be
vatten, terwijl de zolders Van de viei perceelen
grootendeels 'met ledige petroleumfusten waren op
gestapeld. Omtrent het ontstaan van den brand
vernam men Een paar knechten waren met den
meesterknecht in perceel 130 werkzaam, toen een
hunner de opmerking maakie, dat hij iets brande
rigs rook, en kijkende bespeurde men eene kleine
vlam in het doek of' gaas dat ter voorkoming van
vero.itreinigiug der olie over de open ketels 13 ge
spannen. De meesterknecht, Liet gevaar dat dreig
de inziende, beval luid roepende zoo spoedig mo
gelijk zand te verschaffen, doch aan hlusschen viel
toen al niet meer te denken. Een brandend doek
of gaas is ongetwijfeld in de olie gevallen, wat den
vuurpoel veroorzaakte, die van half zes tot half 8
in uit deel der stad allerwege was te bespeuren.
Aan blusschen der vier perceelen, die in eon kort
oogenblik te gelijk in lichte laaie vlam stonden, viel
dan ook niet te denken, niettegenstaande 7 stoom-
brandspuiten, met de „Jan van der Heyde", die ge
lukkig de plaats des onheils kon bereiken en tal van
brandkranen eene groote watermassa in bet ver
nielend element wierpen.
De brandweer stelde alles in het werk om den
brand te keeren en te beperken.
De burgemeester was mede spoedi<_' tegenwoordig.
Te ongeveer 7 ure viel het bovenste gedeelte van
den gevel van perceel 132, en een ki eet van angst
en schrik ging uit de omstandeis op, daar hei oo-
genschijnlijk niet anders kon of brandweermannen
moesten onder het heete puin bedolven zijn. Ge
lukkig bleek echter niemand gekwetst te zijn.
Te 8 uur was er nog weinig vooruitgang in het
blusscliingswerk waar te nemen.
Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor.
De fabriek en de olie waien verzekerd eensdeels
op Amsterdamsche beurspolis, doch grootendeels bij
buitenlandsclie assurantie-maatschappijen.
Te half twaalf was men den brand in zooverre
meester, dat een deel der brandweer kon inrukken.
De „Jan van der Heyde" bleef den geheelen nacht
doorwerken, om bet smeulend vuur te bevochtigen.
- De heer Henry Tindal te Amsterdam, die
in ons vaderland zich een naam heeft verworven
door zijn schrijven in het belang van 's lands on
aihankelijkheid, heeft ons een afdruk gezonden van
een door' hem bij de Tweede Kamer der Staten-
Generaal ingediend verzoek tot het houden van
eene parlementaire enquête over den tegenwoor-
digen staat onzer weermiddelen