1\ ij U k
e» mmsa3a»üsas>
Zaterdag 5 April 181)0
0' Jaarff.
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Nieuws- en Advertentieblad
F. DIELEMAN,
AXEL.
Staatkundig Overzicht.
FEUILLETON.
BiiiiHHilaudscIi Nieuws.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en rijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 cent; franco per post 60 cent;
voor België 80 cent. Afzondert, numm. 3 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE nren.
De gebeurtenissen der laatste dagen in bet Duit
sche Rijk hebben al de aandacht van de andere din
gen afgetrokken. Veel gewichtigs is er niet voor
gevallen, er is du* niet veelaan verbeurd. Hier en
daar is echter nog al druk gemanifesteerd, onder an
deren ook door de slagersknechts te Parijs. Daar
over was zooveel drukte gemaakt, dat in de Fran-
sche hoofdstad groote voorzorgsmaatregelen waren
genomen. Op verschillende punten der stad en voor
al voor het raadhuis en het paleis Bourbon, was een
sterke politiemacht op de been. De prefect van po
litie had strenge orders gegeven, om elke opeen-
hooping van menschen tc keer te gaan Daar de
slagersknechts wisten, dat de uitvoering van hun
plan schipbreuk zou lijden, hadden zij besloten niet
in massa op te trekken. Om half een vertrok eene
deputatie uit hun midden, den getale van twintig,
van het Rond point van la Villette, naai het raad
huh, op den voet gevolgd door eene aideeling po
litiedienaren, Aan het hoofd dei deputatie bevond
zich het raadslid Paulard. Op weg naar het raad
huis hadden zich af en toe slagersknechts en ook
nieuwsgierigen en lanterfanters bij de deputatie wil
len aansluiten, maar de politie liet dir niet toe. Bij
het raadhuis gekomen, werden er elf leden van de
deputatie bij het bureau van den raad toegelaten.
Zij overhandigden een soort van rapport, waarin de
bezwaren tegen het verbod van invoer van schapen
uit Duitschland en Oostenrijk-Hongarije uiteengezet
worden, met verzoek aan het bereau van den raad
om te hunnen behoeve tusschenbeide te komen. Te-
i gen dit verbod nameljjk was de manifestatie ge-1
richt. De schapen, aldus wordt in het rapport ge
zegd. kunnen, als de regeering het verbod niet wil
opheffen, althans in geplombeerde wagens te Parijs
worden aangevoerd. Het toezicht toch dat op het
vee bij den aanvoer bestaat, biedt voldoende waar-
j borgen aan. De aanvoeren van schapen, die de mi-
I nister van landbouw verklaard heeft, dat weldra uit
I Algerie te gemoet kunnen worden gezien, kunnen
geen verbetering in den toestand brengen. Immers,
het vorige jaar zijn uit die kolonie 185.0u0 scha-
1 pen aangebracht, 'maar daarbij werden er 280.000
schapen, levend of geslacht, uit het buitenland te
j Parijs aangevoerd.
j Te twee ure verliet de deputatie, Paulard weer
aan het hoofd, het raadhuis, om zich naar het pa
leis Bourbon te begeven. Op den weg deiwaarts
wilden zich van tijd tot tijd weer anderen bij haar
aansluiten; maar het gelukte nu evenmin. De poli
tie volgde de haar gegeven bevelen stipt op.
I In een der zalen van het paleis Bourbon toegela
ten, verzocht de deputatie de Parijsche afgevaardig
den te spreken. Aan het verzoek werd voldaan.
Dezelfde bezwaren werden kenbaar gemaakt. De at-
gevaardigden de Boulangistische vertegenwoordi
gers uit Parijs waren van het onderhoud uitgeslo
ten hebben beloofd het rapport aan den minister
van landbouw te overhandigen en het in zijne goed
gunstige aandacht aan te bevelen.
Te vier ure verlieten de slagersknechts liet paleis
Bourbon, en hiermede was deze zaak afgeloopen.
De heer Jules Roche, minister van koophandel,
i heeft in den ministerraad, waarin over den toestand ge
handeld is, verklaard dat de invoer van schapen-
huiden. sedert het vei bod van invoer van schapen;
aanzienlijk te Parijs toegenomen is.
Die schapenhistorie heeft onwillekeurig zooveel
ruimte ingenomen, dat er waarlijk voor iets anders
weer niets overblijft. Laat ons echter eindigen met
te zeggen, dat de politieke horizon van Europa even
helderts als het prachtige lenteluchtje op het oogen-
blik dat deze regelen geschreven werden.
VERTELLING VAN
FRIEDRICH FRIEDRICH.
XXXIV.
Het jonge meisje weende nog hartstochtelijker;
hetgeen Hendrik gezegd had, deed haar nog meer
hare hulpeloosheid gevoelen.
Durft ge geen vertrouwen in mij stellen? ver- j
volgde Hendrik. Gevoelt uw hait-niets voor mij?
Ik had ook moeten zwijgen en mijne liefde diep
diep in mijn hart moeten begraven
Neen - Neenriep Marie, en reikte hem
hare hand.
Hij nam deze aanen drukte ze onstuimig aan
zijn hart.
Mag deze hand mij toebehooren vroeg hij.
Zij knikte toestemmend met het hoofd.
Hendrik had willen juichen van blijdschap, maai
de smart van het ongelukkige meisje deed hem
bedaard blijven. Hij sloeg den arm om haar heen
drukte haar aan zijn hart,en kuste haar monden
voorhoofd.
Het zal u niet berouwenVan dit oogen-1
blik at behoort u mijn leven, riep Hendrik.
Marie liet hare hand in de zijne. Zij wist, dat
ze een eerlijk trouw hart gevonden had, maar
vreugde gevoelde ze nog niet.
- Wilt ge geduld met mij hebben? vroeg zij.
- Ik kan de smart over den dood mijns vaders
niet zoo spoedig overwinnen. Ge hadt het recht
mij thans gelukkig te zien, en ik kan niet anders
dan weenen.
- Ik heb geduld, antwoordde Hendrik. Ik zou
u niet kunnen liefhebben, als gij in staat waart
uw vader zoo spoedig to vergeten Ik moet uwe
smart eerbiedigen en kan slechts wenschen, dat
de tijd die verzachten zal.
Marie wierp hem een dankbaren blik toe.
- Uwe moeder zal onze vereeniging beletten -
zij haat mij, sprak zij bezorgd.
- Zij zal toegeven, al is het misschien niet
dadelijk, antwoordde Hendrik kalm. Zij is nu bui
ten zich zelve, een dwaze vrees beheerscht haar,
maar zij zal er zelve het dwaze wel van inzien.
En is het wel noodig, dat zij het nu verneemt?
zoodra mijn vader terugkomt verlaat gij het ei
land, want hier kunt ge niet blijven.
- Om daar weer alleen geheel alleen tejstaan?
vroeg de ongelukkige angstig
- Neen - ik heb u lief en ik zal u beschermen;
ik zal u bij goede menschen brengen, en bij u
Wijven, zoolang miju verlof duurt, verzekerde Hen
drik. Gij zult u niet meer verlaten gevoelen, ook
al moet ik later van u scheiden, en als ik terug
keer van de reis, waartoe ik mij nog verbonden
Vrijdag voormiddag werd door een koopman te
's Gravendeel, bij de politie te Dordrecht aangifte
gedaan dat, terwijl hij nog eenïge inkoopen was
gaan doen, zijne reeds gedeeltelijk geladen roeiboot
uit de Voorstraathaven was weggenomen. Ter
stond werd een onderzoek ingesteld, met het ge
volg dat een agent in burgerkleeding in de Vleesch-
houwerstraat een drietal knapen ontmoette, wier
houding hem eenigszins verdacht voorkwam, waar
om hij hen staande hield. Werkelijk vernam hij
van lien dat zij de boot hadden weggenomen om
wat te gaan varen, en haar thans in de Nieuwe
haven nabij de Lange ijzeren brug hadden vast
gelegd. Ook deze handeling kwam don politieman
echter verdacht voor. Hij zette het onderzoek daar
om voort, met den uitslag dat de knapen beken
den eerst met de boot naar Zwijndrecht te zijn ge
roeid en daar eene hoeveelheid kaakjes en kreu-
tenkoeken, die in een spoormandje geborgen waren,
te hebben opgegeten. Vervolgens naar Dordrecht
heb, dan zal iku vioolijken gelukkig terugvinden-
Het was de eerste maal, dat Mario bij een blik-
dien zij in de toekomst wierp, weder een flauwe
lichtstraal bespeurde. Hendrik verliet haar geen
oogenblik, want hij was th ins dubbel voor haar
bezorgd.
De strandvonder kwam aan den avond van dien
dag met Jan en Auste op ht>t eiland terug. Hij
had een nieuwe boot gevonden en zijn blik was
rustiger geworden. Hij reikte Marie vriendelijk de
hand.
Nu heb ik weder eene boot, en kunt gij reeds
morgen het eiland verlaten, als ge dat wenscht,
sprak hij. Ge zult daar in het gezin van een mij
ner vrienden eene plaats vinden, en ik denk, dat
go u daar minder verlaten zult gevoelen dan hier.
Hier is het weder gewoonlijk ruw. en dat heeft
ons langzamerhand mede ruw gemaakt, voegde hij
erbij, als wilde hij daarmede het onvriendelijk ge
drag zijner vrouw en dochter verontschuldigen.
Marie vatte zijne hand.
Hoe zal ik u ooit kunnen danken voor alles
wat ge voor mij gedaan hebt? sprak zij
Onwillekeurig trok Klaas Aakeu zijne hand te
rug; deze woorden troffen hem. Die ongelukkige
meende hem dank schuldig te zijn, hem, die de
oorzaak was niet alleen van den dood haars na
ders, maar ook van de vernietiging van haar ver
mogen. Zou zij zich niet met afschuw van hem
hebben afgewend, indien ze dit alles eens weten
kon?
(Wordt vervolgd.)