387. Woensdag26 1800.
ge
aarg.
©i» nasis
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Nieuws- en Advertentieblad
DIELEMAtf,
XEL
Staatkundig Overzicht.
FEUILLETON.
Biniienlaiidsdi Nieuws.
regels 25 cent:
Advertentiën
DRUKKER UITGEVER
voor eiken regel meer 5 cent Groot. hj-**-
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond
voor eiJven icau wws*
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing J*2ui™^k
ABONNEMENTSPRIJS:
ai IJlcfctl.L'öa umiw
Advertentiën worden franco ingewacht
per 3 Maanden
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TW EE uren
50 centfranco per post 60 cent
Afzonderl. nnmm.
voor België 80 cent.
Nog met lang geleden heeft de Duitsche Keizei
bij eene zekere gelegenheid de woorden gesproken:
,Wat mij bij de volvoering mijner plannen in den
weg staat, vei brijzei ik!"
De laatste gebeurtenissen bewijzen dat het den
monarch ernst is gewee.-ttoen hij dit zeide im
mers Vorst Bismarck de door zoovelen voor on
kwetsbaar gehouden kanselierdie gedurende 27
jaren nagenoeg oppermachtig de Duitsche politiek
heeft geleid, is eenvoudig op zijde gezet. Men weet,
dat de oude staatsman in 't geheel niet te spreken
was over moderne denkbeelden, men weet ook, dat
hij onverzettelijk was zoolang hi] maar eenigszins
kans zag zijn doel te bereiken en alleen dan toegaf
wanneer de omstandigheden hem te machtig waren.
Op het punt der sociale kwestie waren Wilhelm
en Bismarck het in de verste verte niet eens dat
het dus tot eene botsing komen zou was te v.,or
•zien dochdat die botsing zoo lievig zou zip.
dat zij den val van prins Bismarck ten gevolge
bad zie, dat bad niemand gedacht.
Wat mij in den weg staat verbrijzel ik Zei is
de oude Kanselier moest voor deze woorden zwich
ten. De schepper der beide grootsch© monumen
ten het Duitsche Keizerrijk en het Duitsche le
ger - moest vallen omdat hij voor de plannen
van den Keizer niet gunstig gestemd was.
We zijn niet genoeg bekend met de voornemens
van den'Duitscben Keizer, om te kunnen oordee-
len over het gewicht van den tegenstand des Kan
seliers maardat een man als Bismarck er voor
uit den weg moest, bewijst, dunkt ons, reeds veel.
Het ontslag is verleend met twee brieven, een
van den keizer aan den rijkskanselier en één van
den Koning aan den Pruisischen minister president
De Keizer betuigt in vriendelijke woorden zipi sppt
dat het zoover is moeten komen maar berust in
de noodzakelijkheid. Hij erkent de groot© ver
diensten van prins Bismarck en verklaart dat hl]
diens krachtige vredepohtmk ook in het vervolg
tot richtsnoer zijner handelingen zal maken Voorts
benoemt hij den beer Von Bism-rck tot hertog van
Lauenburg', en belooft hem zijn levensgroot por
tret. De Koning van Pruisen betuigt vooral zijne
erkentelijkheid voor de organisatie van het leger
en benoemt lot atscheid zijn munster.presideni
tot opperbevelhebber der cavalerie met den rang
van generaal veldmaarschalk,
De opvolger van Bismarck is generaal Georg
Leo von Uiprivi di Oaprera de Montecucuh, ge
woonlijk kortweg Oaprivi genoemd, een man die alge
meen als een uitstekir.d bevell e'.ber word geroemd en
vooral als een hoogst beschaafd en wetenschappe
lijk ontwikkeld man. Men verzekert dat het hem
niet gemakkelijk gevallen is. de zwaie taak welke
hem op de schoudeis is gelegd, te aanvaaiden
maar Keizer Wilhelm 's besluit stond vast, (lat hij
een soldaat tot kanselier wilde hebben omdat hl]
met Fredcrik den Groote van oordeel isdat een
militair aan het hoofd van den staat moest staan
wijl deze alleen het juiste oogeublik kan kennen
waarop de diplomatie gesteund ot bekrachtigd moe
worden door de wapenen.
Het onderscheid tusschen Bismarck en Lapuvi
is dat de eerste generaal werd toen hl] reeds kan
selier was terwijl de andere als generaal de be
•- 1. 11..1 «olniirr var
nog zoo pas door een Bismarck verlaten
Intusschen houdt de geheele wereld het oog ge
vestigd op Keizer Wilhelm II, wiens ijver voor de
oplossing van het arbeiders vraagstuk algemeen
bekend is, getuige de op zijn initiatief bijeengeroe
pen arbeiders conferentie.
Moge het Seiner Ma] es tat gelukken die
oplossing te vinden opdat ons werelddeel weldra
getuige zij van ten toestand zooals ieder welden
kende dien maar wenschen kan.
"iCllcl w u,o iv i i|i v»v - •-*
trekking van kanselier aanvaardt. Het getuigt van
veel zedelijken moed, de plaat» te durven innemen
VERTELLING VAN
FRIEDRICH FRIEDRICH.
XXXI.
Op 1 Januari 189ö bedroeg - volgens de of'fici-
eele opgaaf in de Staatscourant de bevolking
van de provincie Zeeland 201.667 personen, en
wel 99.754 mannen en 101.913 vrouwen, tegen
99.877 m. en 101.970 v. of 201.847 personen in
1889. Alzoo is de bevolking der provincie ver
minderd met 123 m. en 57 v., of samen 180 per-
In den loop van 1889 werden geboren 6848 kin
deren, 3571 van het mann. en 3277 van het vr.
geslacht, terwijl stierven 1866 m. en 1790 vr.,
samen 3656 }>ersonen.
In de provincie vestigden zich 13527 personen,
6745 m. en 6782 vr-, terwijl 16899 personen ver
trokken, 8573 m. en 8326 vr.
De bevolking der voornaamste gemeenten be
droeg Middelburg 17109, Vlissingen 13538, Zie-
rikzee 7061, Goes 6570 en Terneuzen 6278 personen.
- Te Oosterhout isna eene langdurige ziak-
te overleden de heer H. M. Smitssedert 2 Mei
1888 lid van de Eerste Kamer voor de provincie
Noord Brabant.
Ze heeft de rust en de vrede uit dit huis
verjaagdvervolgde zijne moeder. Sinds het oo-
genblik waai in uw vader haar over den diempel
onzer woning brachtis hij geheel veranderd; hij
heeft voor niets oogen dan voor haarhij is al
leen vooi haar bezorgd. Tine heeft aan die vreem
de meid èn haar bed èn haar beste kleed moeten
afstaan en zelfs dit scheen niet goed genoeg. Al-
leen om haar is hij norsch en onbillijk tegen ons.
Zij hoopt misschien ons uit dit huis te verdiyyen
en hier mijne plaats in te nemen maar ik heb
gezworen, dat ik liever sterf, dan plaats voor
haar te makenal zou ik dan ook mijn leven in
de gevangenis moeten eindigen.
Hendrik greep zijne moeder bij den aim, en
hield dien krampachtig omklemd.
Gij moogt niet zoo spreken! nep hij, Wilt
ge eene' misdadige worden?
- Ik verdedig miin recht!
- Ge zijt blind - naijver heeft u van uw ver
stand beioofd vervolgde Hendrik. Ge wil t met
zien, dat het alleen medelijden is, dat vader be-
wesgt zich die ongelukkige aan te trekken. Zij
heeft alles alles verloren.
- Ik hoop, dat ze zelf ook verloren gaat
antwoordde de vrouw norsch. Uw vader heeft
vroeger nooit medelijden gekend. Denkt ge aat
ik blind ben Ik zie maar al te goed dat zij
ook u en Jan het hoofd op hol heeft gebiacht
- Moeder ge weet niet wat ge zegtde on
gelukkige verlangt er naar zoo spoedig mogelijk
weg te gaan. Zij ziet met heimwee naar vaders
terugkomst uitomdat zij hooptdan spoedig het
eiland te kunnen verlaten.
- Dat heefi ze u wijs gemaakt. Zij verlangt
ja naar uw vaders thuis komstmaar het eiland
verlaten - dat zal ze niet doen
Als een idéé fixe had deze gedachtezicli in
de ziel dezei vrouw geworteld voor de eerste
maal in haar leven leerde zij de ijverzucht kennen,
en liet zich geheel door dit gevoel beheerschen.
Het duurde lang,voor het Hendrik gelukte haar
het dwaze harer vrees te doen inzien en haar
te overtuigendat Marie werkelijk mets vuriger
verlangdedan het eiland te kunnen verlaten.
Zij was op een stoel neêrgevallen en bleef strak
voor zich uitzien.
- Uw vader zal buiten zich zei ven geraken
van toorn, als hij verneemt, wat wij gedaan heb
ben zeide zij eindelijk, want al geloof ik uwe
verzekeringen dat hij haar niet lief heeftdan
ziel ge toch ook wel, dat hij haar meer medelij
den betoont, dan nog ooit aan iemand andeis.
- Omdat ze diep ongelukkig is en geheel al
leen staatzij heeft haren vader en haar vermo
gen verloren en heeft hier bloedverwanten noch
vrienden ze is teer fcn zwakwat moet haar lot
worden indien niemand zich dat aantrekt? ant
woordde Hendrik. Maar vader zal het niet ver
nemen wie zou het hem zeggen Ik beloof u te
zwjjgen, maar vorder daarvoor wederkeerig do
beloftedat ge nooit weer zult trachten haar ee-
nig leed te doen.
Zijne moeder en Tine zwegen.
- Ik vorder deze beloftevervolgde Hendrik.
Zonder die zou ik mij genoodzaakt zien bij baar
te blijven om haar te bewaken.
- Dat is niet noodig gaf zijne moeder ten
antwoord. Zij mag het eiland ongehinderd verla
ten ik zal haar niets in den weg leggen.
- En gijTine vroeg Hendrik aan zijne
zustertoen deze bleef zwijgen.
Tine wierp hem een boosaardigen blik toe het
scheen dat zij nog meer dan hare mcederMarie
haatte. t
- Ik wil haar nooit meer zien, antwoordde zij-
- Ik verlang eene bepaalde belofte van u.
(Wordt vervolgd.)