No. 331. Woensdag 18 September 1889.
Jaai g.
Nieuws- en Advertentieblad
F. DIELEMAN,
AXEL.
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
RAMP TE ANTWERPEN.
St;intkiiD<li<r Overzicht.
FEUILLETON.
Vergeven, ook Vergeten.
COURANT.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag;- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonder!, numm. 3 ct.
DRUKKER - UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent;
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
De Hollandsche Club heeft een oproeping gericht
tot het Nederlandsche Volk, waarin dringend om
hulp en steun verzocht wordt voor onze broeders
in de zoo deerlijk geteisterde Scheldestad, dezelfde
stad, die zoo menigmaal krachtdadig geldelijken
steun verleende, wanneer over ons dierbaar Va
derland rampspoed en ellende was uitgestort. On
ze lezer? zijn genoeg met de zaken op de hoogte
om te beseffen dat ook hier geldt„Wie spoedig
helpt, helpt dubbel."
Aanbeveling of opwekking tot geven achten wij
overbodig, de uitgestrektheid der ramp zegt het
voldoende wat er noodig is.
De heer S. Reynders Bisdom, Voorzitter der
Hollandsche Club te Antwerpen, Stadswaag 4,
vei klaart zich gaarne bereid, alle giften, hoe klein
ook, dankbaar in ontvangst te neinen. Ook wij
zijn daaitoe ten volste bereid.
De gelden zullen behoorlijk worden verantwoord
en dat ze goed zullen besteed worden, daaraan is
geen twijfel.
Aan ons bureau ontvangen: C. P.M. ƒ1,
Wed. B. ƒ0,25; wed d. K. ƒ0.25; A. W. v. d.B. ƒ0,25;
wed. O. ƒ0,25; J. B. ƒ0,25; Av. d.L. ƒ0,40; P. V.
ƒ0,25; H. S. ƒ0.25; J. W. ƒ0,50. Totaal ƒ3,40.
Wel zijn de muren bedekt met duizenden en
duizenden plakkaten, wel schrijven de bladen da
gelijks heftige artikels, wel doen leiders en drij
vers al hun best om de geestdrift op te wekken,
maar toch wekken de verkiezingen in Frankrijk
niet die belangstelling, welke men daar te lande
gewoonlijk ziet. De „Liberté" is een blad, dat
zijn best doet om met ieder in vrede te leven,
34
„En dit heeft hij je toegefluisterd, toen hij naar
de gevangenis weid gebracht?" vroeg de man.
„Neen, gezegd heeft hij bet. me niet, maar hij
heeft me ongemerkt een briefje in de hand gestopf,
waarin hij me verzoeht om naar Hagen te gaan, en
hem te zeggen, wat ik je reeds heb medegedeeld."
„'t Is vreemd, dat ge zoo lang goed bekend met
hem geweest zijt, en ik je nooit bij hem ontmoet
heb, of uw naam door hem heb booren noemen."
„Ja, dat is wel vreemd, te meer, daar hij me
dikwijls van u verteld heeft. Maar dat gij mij nooit
bij hem ontmoet hebt is niet zeer zonderling, want
ik ben nooit op zijn kamer geweest. Wij hebben
elkander alleen gesproken op straat en in de kroeg.
Maar toch genoot ik zijn vertrouwen nog al, want
van de zaak, waarvoor hi) nu zit. had hij me totaal
op de hoogte gebiacht."
„Dat is zeker een zeer groot bewijs van vertrou
wen, en ge schijnt het niet beschaamd te hebben,
want ge hebt jè dan al zeer stil gehouden. Hij had
een onzijdig blad dus, betoogt, dat het grootst6
deel der bevolking, vooral ten platten lande het
liefst den bestaarden toestand wenscht te behou
den en geen heij ziet in de aangeprezen hervor
mingen en veranderingen.
Het blad drukt zijn gevoelen in de volgende
bewoordingen uit
„In de plattelandsdistricten bestaat geen verlan
gen naar grondwetsherziening, geen geestdrift voor
de Boulangistische coalitie, geen begeerte om de
republiek door een ander régime te vervangen.
Toen bij zekere gelegenheid Pedro de Wreedevan
Castilië eece stad binnenreed, merkte bij met
verbazing eene oude vrouw op, die voortdurend
riep„Lang leve onze goede koning PedroGod
spare hem lang voor onsDe koning liet de
oude vrouw bij zich komen, en vroeg baar, waar
om zij zooveel van hem hield. „Sire", - ant-
wooidde het oudje „ik heb geleefd onder de re
geering van uw grootvader, die een slecht koning
wasonder die van uw vader, die een nog veel
slechter koning was, en onder uw regeering, die
nog de slechtste van allen is. En nu bid ik voor
uw behoud, omdat ik bang ben, dat uw opvolger
het nog erger zal maken." Ziedaar ongeveer het
gevoelen van alle Franschen, voor zoover zij niet
van de politiek leven, over den bestaanden toe
stand. Zij zijn er wel niet mede tevreden, maar
zij vreezen, dat eene verandering hen van kwaad
tot erger zou brengen.
Boven alles vreezen zij eene omwenteling, en
wat zij wenschen is eene verstandige, gematigde,
het me echter wel dienen te zeggen, want het blijft
toch altijd gevaarlijk."
„Maar ge zijt toch nu niet bang meer dat ik de
zaak verklappen zal, me dunkt, dat ik lang genoeg
gezwegen heb om ru te gaan spreken."
„Dat is waar, je hebt je daarin flink gehouden,
en verdient door die handelwijze mijn argwaan niet,
maar men moet in zoo'n geval zoo uiterst voorzich
tig zijn."
„Ja, daar hebt ge volkomen gelijk in, men kan
iemand maar niet zoo dadelijk gelooven, maar ik
heb je nu overtuigende bewijzen geleverd, dat ge
mij vertrouwen kur.t. Me dunkt, dat het duidelijk
is, dat het van Santens bedoeling is geweest, dat
ik met u beiden zou te rade gaan, wat er in deze
omstandigheden dient gedaan te worden."
„Dat denk ik ook, maar al was dit ook niet het
geval, dan zou toch je raad me zeer welkom wezen.
Ik weet waarachtig niet, hoe we handelen moeten."
„Mij dunkt, dat het zaak is, datje maakt, uit de
voeten te komen, want je kunt toch nooit weten.
Van Santen heett wel gezegd, je niet te zullen ver
raden, maar ze hebben daar allerlei middeltjes, om
iets uit hem te krijgen."
„Dus zoudt gij denken, dat hij ons toch noemen
zou vroeg hij aDgstig.
„Niet vrij willig, en ze zullen er wel moeite toe
vrijzinnige republiek."
De heer Gladstone, die, nog steeds oud en le
venslustig, bij zijn bezoek aan Parijs, bij gelegen
heid van het hem aangeboden banket op hoogst
welwillende wijze jegens Frankrijk gesproken heeft»
ontlokte aan do Times de zeer juiste opmerking,
dat, te midden van deze en dergelijke lofredenen
op de werken des vredes en van het genie, de
Europeesche monarchen, en vooral de Duitsche
vorsten, bij hun openlijke toespraken er steeds
aan herinneren dat ijzer en bloed nog al
tijd Europa beheerschen. Wanneer de Keizer van
Duitschland en zijn Duitsche bondvorsten elkan
der ontmoeten, is de toekomstige oorlog het eenig
refrein van hunne redevoeringen.
Te Minden bracht keizer Wilhelm II, die het
allerminst schroomt zijn toespelingen op toekom
stige oorlogen te maken, onder andere een dronk
uit op do troepen van het 7e armee-corps, welke
de traditie vaD de bestorming van Düppel en van
de heldenmoed nabij Marsch la Tour en Vionvil-
le in kracht zullen houden.
En toch noemt deze monarch zich een kampi
oen w)or den vrede
Met de Londensche werkstaking is het nu reeds
zoover gekomen, dat de dokbestuurders hebben
toegegeven, maar alleen de kwestie of de nieuwe
bepalingen met November of Januari a.s. in wer
king zullen treden houdt de werkzaamheden nog
tegen.
hebben, w.»nt hij zal zich niet gemakkelijk laten
dwingen, maar toch, zooals ik zeg, zal hij het altijd
kunnen blijven volhouden antwoordde de majoor.
„Je maakt me waarachtig bang. NeeD, dan ga
ik er maar gauw van door, maar waarheen
„Natuurlijk naar Amerika, maar dan moet je eerst
naar Engeland, om met een Engelsche boot de reis
te doen."
„Dat zal wel het beste zijn, en ik zal er dan ook
niet lang mee wachten."
„Dat spreekt van zelf, nu kunt ge nog ongemerkt
weg komen, maar wie weet, hoe kort dit nog maar
duurt."
„Ik ga van daag nog öp reis, het wordt me hier
te bang."
„Dit gedeelte van de zaak is dus afgehandeld,
maar hoe zullen we doen met den ouden man en
het meisje
„Een moeilijke quaestie om op te lossen. Ik heb
er me al suf over gedacht, maar geen uitweg kuB-
nen vinden."
„Ze zitten goed bewaard, zegt ge
„Daar mankeert niets aan, wanneer wij het zsll
niet uitbrengen, komt men er nooit achter, waar
ze zijn, en zoo stom zullen we natuurlijk niet zijn."
Wordt vervólgd.