No. 553. Zaterdag 141 September 1889. »laarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. F. DIELEMAN, AXEL. RAMP TE ANTWERPEN. Staatkundig Overzicht. FEUILLETOA. Vergeven, ook Vergeten. De ramp te Antwerpen. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 50 centfranco per post 60 cent voor België 80 eent. Afzonderl. numm. 3 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. O De HollandscheClub heefteen oproeping gericht tot het Nederlandsche Volk, waarin dringend om hulp en steun verzocht wordt voor onze broeders in de zoo deerlijk geteisterde Scheldestad, dezelfde stad, die zoo menigmaal krachtdadig geldeliiken steun verleende, wanneer over ons dierbaar Va derland rampspoed en ellende was uitgestort. On ze lezers zijn genoeg met de zaken op de hoogte om te beseffen dat ook hier geldt: „Wie spoedig helpt, helpt dubbel." Aanbeveling of opwekking tot geven achten wij overbodig, de uitgestrektheid der ramp zegt het voldoende wat er noodig is. De heer S. Reynders Bisdom, Voorzitter dei Ilollandsche Club te Antwerpen, Stadswaag 4, vei klaart zich gaarne bpreid, alle giften, hoe klein ook, dankbaar in ontvangst te nemen. Ook wij zijn daaitoe ten volste bereid. De gelden zuilen behoorlijk worden verantwoord en dat ze goed zullen besteed worden, daaraan is geen twijfel. Parijs De naam dezer stad zweeft in dezen tijd op aller lippen. En geen wonder. De Eiffel-toren is een modeartikel geworden, ons Prinsesje speelt cr mee, de tentoonstelling wordt door millioenen inenschen bezocht en de daaraan verbonden congres sen lokken ook menigeen naar de groote wereld stad, die er anders wellicht niet zou gek .<men zijn. Hoeveel verschillende congressen zijn er niet reeds gehouden en er is nog geen einde aan, bovendien heeft het aantal feestmalen ter eere van dit en dat eene verbazende hoogte bereikt. De zonderlinge 33. ,,'t Is toch eigenlijk een vervelende liefhebbeiy, ik zou er ten minste met voor deugen.." ,,'t Is waar, dat er yeel vervelends aan verbon den is, maar toch de spanning, waarin men voort durend zich bevindt om iets te vinden, en de zelf voldoening, die men ondervindt, wanneer men zoo gelukkig is de hand op den schuldige te leggen, en hem aan zijn strat over te leveren, sluit toch een eigenaardig genot in zich, hetzelfde dat men onder vindt. wanneer men op de jacht is." „Dat mag dan waar zijn, het is niet naar mijn aard, ik kan het vermaak van een jachtpartij niet inzien, en nog minder dat van een beroep als onze vriend Kempe bekleedt. Hij schijnt er echter bij zonder voor geschikt te zijn, en ik geloot wel, dat hij iedere zaak, die aan hem toevertrouwd wordt, tot klaarheid zal brengen." „Ja, dat geloof ik zeker, ik ben in den tijd, dien ik met hem op dat dorp heb vertoefd in de gele genheid geweest hem goed te leeren kennen, en hij contrasten welke het woelige Parijs oplevert, zijn haast niet uit te denken. Hier juicht men een Boulangistisch spreker toe, ginds een dito, die an dersom gezind is, elders houden de socialisten juich- partij, weer op eeie andere plaats drinkt men op de Italiaansche vriendschap, een eind verder op die van Engeland, kortom, al wat maar op de wereld bestaan kan of mogeljjk is, tieft men er aan, of ziet men er gebeuren. En tusschen dat alles vloeit dezer dagen een stroom van politieke Redevoeringen, een stroom die voorzeker geen lafenis zal schen ken aan hen wier hoofden en harten reeds van al het andere verzadigd zijn. Sedort eenigen tijd spreekt men van oneenighe- den in het Italiaansche kabinet. De staatkunde van den minister-president Crispi moet bij eenigen zijner ambtgenooteu veel tegen stand ontmoetsn. Crispi zou in den jongsten mi nisterraad het voorstel hebben gedaan om de Ka mer van afgevaardigden te ontbinden, daar hij in ziet dat hij van de tegenwoordige Kamer niet de kredieten kan verkrijgen, welke hij voor de voort zetting zijner staatkunde noodig acht. Drie der ministers nu zouden zich nadrukkelijk tegen de ont binding der Kamer verklaard hebben. Met de werkstaking m de Lortdensehe dokken begint het op een eind te loopen. Reeds heeft een gedeelte den arbeid hervat, omdat aan hunne eischen niet zoo geheel, dan toch voor een groot deel is te gemoet gekomen, zoodat de dag waarop allen weer ijverig aan den arbeid zullen zijn, niet verre meer is te achttn. boezemt bepaald vertrouwen in. „Dat geloof ik graag, maar- kijk, als je van den duivel spreekt, dan ziet ge zijn staart." Werkelijk was Kempe hen genaderd in gezelschap van een vreemden heer, maar wat het zonderling ste was, het scheen wel, dat hij hen niet wilde zien, ja, toen hij rakelings langs hen heenging, gaf hij Gijs van ter zijde een wenk om hem niet aan te spreken, maar hem te volgen. Aan dezen onuitge sproken wensch werd dan ook door hen voldaan, en, natuurlijk verbazend nieuwsgierig wat dit alles te beduiden had. volgden zij het tweetal, dal, in druk gespmk gewikkeld, voor hen uitliep. Het was een zonderlinge weg. dien zij hen voorgingen, ten min ste, het voerde in een gedeelte der stad, waar bei- deD slechts zeer zelden of nooit een voet gezet had den. Weldra waren zij dan ook zoo het spoor bijs ter, dat wanneer het aan hen gestaan had, om den weg terug te vinden, zij zeker verdwaald zouden zijn geraakt. Gelukkig echter waren de twee man nen, die vooruit liepen, goede gidsen, want deze sche nen hier zeer bekend te zijn. Bijzonder uitlokkend was deze wandeling nu juist niet, want schoons was er op dezen weg niet te bewonderen, integendeel kreeg men onwillekeurig een verbazend onaangena- men indruk van vuilheid en gemeenheid. De be woners schenen er liefhebberij in te hebben, om al De Oosienrijkscbe Keizer bevindt zich in Galli- cië bij de oefening der troepen en wordt overal ten zeerste toegejuicht en met geestdrift ontvangen. Moge dit bewijs van liefde van de zijde zijner on derdanen, een balsem zijn voor het zoozeer door treurige familie-omstandigheden geschokt gemoed. O (Nadere bijzonderheden). Koning Leopold is Zondagnamiddag in de beide gasthuizen geweest waar de gekwetsten verpleegd worden. Hij had voor ieder een woord van troost en deelneming. Die daad van Zijne Majesteit heeft niet enkel op de zieken, maar op de geheele be volking een uitstekenden indruk gemaakt. Voor een bezoek aan de plaats der ramp ontbrak het Z. M. aan tijd. Maandag heeft de teraardebestelling plaats ge had van de bij bet onheil omgekomen slachtoffers. Des morgens te negen ure werden er van de acht, in bet Sint Elisabeths gasthuis overleden, vijf op stadskosten ter aarde besteld de drie an dere werden door de familie opgëeischt. In den namiddag te 3 ure werden de 33 herkende lijken uit het ötuyvenberg-gasthuis plechtig begraven. In den eersten stoet werden 24 lijken vervoerd, twee in elk der 12 lijkwagens, die beschikbaar waren. Burgemeester, schepenen en raadsleden reuenden het zich ten plicht de dooden naar hun ne laatste rustplaats te vergezellen. De lijkdienst des morgens en des namiddags in de kapellen dei- gasthuizen, werd bijgewoond door generaal baron Jolly, vertegenwoordiger des Konings en door den gouverneur der provincie. Des voormiddags was ook de minister Lejeune in den dienst aanwezig. les, wat zij kwijt wilden zijn, op straat te werper. De meest vreemdsoortige voorwerpen lagen tusschen hoopen asch en koolbladen verspieid, en waren, door den reeds eenigszins ver gevorderden staat van ent binding, waarin zij verkeerden, bepaald onaangenaam voor de ïeukorganen. Niet lang echter behoefden zij hunne wandeling voort te zetten. De majoor en zijn metgezel hielden voor een kleiue herberg stil en gingen er ook binnen. Het was dezelfde her berg, waar wij reeds vroeger een bezoek hebben af gelegd. De twee vrienden volgden, zetten zich ia hunne nabijheid nedei, en waren toen in staat te hooren, wat er gesproken werd. „Dus, zal hij dan toch zeker hier komen," begon de majoor. „Ja, dat kan ik u bepaald verzekeren. Gisteren avond ben ik nog bij hem geweest. Hij zal er schrikkelijk.van staan te kijken, dat van Santen ge vangen genomen is. 't Is dan ook verschrikkelijk onaangenaam. Gelukkig e«hter wil hij niets beken nen, zoodat ze op ons nog geen verdenking hebben." „Neen," zeide de majoor, „bekennen en verdere namen noemen zal hij niet. Het was zijn bijzonder verlangen, dat ik dit aan jou zou mededeeleo en dat ge je niet ongerust behoefdet te maken, want hij zon er door geen enkel middel toe gedwongen kunnen worden om jullie te verraden." Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1889 | | pagina 1