Binnenlandse!! Nieuws.
(«emengd Nieuws.
overziende pomp van Marcellis zagen wij to
taal vernield.
De stoomspuiten werkten op aitoogenblik reeds
volop en trachtten vooral den ketel van het ma
gazijn Rieth, die toen 400,000 liters petroleum in
hield, koel te honden en voor 't springen te vrij
waren. Door de hevige hitte kwam er echter va»
onder een lek en de geheele massa petroleum ver
spreidde zich, om nog meer kracht te geven aan
den vuurgloed.
(Volgens andere berichten werd dit lek opzette
lijk gemaakt, ten einde het springen t3 beletten.)
De houten bureeltjes der tolbedienden waren to
taal verwoest. De lessenaars waren in splinters
uiteengeslagen. Tengevolge van de uitbreiding van
het vuur begaven wij ons langs den binnenweg
achter het Schijn naar Austruweel. Kapitein Pit-
toors, van de genie die de militaire werken aldaar
bestuurt, had juist zijn bureau verlaten, toen de
zoldering instortte en het vertrek als met kogels
werd doorboord.
Honderdvijftig werklieden, onder bevel van dien
officier, hadden juist al de ingestorte huizen ver
laten waar zij bun middagmaal gebruiken -
om aan den arbeid te gaan, toen het ongeluk zich
voordeed. Al de huizen die daar stonden, zijn
ware puinhoopen. Tusschen die puinhoopen zaten
de bewoners, gewond, verlamd, onbekwaam om
de plaats te verlaten. Door het huis, gemerkt no.
7 gaande, vonden wij de dochter, de eenige over
levende van het gezin Moedei, vader en twee
kinderen werkten in de fabriek.
Wat verder was eene vrouw half gekleed met
een mansfrak over de schouders, uit hare woning
gevlucht. Zij hield in hare armen haar kind van
drie dagen oud. Moeder en kind waren met won
den overdekt. De arme vrouw waS zinneloos. Zij
verstond niet eens wat men haar voorstelde.
Dadelijk werd eene inzameling onder de aan
wezigen gehouden. De kardoezen staken langs
het Schijn uit den grond als asperzies op het veld
Op den dijk langs de Schelde waren talrijke on-
gelukkigen bijeenverzameld. Deze had een matras,
een ander een peluw gered een was er die een
varken en een papegaai bij zich had. De hangars
Wappers en Retsin zagen er uit alsof zij bescho
ten waren."
Slechts een staaltje is het bovenstaande verhaal
van al wat er geleden is in de deerlijk geteis
terde stad.
Wij kunnen niet nalaten, hier weer te geven,
wat de bezoeker van het doodenhuis in het Han
delsblad schrijft.
„En nu naar het doodenhuis
Een geur komt u reeds op de binnenplaats te
gen, die u onwillekeurig doet terugdeinzen.
De gedaclite aan het rampzalig lot van al de
ongelukkigen die daarbinnen liggen, het gekerm
van de moeders die in de armen van bloedver
wanten of kennissen worden buitengebracht, doet
u het bloed voor een oogenblik in de aderen ver
stijven.
En nog voortdurend woiden er lijken aange
bracht-. Twee zalen in het Stuyvenberggasthuis
liggen vol. Links en rechts, op houten britsen
liggen de lijken tentoongesteld.
Het is afgrijselijk om ze te aanschouwenHier
ligt een man, in den vollen bloei des levens wiens
aangezicht, zwart van het kruit, onkenbaar is.
Een jong man ligt er naasthij hem is 't aange
zicht daarentegen wit als was, doch men zou te
vergeefs zoeken naar het onderdeel van het lichaam.
Ginder eene groep jonge meisjes. Hoe onkenbaar
het gelaat ook zij, op geen enkel ligt vrees te le
zen. Men kan het er bijna op zien, dat allen plot
seling, sneller dan de gedachte, uit het leven zijn
gerukt
Over elk lijk - over groepen lijken te zamen -
liggen lakens uitgestrekt. Bloedvlekken toonen de
plaats aan der vreeselijke wonden.
Op zij, afgezonderd, liggen de zakken, inhouden
de menschelijke overblijfsels, hier en daar in de
weide, op de Austruweelbaan opgeraapt.
Het is onmogelijk langer daar te blijven. Wat
ons omringt, weigert de pen te beschrijven. Juist
komt een man binnen die zijn broeder herkent
aan een wollen slaaprok dien hij nog om het lijf
heeft.
Ontvluchten wij dit oord van ellende. Er staat
wel boVen de deur „Doodenhuis", maar in onzen
geest zien wij in gloeiende letters de woorden rij
zen, die Dante boven zijne hollepoort schreef: Las-
ciate ogni speranza, laat hier alle hoop.
Nooit hebben wij met meer genoegen, met meei
levenslust, de frissche buitenlucht ingeademd, dan
toen we buiten het gasthuis kwamen.
Wij denken een tooneel van rampen te hebben
verlaten en in de straat spreekt ons alles op
nieuw van het ongeluk.
Op den tram zit voor ons eene vrouw, die zoo
even hare lfijarige dochter in het doodenhuis heeft
gevonden. Eenige huizen verder komt eene vrouw
den tram op, zij is zelf gewond onder den dik
ken overdoek komt een bebloed veiband uit. De
opgewondenheid in de Beeldekensstraat is groot
Aan alle deuren staan de bewoners te zien naar
het vervoer der dooden. Eene strook bloed wees
den vorigen dag over de straatsteenen den weg
aan waarlangs de wiegen van het gasthuis en van
het Groenkruis reden."
Maar waartoe zullen wij nog meer akeligheden
opsommen De aandachtige lezer zal genoeg kun
n» beseffen hoe uitgestrekt deze ramp is en hoe
groot de zerwoesting daardoor aangericht.
De schade is nog niet bij benadering te bepa
len. Met den meesten lof wordt gesproken over
den ijver en de hulpvaardigheid van geneeslieeren
;eestelijken, militairen, pompiers, kortom, van de
;eheele bevolking. Alom worden inzamelingen ge
houden ten behoeve der nageiaten betrekkingen
en der ongelukkige gekwetsten.
Aan voorbeelden van wonderbare reddingen ont
breekt het ook niet, doch alle bijzonderheden te
vermelden is ons onmogelijk, een geheel boekdeel
zou er mede te vuilen zijn. Er wordt beweerd
dat de stad Antwerpen aansprakelijk is voor de
schade.
Tot ons leedwezen hebben wij gezien, dat de
partijzucht zich ook hierin reeds gemengd heeft
en dat de beide staatkundige partijen elkander de
schuld geven de ramp te hebben veroorzaakt.
Dagelijks komen nog nieuwe bijzonderheden aan
het licht, maar de vraag hoe het ongeluk heeft
plaats gegrepen, blijft nog steeds onbeantwoord
Nader meldt de M. Ct., dat Corvilain, wegens
manslag door onvoorzichtigheid gearresteerd is.
toelage voor te zwaar gedrukte gemeenten, mits
die voor het bijzonder onderwijs mogelijk worde
gemaakt.
Wordt besloten de behandeling van het aanhan
gige ontwerp Dinsdag voorttezetten.
TWEEDE KAMER.
Vervolg Donflerdag 5 September.
Gedeelt. herziening der wet op het Lag Ond.
De heer Huber schetst bij art. 45 (regeling der
uitkêering van het rijk aan de gemeenten) nitvoe
rig den druk, dien 't ontwerp zal leggen op de
reeds veel te zwaar gedrukte Friesche gemeen
ten hij achtte hulp dringend noodig. Hoogere
rijksbijdrage kan, volgens hem. niet gemist worden
Vrijdag 6 September.
Voortzetting van art. 45 met het amendement
van de heeren Rutgers, Hartogh en Van Houten
om de rijksbijdragen aan de gemeenten hooger te
stellen, en wel 50 percent van het minimum der
jaarwedden, verhoogd met zekere toelagen voor
meer bevolkte scholen, tot een totaal maximum
van de helft der werkelijke jaarwedden.
Bestrijding door den heer Ruland. Deze raadt
den onderwijzers aan hunne weduwen en weezen
een pensioen te verzekeren. De heer Oppedijk
zegt, dat de helft der schoolgaande kinderen zeer
goed ƒ10 betalen kan. wat de heer Smidt sterk be
twijfelt, hij geeft de voorkeur aan de bestaande
regeling niet verhooging der uitkeering tot 40 a
50 percent. De heer Van Delden is tegen wis
kunde op sommige scholen. Da minister van
nencien betoogt, dat de aanneming der wet geen
belastingverhooging met zich zal brengen, doch de
aanneming van ha* amendement wel, daar de uit
gaven hierdoor met 15 ton stijgen. Nadat de mi
nister nog enkele dingen betoogd heeft, acht hij
het amendement onnoodig voor de meeste gemeen
ten. Wil men de nooddruftige gemeenten helpen,
dit is iets anders.
De minister van binnenlandsche zaken sluit zich
geheel bij zijn ambtgenoot van financien aan en
bestrijdt het amendement.
De heer Van Asch van Wijck wil wel een extra
AXEL. 10 September 1 8 8 0.
Gisternamiddag omstreeks twee ure rukten «n-
ze spuiten uit naar een brand, uitgebroken in een
hooimijt, waarin ongeveer 25 voer hooi zat. Met
bekwamen spoed werd gewerkt, zoodat binnen
Korten tijd geen enkel rookwolkje meer opsteeg, j
De hooimijt, toebehoorende aan den landbouwer
W. de Koeijer alhier, stond aan den zoogenaarn-
den lagen weg in de nabijheid van nog een vijf
tal lioopen vias en haver. Dit is alles bewaard
gebleven, alsook de heide huisjes, welke dicht bij
de plaats van den brand stonden.
Het hooi was niet verzekerd. De schade be
draagt meer dan 200. Oorzaak tot nog toe on
bekend.
Om zeven uur waren de spuiten weer terug in
Axel.
Door een onbekende oorzaak brandden Vrij
dagavond te Clinge twee bolsteedjes af, bewoond
doorJos. Reins en de wed. Reijaard, waai hij eerst
genoemde 3 koeien, en overigens op beide hof-
steedjes al het voorhanden graan verloren ging.
- Zaterdag viel te Graauw een niet in nuch-
teren toestand verkeerende persoon, van zijn kar,
met het gevolg dat dit voertuig over hem reed.
Aan de borst den schouder en een arm bekwam
hij eenige kwetsuren bewusteloos werd hij op dsn
weg gevonden, doch kwam later weer bij.
(M. Ct.) d
- Bij de volkstelling van 1880 bleek het, dat
de bevolking der gemeente IJzendijke boven da
3000 zielen was geklommen, en toen moest de ge
meenteraad met 4 leden worden vermeerderd.
Nu is met het oog op de aanstaande volkstel
ling eene voorloopige opneming der bevolking ge
daan en daaruit bleek, dat die thans bedraagt 2893
De raad zal dus na de volkstelling weer met 4
leden moeten worden verminderd hoe dat moet
geschieden is een vraag, zegt- het IlbU.. die moei
lijk is op te lossen, daar hieromtrent in de wit
niet is voorzien.
Zaamsliig. 9 Sept.- Van liberale zijde is tot can-
didaat voor het lidmaatschap van den raad dezer
gemeente ter vervanging van het overleden raads
lid den heer P. Dieleman, gesteld, de heer Mari-
nus de Jonge, die de candidatuur heeft aanvaard.
Door de Anti-rev. Kiesvereeniging „Zeeuws-F.-
Vlaanderen O.D." afd. Zaamslag is een viertal op
de candidatenlijst geplaatst, bestaande uit deheo-
len: P. de Jongt», J. de Putter Cz., Jac. van de
Ree en D. E. Wolfert.
In da Pyreneën vindt men tegenwoordig ee- j
ne vrouw misschien wel meer dan eene -I
die een beroep maakt van zich te laten overrijden.
Een oud vrouwtje gaat, met een takkenbos op
den rug, in het gebergte staan op den een of an
deren weg, waar langs vele ruiters, doorgaans niet
van de bekwaamste, komen.
Zoodra zij dan een troepje te paard zien nade
ren, gaat zij het tegemoet, valt, door haar tak
kenbos beschut voor de beenen der paarden neder,
roept angstig„o, ik ben dooden blijft roer-
loos op den grond liggen.
Pe luiters springen van hunne paarden, geven
haar cognac te drinken, brengen haai weer tot
bewustzijn, en als het arme, zwakke oudje klaagt,
dat ze nu voorgoed ongelukkig is, houden zij een
collecte voor haar, welke zelden minder dan fr. 20,
en dikwijls veel meer, opbrengt.
Het oudje bedankt hen en strompelt heen
om op eeri anderen weg hetzelfde spelletje te be
ginnen.
Een Spaansche Willem Teil heeft deze week
eene voorstelling gegeven in tegenwoordigheid van
vele vetegenwoordigers der Madrileensclie pers.
Deze bewonderenswaardige schutter, Federich Nin