Jaarg.
Xo. 332. Woensdag 11 September 1889.
ge
Nieuws- en Advertentieblad
F. DIELEMAA.
AXEL.
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
De ramp te Antwerpen.
FEUILLETON»
32. Vergeven, ook Vergeten.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 00 cent
voor België 80 eent. Afzonder!. numm. 3 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Greote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
O
Vrijdagmiddag omstreek» twee ure heeft de stad
Antwerpen eene ramp getroffen, zooals dear wei
nigen, misschien door niemand onzer, ooit is be
leefd of bijgewoond. De schoone Scheldestad, de
slagader van den Belgischen handel is in rouw ge
dompeld door en draagt overal de kenteekenen
van de omvangrijke verwoesting welke in een kor
ten tijd, veel korter dan wij het beschrijven kun
nen, is aangericht.
Op gevaar af, dat wij aan velen onzer lezers
geen nieuws zullen mededeelen, willen wij toch
een deel van ons nummer afstaan aan de beschrij
ving in vluchtige trekken van dit groote ongeluk,
een ongeluk waarvan de omvang nog niet is te
bepalen.
Het was dan in dan namiddag van Vrijdag jongst
leden dat ongeveer te twee ure een hevige slag
de geheele stad Antwerpen en hare naaste omge
ving met schrik en ontzetting vervulde. Al'es ijlde
naar buiten om te vernemen wat er gaande was.
Spoedig werd Lekend, dat de kardoezenfabriek van
den lieer Corvilain, staande t6 Austruweei in de
lucht was gevlogen, door eene oorzaak, welke ze
ker nooit bekend zal worden, daar zij, die het
zouden kunnen weten, als eerste slachtoffers dei-
ramp gevallen zijn.
Ongeveer vijftig rniilioen kaïdoezen, door de
Spaansche regeering van de Carlisten in beslag
genomen berustten aldaar om geledigd te worden.
De helft had deze beworking reeds ondergaan, toen
de ramp plaats greep.
Een hevige slag, die alles in den omtrek deejl
schudden en beven, was het eerste uitwerksel der
ontzettende ramp. Een witte rookzuil steeg he
melwaarts. welke, evenals de slag, vele uren in
den omtrek werd waargenomen. In een oogwenk
daalde op de stad een hagel neder van ledige en
gevulde kardoezen, stukken van steenen en dak
pannen, kortom van alles, waaruit een gebouw is
samengesteld. De slag was zoo hevig, dat in het
andere deel der stad de spiegelruiten en venster
glazen verbrijzeld, muren gescheurd, daken ver
nield en in stukken geslagen weiden.
De schok was als eener aardbeving. Onbeschrijfe
lyk is de indruk daardoor in de stad teweegge
bracht. Alles stroomde naar de plaats des onheils.
Een hevige brand ontstond, waarvan de rook het
zonlicht verduisterde en de stad in het donker
hulde. Aan de dokken werd de menigte tot staan
gebracht door de mededeeling, dat nog nieuwe ont
ploffingen verwacht werden en het gevaar dus nog
groot was.
Deze ontpoffingen lieten zich niet lang wachten,
daar eene hoeveelheid van ongeveer 60.000 vaten
petroleum in den brand geraakte, waarvan het
springen een aanhoudend slaan en knetteren ver
oorzaakte. Hemelhoog stegen de vlammen en het
gedommel was gelijk aan dat van een bombarde
ment.
Pompiers en soldaten togen met prijzenswaar-
óigen ijver aan het werk om de ve'le dooden en
gewon Jen van onder do brandende puinhoopen weg
te halen. A lier verschrikkelijkst was het schouw
spel, dat zich aan hun oog voordeed.
Half verkoolde en zwaar verminkte lijken wer
den te voorschijn gebracht, liehaamsdeelen, onken
baar en uit elkaar gerukt, werden in zakken ver
zameld en weggevoerd. Geheele ladingen dooden
en gekwetslen ontmoette men op den weg naar
de hospitalen. Alle middelen van vervoer werden
aangegrepen om het werk te bespoedigen. Wee-
nende vrouwen en kinderen vervolgden de wagens
„Nu hebben we ten minste één van de schoeljes
te pakken, en zijn we weer iets naders aan het
doel" zoo besloot hij zjjn verbaal.
„En wat is het nou voor een kerel vroeg Rob
„en boe heet bij
Nadat Gijs hem hierover had ingelicht, ging hij
haastig voort„de vent bljjft echter maar halstar-
ig ontkennen en houdt maar stijf en strak vol, dat
Lij den ouden man en Emma volstrekt niet kent.
Ik ben er echter zoo goed als zeker van, dat hij
een van de daders is."
„En waarom denkt ge dat
„Wel vooreerst omdat zijn schrift precies gelijkt
op dat van het briefje, dat wij op dien avond in
den tuin hebben gevonden, dan ook, dat deze snijer
juist op dien tijd een gelen handschoen heeft ver
loren, en over dit feit zooveel kabaal heeft gemaakt,
dat er bijzondere waarde aan dien handschoen moet
geweest zijn. Het exemplaar, dat de majoor toen
naast het briefje had gevonden, past hem precies,
evenals een van zijn schoenen past in het afgietsel
van de toen daar aanwezige voetstappen."
„Dat zijn zeker zeer treffende overeenkomstenen
maken het bijna zeker, dat hij aan de ontvoering
schuldig is geweest. Maar is er in het geheel nog
niets uitgelekt van dc redenen, die er aanleiding toe
hebben gegeven V"
„Neen, daar weet niemand nog iets van behalve
de daders, en hoe me dat grieft, behoef ik je wel
niet te zeggen. Ik kan niet uitdrukker, hoe onge
duldig ik in den laatsten tjjd geweest ben."
„Dat kan ik uie levendig voorsteller," antwooid-
de Rob.
„Voor de maatschappij en voor de kunst ben ik
in dien lijd een geheel verloren man geweest. Ik
zie daar, dat ge een nieuw stuk onder handen hebt,
maar ik ben wezenlijk in geen stemming om het te
bewonderen. Het is wel egoïstisch, zoo altijd van
zich zeiven vervuld te zijn, maar ik kan er nu eenmaal
niets aan doen, m'n gedachten zijn voortdurend bij
Emma, er. eerst als zij wedergevonden is, zal ik
weer een normaal mensch zijn."
„Wat zijn nu je plannen, en hoe zal Kempe de
zaak verder aanpakken
„Dat wilde ik je juist vertellen. Kempe is op dit
oogenblik een bezoek gaan afleggen, het hoeveelste
weet ik niet, hij een zekeren heer Hageti. De bar
bier, waar Van Santen woonde, vertelde o, a. ook,
dat een v&n diens boezemvrienden, die bijna dage
met lijken en gekwetsten, wat een hartverscheu-
renden aanblik opleverde. De brand woedde over
eene oppervlakte van verscheidene honderden me
ters. De wind behoedde gelukkig de dokken voor
gevaar.
Om uit de verschillende berichten een geregeld
verslag op te maken, is bijna ondoenlijk.
Het aantal dooden wordt op 150 geschat, dat
der gewonden bedraagt meer dan het dubbele van
dit getal.
Ziet d. ar lezers, hetgeen de hoofdzaak was bij de
eerste mededeelingen omtrent deze treurige ge
beurtenis. Aan de hand van het Handelsblad van
Antwerpen willen wij trachten de voornaamste,
thans reeds bekend geworden bijzonderheden me-
detedeelen.
In de karöoezenfabriek van den heer Corvilain
werkten een zestigtal meisjes tusschen de 15 en
20 jaar oud, benevens eenige volwassenen. Geen
hunner is gespaard gebleven. Vele kinderen speel
den in den omtrek der fabriek op het plein, wei
nig is van hen terechtgekomen. Hunne lijkjes en
v aneengescheurde liehaamsdeelen liggen her- en
derwaarts geslingerd tot ver van de plaats der ver
woesting. Austruweei een dorpje met 400 inwo
ners, heeft 70 gekwetsten, terwijl het geheele
plaatsje zoodanig geleden heeft, dat geen enkel
huis nog bewoonbaar is. Van een rijtuig met 3
personen was geen spour meer te vinden.
Hier volgt het verhaal van een ooggetuige.
„Met een der trambootjes kon ik, weinige oo-
genblikken na de ontploffingen, de plaats der ramp
bereiken en aan no. 7 afstappen.
De hiite die ons reeds van op het water toe
kwam was ondragelijk. Tot aan de plaats waai
de petroleumvaten lagen konden wij gaan hier
konden wij reeds het onmetelijke van de ramp
lijks bij den gevangene kwam, een zekere heer Ha
gen was, maar hij wist niet te zeggen, waar deze
woonde. Toen heeft Kempe natuurlijk het adres
boek opgeslagen, maar vond daar zooveel Hagens
instaan, dat hij niet veel wijzer werd. Toch heeft
hij al die adi essen overgeschreven, en is bij alle
Hagens. die er vermeld worden, een bezoek gaan
afleggen, gewapend met een beschrijving van den
gezorhten persoon, hem door den barbier gegeven.
Tot nog toe echter zijn deze pogingen niet met suc
ces bekroond geworden. Zoodra hij iets naders had
vernomen, zou hij het me dadelijk laten weten. Maar
hoe'zoudt ge er overdenken, als we hem eens gin
gen opzoeken."
„Dat vind ik perfect, ik ber. ook zeer nieuwsgie
rig, iets naders te vernemen. Dan zullen we maar
dadelijk opstappen."
Aan dit voornemen weid gehoor gegeven, en ee
nige oogenbhkken later bevonden de twee vrienden
zich op straat.
„Nu moeten we het allereerst naar de haven, daar
heb ik Kempe verlaten, en daar zal hij nog wel
zijn. Hij doet tegenwoordig een uitgebreide kennis
op van het geslacht Hagen, en heeft reeds ver
scheidene exemplaren er van onder de oogen ge
had."
Wordt vervolgd.