Zaterdag I Juni 1889.
5e Jaai'g.
voor Zecuwsch-Vlaanderen.
Nieuws- en Advertentieblad
F. DIELEMAN,
AXEL.
Staatkundig Overzicht.
FEUILLETON.
7 Vergeven, ook Vergeten.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag:- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per 3 Maanden
50 centfranco per post 60 cent
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 3 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Bij gelegenheid van het bezoek van koning Um
berto van Italië aan zijn vriend en bondgenoot
Wilhelm, zijn twee groote parades gehouden, eene
op het Tempelhofer veld en eene op het veld bij
Potsdam.
Van zoo'n militair schouwspel geeft de Berlijn -
sche correspondent der Nieuwe Rott. Courant de
volgende beschrijving
Stel u eerst voor: het Tempelhofer veld, eene
open vlakte, zoo groot, dat een stevige voetganger
rijkelijk drie uren noodig heeft om den omtrek af
te loopen. Het wordt begrensd door de laatste
huizen der stad, eenige groote brouwerijen, een
spoorwegdam, een weinig schraal houtgewas en
de uitloopen van nabuiige dorpen. Het geheele
veld is een effen bodem, bedekt met een zoo dun
grasgewas, dat de sprietjes, evenals de laatste haal
tjes van een kaalwordenden schedel, beschaamd
schijnen weg te kruipen in het vermaarde Mark-
sche zand, waarvan de oude Professor Dove be
weerde, dat de grootste natuurverschijnselen er
zich belachelijk zouden maken, zoodat dan ook bijv.
geene enkele aardbeving zich ooit in de mark
Brandenburg zou vertrouwen. In het midden de
zer steppe, die naar het naburige Tempelhof ge
noemd wordt, staat een enkele kromgegroeide boom,
zeker alleen oin daar wat schaduw te geven, al
thans dat is de gewone plaats van den Keizer en
zijne gasten Dwars over het veld loopt een straat
weg, waar ook al geen boom, geen struik, geen
watertje eenige verkoeling of verkwikking ople
vert in de brandende zonnehitte, die den mageren
bodem zoo meedoogenloos uitdroogt, dat er 's nachts
vóór elke groote parade lange rijen waterwagens
moeten loopen om den grond te besproeien, ten
einde bij de parade niet alles reeds binnen een
kwartier in het stof verstikt.
Niet lang daarna trok het echtpaar Leenman naar
bed, en had al spoedig in een gerusten slaap het
bestaan van den heer Dirk van Santen vergeten.
Deze lag in de goed verwarmde en verlichte ka
mer zoo gemakkelijk mogelijk op de sofa, en rook
te een geurige sigaar. Op zijn schoon gevormd ge
laat waren de duidelijke sporen aanwezig van een
losbandig leven, en onder de, nu flets staande, oo-
ger. begonnen reeds kringen zich te vormen.
Op een stoel tegenover hem zat, of liever hing
zpn vriend Frits Hagen, mede een persoon, die spo
ren van vroegere schoonheid en innemendheid ver
toonde, maar nu niets eerbiedwaardigs meer over
zich had.
„Ik zeg maar," begon Dirk, terwijl hjj zich een
grogje inschonk, „dat het een verduiveld nare his
torie is. Ik zou wel voor ik weet niet wat willen
weten, waar ik die handschoen verloren heb. Toen
wij naar de H.-straat gingen, had ik hem nog. En
ik ben een briefje ook kwijt. Het is in één wooid
Hier nu zijn de gardetroepen afdeelingsgewijze
in de roode, blauwe, groene, gele en witte regi-
mentskleuren opgesteld. Eerst rijdt de Keizer in
korten galop langs het front der als muren onbe
weeglijk staande troepen. „Goeden morgen, gre
nadiers!"— „Goeden morgen, huzaren!"— „Goe
den morg'n. bombardiers!" roept hij zoo onder
het voorbijrijden het eene regiment na het andere
toe, op welken groet telkens met een „Goeden
morgen, Majesteitwordt geantwoord. Dan ver
deelt zich de schitterende wolk van het keizerlijk
gevolg rondom den eenzamen boom en blijft met
den Keizer daar staan, terwijl de bonte afdeelin-
gen op het veld in beweging komen. Langzaam
ontplooit zich dan die massa en begint het einde
looze defileeren der regimenten voorbij den Keizer
en zijne gasten. Men hoort tromslag, fluittonen,
trompetgeschetter, en dertigduizend infanteristen
komen in kaarsrechte houding opmarcheeren, tien
duizend cavaleristen zetten hunne paarden in stap.
Gelijkmatig als eene machine met haar eeutonig
klip-klap, klip-klap, nadert de eene troep soldaten
na den ander den „keizersboom" en marcheert er
voorbij, den blik star op den monarch gericht.
Gedurende het eerste kwartier vormt die reusach
tige bonte stroom een schitterend en boeiend schouw
spelmaar dan begint de eentonigheid er van het
oog te vermoeien. Langzamerhand stijgen er ook
groote stofwolken op, dicht, zwaar en verstikkend
als de kruitdamp in het gevecht. Over alles komt
een grauwe tintde soldaten verdwijnen achter
den warrelenden sluierde Keizer met zijn gezel
schap is nog nauwelijks zichtbaar, en in hetMaik-
sche zand, waarvoor aardbevingen zelfs terugdein
zen, verstikt ten slotte al de glans van eene ga
la parade.
De werkstaking in het Ruhrdistrictwelke zich
aanvankelijk liet aanzien, als zou zij spoedig ge
ëindigd zijn, duurt nog steeds voort. Een aantal
vervelend."
„Ja," antwoordde Frits Hagen, „ik ben er ook
niet over op mijn gemak. Het kan er best door
uitkomen."
„Hebt ge de oproepingen in de courant gelezen?"
„Ja, maar er zal wel geen antwoord op komen,
daar zullen wij wel voor zorgen. Het paar zit goed
bewaaid, en ais het onverhoopt mocht ontdekt wor
den, waar ze verborgen zitten, dan zien we toch
nog wel kans er buiten te blijven."
„En we hebben dan toch in dien tijd flink genu
ien van het geld van den ouden man."
„Dat hebben we," hervatte Frits, „maar heb je
Lise al gezien
„Welzeker," antwoordde Dirk, „maar het scheen
wel, dat ze er berouw over had. Dat is altijd zoo
met die vrouwen. Eerst zijn ze schrikkelijk over
iet.- in de weer, en als het dan gedaan is, dan krab
belen ze terug. Maar dat helpt nu niet meer."
„Dat is toch een onpleizierige zaak, want als ze
berouw heelt, kon ze wel eens klappen, en dan was
het mis."
„O neen, dat zal ze niet doen, daar sta ik voor
in."
„Nou, ik ben er nog zoo gerust niet op," ant
woordde Frits.
„Och kom, dat alles zal wel losloopen, en al
afgevaardigden uit de mijnwerkers, de aanvoer
ders der beweging, ja zelfs het hoofd-comité voor
de werkstaking is in hechtenis genomen. Deze
maatregel staat ongetwijfeld in verband met eene
vergadering te Bochumgehouden, waarinde „hel
den van den arbeid", onder welke benaming zij
door de democratische bladen worden verheerlijkt,
zich zoodanig hebben aangesteld, dat de officier
van justitie het noodig heeft geacht, eene straf
rechtelijke vervolging in te stellen. Dat de wars
helden van den arbeid niet de Bochumer schreeu
wers zijn, die reeds sedert eenige dagen onder de
mijnweikers woelen, dit zal nu ook wel begrepen
worden in de kringen der misleide, maar toch
goede werklieden, die verreweg de meerderheid
der Westfaalsche mijnwerkers uitmaken.
Uit het gebeurde te Bochum ziet men duidelijk
welk een gevaarlijk spel de werklieden drijven,
wanneer zij zonder dringende noodzakelijkheid het
houweel nederwerpen, om zich aan het gewoel van
zulke bijeenkomsten over te geven. In de tegen
woordige verhitting en ophitsing, in het streven
om elkaar in heldhaftige houding en hardklinken-
de phrasen de loef af te steken, heeft misschien
menig man thans zijn levensgeluk verspeeld, het
geen ham met de zijnen bitter zal berouwen. Met
verhitte koppen valt niet verstandig te spreken
anders zouden zij ook wel hebben geluisterd naai
de bladen die tiet goed met den werkman inee-
nen, en zouden z\j zich hebben tevreden gesteld
met den verk-iegen uitslag, in plaats van dien,
en hun eigen bestaan er bij, op het spel te zet
ten. Waarlijk, de mijnwerkers hebben hunne zaak
leelijk bedorven.
houdt hare gehechtheid aan mij haar niet tegen, dan
doet dat. toch haar eigenbelang," zeide Dirk.
„Ik mag het hopen. Maar zouden we toch ei
genlijk niet beter doen met naar een andere streek
te trekken, voor dat het hier voor ons te warm
woidt
„Ik zal er toch eens ernstig over denken en het
is wel waarschijnlijk dat ik afreis. Wil je niet
mee, dan ga ik alleen."
~„Kom, dat meen je niet, W9 moeten nu bij elkan
der blijven, en de een mag den ander niet in de
steek laten."
„Maar ik behoef toch niet met open oogen voor
jou in het verderf te loopen Als je niet meewilt,
en het loopt later verkeerd af, dan heb je dit al
leen aan je zeiven te wijten."
„We zullen er maar niet verder over spreken,"
hervatte Dirk. „Je zult wel tot andeie gedachten
komen, en dus voor van avond genoeg. Ik heb slaap,
en ga naar bed."
Met deze woorden sprong hij op eens op, zeide
zijn vriend goeden nacht, en liet aan dezen over of
hij wilde blijven zitten, dan wel vertrekken. Frits
trok met een brommend gezicht zijn dikke winter
jas aan, trok de bonte muts diep over de ooren, en
verliet met een wreveligen blik het vertrek van zijn
vriend. Buiten jaagde de koude wind hem een