Zaterdag 15 1880.
laarg.
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Nieuws- en Advertentieblad
F. DIELEMAN,
AXEL.
Staatkundig Overzicht.
Biimenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
01 NQ&tïiS'Cii VAN 1CN1N®?
Fr. Z1MMERMANN.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
per B Maanden
50 cent; franco per post 60 cent;
voor België 80 cent. Afzonderl. numm. 8 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent'
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing B/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uitergr
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TAVEE uren.
Het is niet de eerste maal, zegt de Antwerp-
sche correspondent van de Nieuwe Rotterdammer,
en hjj voegt er bij, dat het waarschijnlijk ook
niet de laatste maal zal zijn, dat er in Belgie
plannen geopperd worden om eene nauwere ver
binding met Holland tot stand te brengen. Is het
Yjaagt hij, omdat Belgie voelt dat zijne onafhan
kelijkheid ernstiger wordt bedreigd; is het omdat
het zich herinnert dat hier de band werd verbro
ken, die de beide Nederlanden vereenigde, en dat
wio den pot brak, hem moet zien te maken
Stellig is het, dat men hier herhaaldelijk de vraag
heett gesteld en besproken, hoe er eene vereeni-
ging zou kunnen verkregen worden, die de voor
deden aanbiedt van die welke van 1815 tot 1830
bestond, zonder de bezwaren op te leveren, welke
aan deze verbonden waren.
De eigenaardige toestand der twee vermoedelij
ke troonopvolgers, prins Boudewijn en prinse3
AVilhelmiua, heeft vooral de vindingskracnt der
welmeenende plannengieters geprikkeld. Hun doel
verdient, het mag worden gezegd, allen eerbied
wat de voorgestelde middelen »m het te bereiken
aangaat, daarmede is het geraden voorzichtig te
zijn, voor en aleer die goed te keuren.
Belangrijk genoeg wordt het echter geacht, al
ware het slechts om de richting der openbare
denkwijze over deze belangwekkende vraag te
doen kennen, mede te deelen wat er nu weer in
de laatste dagen over gezegd werd.
Gewoonlijk zijn het Vlamingen of Viaamschge-
zindcn, die toenadering of verbond met Holland
aanpredikenditmaal is het een advocaat uit
Charleroi, Henri de Nimal, een Waal dus, die in
La Nouvelle Revue van Parijs zijne zienswijze
kenbaar maakt over bedoelde vereeniging door
middel van een huwelijk tusschen de twee ko
ningskinderen.
Prins Boudewijn is den Ben Juni 1869 geboren,
prinses Wilhelmina den 31en Augustus 1880, zoo
redeneert de alvocaat. Te groot verschil van ou
derdom, noch bezwaren van anderen aard zouden
zich tegen hun huwelijk verzetten. Ieder zou o-
ver zijn eigen ïand heerschen, hun oudste zoon
zou hen in beide landen opvolgen. De verbinte
nis zou eene persoonlijke zijn, zooals die van Oos
tenrijk en Hongarije in den persoon van keizer
Frans-Jozef. Elk land zou zijn zelfstandigheid be
houden, zooals Cis- en Transleithanië. De zaken
van algemeen belang alleen zouden gemeenschap
pelijk beheerd worden, als oorlogsverklaringen, in
tei nationale verdragen, leger en vloot, spoorwegen
en posten. Elk land zou zijne begrooting hebben,
waarop een deel voor het gezamenlijke lijk zou
uitgetrokken worden, en zijn afzonderlijk leger,
waai van de getalsterkte bij gemeen overleg zou
bepaald worden.
De gemeenschappelijke zaken zouden door een
rijksdag bestuurd worden, die beurtelings te Brus
sel en in Den Haag zou zetelen. Elk rijk zou
daarenboven zijnen eigen landdag bezitten. Ge
durende het leven der aangeduide echtgenooten
zouden de Koning win Belgie en de Koningin van
Nederland de bondsrninisteiiën benoemen bij go
meen overleg.
Ziedaar het plan van den heer Nimal. Of het
zoo geheel en al oraannemeliik of liever onuit
voerbaar is, dat staat ieder vrij te beoordeelen
maar het is zeker, dat enkele invloedrijke Belgi
sche bladen er hunne goedkeuring aan hechten,
wat de hoofdzaken betreft ten minste. Er zijn
meer Belgen die eene hereeniging met Nederland
wenschen, dan menigeen allicht denken zou.
Het bovenstaande is een onomstootbaar bewijs
dat niet alKen politieke tingieters, maar ook zeer
bezadigde mannen over eene zoo gewichtige zaak
als deze hunne gedichten laten gaan.
NOVELLE VAN
XXXI.
„Midden in het hart! Eerst toen hij voor mij
lag, zijne brekende oogen aanklagend op mij ge
richt, verdween mijne blinde woede en het berouw
greep mij aan."
„En - die wilddief - dat was mijn vader i
vraagde Anna met flauwe stem. Haar hoofd was
op hare borst gezonken. Zij had in dit oogenblik
veel verloren. Het beeld des vaders, dat steeds rein
en zonder smet in haar hait geleefd had, verscheen
haar plotseling in een ander licht dan vroeger, be
vlekt, verduisterd - en tegelijkertijd verzonk de
schitterende sterre der hoop, die eerst nu in hare
liefde was opgegaan, in donkeren nachtNooit kon
zij den zoon toebehooren van den man die haar va
der gedood had.
„Ja kind, die wilddief was nw vader," vervolgde
de oude als in een droom. „Van hem hebt ge uwe
scherpe, grijze oogen geërfd. Ik ging naar huis
en wilde, zooals mijn plicht was, den opperhoutves
ter van het gebeurde melding doen. Op den terug
weg kwamen me echter allerlei zonderlinge gedach
ten te binnen, want het onrecht maakt den mensch
laf. Wel is waar had ik in de uitoefening van mijn
ambt gehandeld en vreesde daarom geen straf -
toch was ik buiten mijne instructie gegaan, daar
die het gebruik der wapens slechts toestaat in ge
val van zelfverdediging. Eene berisping zou ik zeker
ontvangen, wellicht werd ik zelts verplaatst. Bij
die gedachte steeg mij het bloed naar het hoofd
Zie, Anna, eene verplaatsing is eene schande, die
ik niet zou hebben verdragen.
„En dan mijne arme vrouw, zij had zorgvul
dige verpleging noodig, die ik haar het best in het
huis mijner vaderen kon verschaffen, want deze hout
vesterij is eene der besten in het land. Op eene
andere plaats zich af te tobben als eene meid, zich
ontberingen te moeten getroosten, zooals andere
houtvesteisvrouwen ik wist dat zon haar onder
gang zijn. Dat alles deed mij het besluit nemen
mijne daad geheim te houden. Het was de eerste
lafle daad in mijn leven.
„Ik had immers kunnen aangeven, dat ik mjj ge
noodzaakt had gezien, mijzelven te verdedigen, dat
Het bulletin aan het paleis te 's-Gravenbage,
1U1" Sedert het laatste bulletin is in den toestand
van den koning meer kalmte ingetreden, waar
door Z. M. nu meer de zoo noodige rust kan ge
nieten."
- Men schrijft uit 's-Gravenhage aan de Haarl.
^Sedert en naarmate bij den Raad van State, waar-
nemende het koninklijk gezag, van het Kabinet de
Konings de sedert Februari II. onafgedane regee-
rinuszaken inkomen, is dat college dagelijks, uitge
nomen den Zondag, veelal van elt tot vgt uur zoo
wel in de afdeelingen als in den vollen Raad mot
de afdoening dier zaken bezig. Dat daarbij de noo
dige voortvarendheid wordt in acht genomen, getuigt
reeds aanvankelijk de „Staats-Courant der laatste
dagen gezwegen van de vele zaken, die
aard niet, of eerst later, daarin worden afgekon
d'Diegene, welke eerlang tol het Regentschap zal
worden geroepen, zal, door de voorafgaan e P
ming van dien aanzienlijken achterstand van zaken
belangrijk worden tegemoetgekomen in e ver
len eeuer taak, welke anders wellicht te zwaar zo
blijken te zijn.
Drankgebruik.
In bet weekblad „De Fiskus," orgaan voor de
ambtenaren der directe belastingen enz., vindt men
de volgende opmerkingen
„De opbrengst van den gedistilleerdaccijns zoo
leest men o.a., beliep het eerbiedwaardig cvper van
ƒ23,762,588, waarvoor veraccijnsd werden
de wilddief op mij geschoten had ja, dit had ik
kunnen doen. Wie zou het tegendeel bewijzen
Maar zoo diep was ik nog niet gezor.ken - a les in
mij kwam op tegen eer. leugen, waartoe zich een
houtvester van Eiklust nog nooit verlaagd had
Zoo keerde ik dan weer terug, droeg het lijk
van den strooper naar den uitgang van het dal en
legde het daar neer. Zijn geweer nam ik mee en
wierp dat in het moeras achter Koppenhoogte, toen
ging ik naar huis en liet den reebok halen - ik
zeide, dat ik hem zelf geschoten had.
Den volgenden morgen vond men het lijk van
Mertens, en het kwam niemand in de geuachte op,
dat ik hem gedood had, omdat niemand uit het
dorp wist, dat hij uit stroopen ging. Alleen mijne
vrouw zag scherper dan alle anderen.
Zij las het op mijn gelaat, want het beiouw
knaagde aan mijn hart en van dien dag at was ik
niet meer opgeruimd, maar wrevelig en in mijzel
ven gekeerd. Geen mensch, die nog een geweten
heeft? kan zich over zulk eene daad geruststellen,
al heeft hij volgens zijne dienstvoorschriften gehan
deld en al is hij nog zoo te verontschuldigen. De
zelfbeschuldiginging, meisje, is de slimste. Mijne
Marie bemerkte wel, wat er in mij omging, maar
zij zweeg. Eerst op haar sterfbed heeft zij mij be
kend, hoeveel zij om mijnentwil geleden en verdia-
mL