\o. 261. Dinsdag I Januari 1889. 4(' Jaarg. Ons Iliad KIEUWEJAAR. Nieuws- en Advertentieblad 1111 M 9 voor Zeeuwsch-Vlaanderen. F. DIELEMAA, AXEL. k Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Yrydagavond. ABONNEMENTSPRIJS per .3 Maanden 1 maal per week 25 cent; franeo per post 30 cent2 maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor België 40 en 80 cent. Afzonderl. numm. 3 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden ftaar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. - o Wees gegroet, van heelerharte gegroet, gij blij de dag, eersteling des nieuwen jaars. Metvreug- je treden wij u tegemoet na den somberen oude aarsavond. Welk een verschil tusschen die beiden Terwijl de laatstgenoemde ons als van zelve tot nadenken stemt, ons doet herinneren aan vervlo gen tijden, aan geleden verliezen, aan doorgesta ne beproevingen, aan smartvolle oogenblikken.aan dagen van zwaren strijd en inspanning, kortom, ons een terugblik doet slaan op het donkere ge deelte van onzen levensweg, vervult de eerste ons met moed en hóóp, neemt onze bezorgdheid voor een tijd weg en giet als 't ware nieuwen lust en levenskracht in onze aderen. Wat een vriendelijk zonnestraaltje voor het som bere landschap is, dat is de nieuwjaarsdag voor het mensebdom. Wij behooren gelukkig niet tot de prozamen- schen, die iede;en dag gelijk achten aan zijn voor ganger. Neen, wij gevoelen wel degelijk verschil en met recht. Slaan we slechts een blik in het maatschappe lijke leven en talloos zijn de voorbeelden die ons versterken in ons gevoelen omtrent het gewicht van den eersten dag des jaars. We zijn zoo vrij enkele uit die vele aan te ha len. Overtuigd als we zijn, dat het den landbouwer iu het afgeloopen jaar niet voor den wind is ge gaan, zoodat menigeen met een bezwaard gemoed zijn rekening heeft opgemaakt, knoopen we een gespiek aan met een der velen van wier. we we ten, dat, wanneer er geen verbetering komt, het hem onmogelijk zal zijn, na het verstrijken van den pachttijd een nieuwe overeenkomst met zijn eigenaar aan te gaan. Op onze vraag hoe hij zich gestemd gevoelt bii den aanvang van den nieuwen jaarkring, krijgen we alras tot antwoord, dat hij vol hoop de toekomst tegemoet gaat, w*nt, al heeft het jaar 1888 hem veel teleurstelling ge baard, zijn opvolger zou het al heel slecht moe ten maken, wanneer de opbrengst van den oogst en wat verder met zijn bedrijf in Lettekking staat nog minder was, dan die van het vorige jaar 1 Ku mag men ons al toevoegen, dat het dwaas is, -zich aan een stroohalm vast te klampen, maar het staat onomstootelijk vast, dat het begin van een nieuw tijdperk, waarin zooveel goeds kan voorvallen, in het hijzonder onzen landbouwer met hoop vervult, al is hij ook nog zoo vast oveituigd van de waarhejd der spreuk, dat zonder geluk iemand wel vaart. Het is tegenwoordig een slechte tijd, wie is daarvan niet overtuigd. Vraag hot dien koop man maar eens. Met een bedrukt gemoed heeft hij aan het eind van het jaar zijn kasboek in or de gebracht en is tot de droeve ervaring geko men, dat het hem weldra onmogelijk zal zijn de zaken op denzélfden voet voort te zetten, wan neer ten minste daarin niet een gunstige keert komt. Met de meeste vroozichtigheid deelt hij zijn vrouwtje den toestand van zijn zaken mede- 3 Deze, een verstandige vrouw zooals er Goddank nog meer zijn, spreekt haren geliefden echtgenoot! moed in, zij raadt hem aan om voort te gaan zoo-1 als hij tot nogtoe deed en toch vooral geen moed* te verliezen, daar het nieuwe jaar naar alle waar schijnlijkheid een betere toekomst voor zijne za ken zal openen. En de man, overtuigd van de oprechte liefde zijner vrouw, gevoelt zich getroost en gesterkt, zijn moed wordt weer aangewakkerd en de strijd om het bestaan wordt met nieuwen ijver voortgezet. Ziet ge daar dien jongeling doodsbleek en uitge teerd op het ziekbed uitgestrekt Zijne bedroefde moeder staat met hangend hoofd aan zijne leger stede. Het valt haar zwaar den jongeling, die, vroeger zoo vol levenslust, zoo \froolijk daarheen ging, aldus te zien lijden, reeds maanden lang aan het krankbed gekluisterd. Ze heeft wel tijden ge kend dat ze op nieuwejaarsmorgen prettig gestemd was, doch nu Maar toch spreekt ze haren lie veling, haren eenigen zoon op wien al hare hoop gevestigd was, nog moed in, zij tracht hem te o- vertuigen, dat het nieuwe jaar hem zijne krach ten en zijne gezondheid wel zal wedergeven. En de jongeling Hij luistert met aandacht naarzjjne lieve, zijne aangebeden moeder. Elk woord dat van hare lippen vloeit is hem een balsem voor het hart, dat hart hetwelk 1 hij reeds geschonken heeft aan eene teergeliefde, wier bezit het helaas nimmer zal deelachtig worden. Arme jongen maar gij schept toch moed, nietwaar? Gij voelt u toch gesterkt door de hoopvolle woorden uwer geliefde en liefhebbende moederOok hem heeft de hoop op eene betere toekomst nog niet verlaten. Meer voorbeelden zouden we nog kunnen bij brengen óm den verstokten stoïcijn van zijne dwa ling te overtuigen, doch we achten hetgeen we aanhaalden voldoende. Ook wij hebben wel eens aan de toekomst gewanhoopt, maar er bestaat eene hoogere macht welke den mensch onbewust een hart onder den riem steekt. En daarom le- zeis, al mocht ge ook bij den aanvang van dit jaar met een somber voorgevoel de toekomst te gemoet gaan, wij bidden u, houdt steeds goeden moed. Met vasten tred voorwaarts gestreeld En mocht het u al niet gelukken u in den strijd des levens staande te houden, denk er dan aan dat waar de nood het hoogste is gestegen, de redding het meest nabij is, want: Is de nood zoo hoog gestegen, Dat gij nergens uitkomst ziet, God, uw God vergeet u niet. is vol moed het nieuwe jaar ingestapt. Deze week vroeg het aan onze redactie of het bij gelegenheid van het begin van 1889 zelf eens een speech mocht afsteken, want het had iets op het hart. Wij voor ons zagen daarin geen kwaad en op het verzoek werd goedgunstig beschikt. We geven dus het woord eens ons blad. Zeer geachte Lezeressen en Lezers en verder allen die van mijne toe spraak kennis nemen Bij den aanvang van het jaar wil ik aan mijn gemoed eens lucht geven. Het is niet zoozeer oin U een gelukkig en gezegend jaar te wenscben, als wel om U eens duidelijk en klaar te zeggen wat me op het hart ligt. Ziet U, ik heb in mijn bijna vierjarig bestaan al heel vyat ondervinding opgedaan en door on dervinding wordt men wijs; ik wil daarmee echter in 't geheel niet zeggen dat ik nu al wijs gewor den ben, maakt er dat asjeblieft niet uit op. Maar ik wil U toch wel enkele dingen die ik zoo nu en dan ondervonden heb, meedeelen. Toen ze mij oprichtten, was ik een klein on beduidend ding, Ze hebben me wel eens gezegd, dat sommigen me verborgen voor het oog van een vreemdeling opdat deze den spot niet ine zou driiven. Nu zag ik natuurlijk heel goed dat ze pie wegstopten, maar ik wist niet waarom. Zooals Ge ziet ben ik toch achter 't fijne van de zaak ge komen en toen had ik verdriet. Ze maakten me tweemaal zoo groot als ik was en, bravodat was eene verbetering van geweld. Ik vraagde aan de inwoners mijner geboorteplaats, tot wier gemak, of hoe moet ik het noemen, tot wier genoegen ik in de wereld geschopt was, een bescheiden plaatsje naast andere bladen en blaaujes. Daartoe had ik toch het volste recht niet waar Het was mijn doel niet, andere nieuwsbladen te verdringen, mij in hun piaats te stellen, volstiekt niet, en dat is tot heden toe nóg niet geval. Mijn doel is enkel en alleen maar om te leven, zon der een ouderen collega kwaad te doen of nadeel toe te brengen. Het is daaiom, dat ik zoo mach tig goedkoop ben. Nu had ik zoo'n idéé dat al wat in Axel ook maar een beetje lezen kon naar mijn uitgever zou vliegen om een abonnement le nemen. Maar mis, hoor! Daar waren er nog al wat die zich op mo abonneerden, maar toch lang zooveel niet als ik wel verwacht had: daarin is evenwel langzamer hand verbetering gekomen, edoch er konden nog wel meer dan honderd abonné's in deze gemeen te bijkomen, dat was nog niets niemendal te veel. Ik ben op mijn manier nog altijd trotsch geweest op mijn titel Axelsche Courantomdat ik dacht, ja, Axel is een plaats die toch zoo heel onbedui dend niet is; daar is de bodem rijk genoeg om mij een goed bestaan te verzekeren ?n bovendien, zoo redeneerde ik, al wat Axelaar 'is zal me met lijf en ziel steunen; ze zullen wel grootsch op me we zen. Als je eens kijkt uit welke negorijen soms nieuwsblaadjes komen aanwaaien, dan zal ieder Axelaar toch moeten zeggen dat het voor zijne gemeente een soort van eer is, óók een eigen blaadje te bezitten, het zou een schande voor de gemeente zijn, als het er geen had. Ik weet niet waaraan ik het moet toeschrijven, of het lauwheid is of onverschilligheid of wel iets andersmaar den steun dien men mij kon ver- leenen en waarop ik recht heb, heb ik tot mijn leedwezen niet mogen genieten, ofschoon ook daar in verbetering is te bespeuren. Men begint meer belang in me te gaan stellen Nu heb ik het toch al zoover gebracht, dat er ongeveer vijfduizend menschen notitie van me nemen. Het is dus voor het adverteerend pribliek ook al van belang dat ze gebruik van me maken. Maar, over dead-

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1889 | | pagina 1