No. 260. Zaterdag 29 December 1888. Jaarg.
Hieuwjaars-AdvsTtentisn
a 25 Cents,
Een wensch vervuld.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. DIELEMAN,
AXEL.
FEUILLETON.
Bi BBimtCTBB VMS ÊCKILB8?,
Fr. ZIMMERMANN.
xiii.
n.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS per 3 Maanden
1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent2
maal per week 50 cent; franco per post 60 cent; voor
België 40 en 80 cent. Afzonderl. numm. 3 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE nren.
- Wegens het invallen van den Nieuw-
jaarsdag op a.s. Dinsdag, zal het num
mer van dien avond op Nieuwjaarsmorgen wor
den uitgegeven.
In dat nummer kunnen
worden opgenomen, welke worden ingewacht, tot
uiterlijk Maandag 31 December, des namiddags 2
Ur0' De Uitgever.
-O
L
'T IS ER.
„Zyt niet al te bezorgd, maar
vooral niet zorgeloos."
Wat er is, waarde Lezersga ik U zoo aan
stonds zeggen. Gij moet weten, dat ik af en toe
wel eens een praatje maak met Keps Polderland,
m'n buurman, een dikke veertiger. Zijn gebruind
gelaat en vereelte hand mogen ons met verwon
deren. Buurman moest reeds met zijn tiende jaar
het veld in, en tot heden verdiende hij met korte
tusschenpoozen zijn brood op den akker.
Slechts tweemaal veranderde hij van woonplaats
en daarmede ook van boer. Waarover men hem
hoort klagen, niet over te weinig verdiensten,
„t Is wel geen vetpot," zegt hij, „ja soms was
.schraalhans keukenmeester, maar met Gods hulp
'bleef hij voor gebrek gespaard, en mocht hij zij
"ne vier kinderen met eere grootbrengen."
Toch is er iets, dat den goeden Polderland kwelt.
r Zie je, meesterzoo sprak hij meer dan eens,
.dat wil, arbeiders, voor een vaak gering loon
„meestal hard moeten werken, dat is tot daaraan-
toe. 't Gaat den boeren reeds lang ook niet voor
„den wind, en al wil iedereen tegenwoordig mijn
heer zijn, die vlieger gaat niet op. Maar 't is
„met ons zóó ben je oud en versleten, dan wordt
^het huilen, 't Gaat met ons als met de oude
„paarden is 't vleesch er afgekloven, dan schopt
„men de beenderen weg."
Als Keesbuur dus sprak, dan wees ik hem wel
op enkelen, die, al waren zij niet meer in staat
om te werken, toch nog ondersteund werden door
de boeren, wien zij zoo lange jaren trouw ge
diend hadden en - buurman sprak dit niet tegen -
noemde bet „eene mooie daad", maar „dat zijn
„witte raven, mijn goede manzoo eindigde hij.
En ik moest toegeven. Wees ik hem op het arm
bestuur, dat aan behoeftige lieden toch elke week
onderstand verschaft, dan kwam bij eerst op zijn
stokpaaidje. Zijn vader en moeder waren beiden
in het armhuis gestorven en hij zelf er als het
ware grootgebracht. „Ik zeg zoo dikwijls tegen
„mijn jongens, meester! jullie weten niet wat ge
„brek lijden is. In den winter kregen wij 2 gul
„den en 2 brooden, en daar moesten 4 menschen
„van leven. Kwam de lente in het land, dan
„moesten mijn broer en ik er op uit, want
„dan kregen wij halt rantsoen. Wij verdienden
„samen een schilling per dag, dus dat hielp al
„aardig. Later, vader was intusschen gestorven,
„konden we voor moeder den kost winnen, en
„verlieten het armhuis. Sinds heb ik geen gena
debrood meer gegeten, maar wat zal het zijn,
„deDk je, als Kees oud en op isOp m n
„jongens heb ik niet te rekenen, 't Is tegenwoor
dig vroeg trouwen, en al aanstonds „armoê kom
binnen 1"
Polderland draaft wel wat door, als hij zoo aan
den slag is, maar ik moet het hem toestemmen.
NOVELLE VAN
„Zeker. Zooals die zjjn n ook niet reel. Dus
ik'moet naar buiteD, kleine wijsneus?"
"Geef me dan een zoen mee op reis; Gebhardt
neemt het toch niet kwaljjk," zeide hjj goedhartig.
„Zoo daar dan! Ga nu maar gauw. En dat
stroopen, Frans, ik bid u
„Al goed. Ik zal er over denken, Regi, spreek
er "maar niet meer over, en laat de anderen niets
merken. Zie nu maar gauw of de soep niet aan
brandt, want dit zou schande zijn voor de toekom
stige boerin van Rimlaashof." Hjj duwde haar zacht
de deur uit, stak zijne pijp nogeens aan, en, een
vroolijk deuntje neuriënd, ging hij naar buiten
Frans was wel is waar niet slecht; maar eene al
te toegeeflijke opvoeding had de gebreken der licht
In ons dorpje loopen haast een dozijn oude man
nen, die al werkende kiom en stijf werden, en
thans, voor den arbeid ongeschikt, van luttel on
derstand leven moeten. De avond huns levens is
donker. Een nieuwjaarsfooi of vriendengift zijn
de weinige sterren, die hun tegenflonkeren.
Is daaraan niets te veranderen
Ik heb gedacht, gezocht, engevonden
ook, naar ik meen.
WAT ER IS.
Buurman is met de zynen in een begrafenis
fonds en heeft ook zjjne goederen tegen brand
schade geassureerd. Het een zoowel als het an
der is noodig, gelooft hij, en daarom getroost hij
zich gaarne de uitgaven, die daarvoor gevorderd
worden.
Maar, kost het hem al moeite wat voor een
zieken dag te besparen, iets over te leggen voor
den ouden dag, daar kan niets van inko-
en.
'k Herinner mij levendig, hoe verstoord hij uit
de kerk kwam, toen de dommee in wel wat scher
pe taal aan de mingegoeden had gezegd, dat zij
niet zuinig gegoeg leefden
De man had zoo schoon praten,' zei hij, „om-
„dat zijn winterverdiensten gelijk bleven aan wat
"hem in den zomer werd uitbetaald, maar de ar
beider heeft 's winters öf goen werk, öf vaak een
'„gering weekloon. Dat er in onzen stand zijn, mees-
'ter die beter voor bakker en winkelier konden
"zorgen, dan zij doen, zal ik niet tegenspreken,
"maar in de hoogere standen wordt soms meer
„gebaald dan betaald." - „Nu, Polderland, zelf
wat besparen voor den tijd, waarin het werken u
onmogelijk wordt, dat zal wel niet gaan, maar
zoo u de gelegenheid werd geboden, om door eik
zinnigheid, die der jeugd eigen zijn, en de vrees
voor degelijken arbeid ten koste zijner betere ei
genschappen sterk ontwikkeld. De wenseh, om Je
eerste en voornaamste in het dorp te zijn, had hem
tot nu toe tot een herbergheld cn grootspreker ge
maakt, die alleen daarin zijn roem zocht, om zijne
kameraads iD vechten en in domme streken voor
te gaan. Aan de van zijn vader geërfde lichamelij
ke kracht paarde hij den levendigen aard zijner moe
der. Hij was tot a'.les goeds, nrnar ook tot alles
slechts in staat, al naar hij geleid werd.
Holzegger stond reeds weer, als een veldheer naar
alle zjjden zijne bevelen uitdeelend, op den hoop
hout, toen Fran» tot hem kwam.
„Kan ik u helpen, vader?"
De molenaar was zoo verbaasd over deze gedien
stigheid zijns zoons, dat hem eene zijner schoons.e
pittige gezegden in de keel bleef steken.
„Waarachtig, mijn jongen, ge wilt Neen, dat
is wezenlijk aardig van u," hjj leide zijne breede
hand zacht op zijn hoofd. „Uw arm doet u immers
geen pjjn meer, niet
„Bekommer u daar maar niet over, vader," zeide
Frans, „geef mij het boek, dan zal ik de stammen
noteeren.
„Best, Frans, dan ga ik eens naar den molen,
om' te zien of de raders en de zagen goed gesteld
Juist was Frans op den hoop hout geklommen,
vanwaar men een beter overzicht had, en was de
molenaar op het punt zich te verwijderen, toen een
geroep van de berghelling beiden deed opzien. Hol
zegger hield zijne hand boven de oogen.
„Het is de houtvester. Hij komt zeker nog eens
over de stammen spreken. Hola, houtvester,
kom maar hierheen."
Frans verschoot een weinig van kleur, hetgeen
Holzegger, die geen gelaatkundige was, natuurlijk
niet bemerkte. Kort daarop trad de houtvester op
Holzegger toe.
„Goeden dag, houtvester," riep de molenaar hem
toe. „Komt ge eens zien, of hier alles in orde is?"
„Ja. Ik was boven by de houthakkers en kwam
toevallig dezen weg langs. Hoeveel stammen zijn
er al beneden
Zeven en dertig. Voor van middag komen we
niet meer gereed. Hoe gaat het met juffrouw Tine
en met uw zoon
,Dank u," bromde de houtvester en nep den
dashond terug, die met woedend gekef tegen den
hoop hout opsprong, waarop Frans stond, het hoofd
over het notitieboekje gebogen.
Hier, Erdmannstil." Onwillig gehoorzaamde
de "hond, maar bleef toch steeds tegen Frans brom-