11 r jL u 4' Jaarg. IVo. 248. Zaterdag 17 November 1888. 1813-1888. Ni<M!WS- (Ml Advertentieblad F. DIELEMAA, AXEL. voor Zeeimsch-Vlaanderen. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrij da »avou(l. ABONNEMENTSPRIJS per 3 Maanden 1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent2 maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor België 40 en 80 cent. Afzonderl. numm. 3 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentien worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag T4YEE uren. Het gansclie land viert heden feest. De 1 November, ofschoon niet de juiste dagteekening in de geschiedenis vermeld, waarop geheel Oud Ne dei land het dwangjuk mocht afwerpen en zich ver heugen in de herboren vrijheid, wordt aangemerkt als de dageraad, waarop voor 75 jaren de vrijheid begon te gloren. Wjj kunnen geen overzicht geven van al wat er op dien denkwaardigen dag plaats had, wat verandering men door den dood op Puskinds ijs velden, welke het zuchtende volk ten even riep mocht aanschouwen, wat er zoo in het bijzondei hier en elders gedaan werd. Men leze de geschied lollen en dan zal alle twijfel aan het gewicht van Neerlands Heistelling verdwenen zijn, aller vuur op het altaar des Vaderlands in die dagen gelegd als een offer der dankbaarheid, met nieuw vuur begroet worden. Het ganschc lar.d viert feest! Ja. geen feest vol brooddronkenheid, waarbij het wufte volk on der de leuze Vrijheid, Gelijkheii en Broederschap zijne Hollandsche deugden ten offer brengt om lichtzinnigheid te vergoden, de regeering te ver guizen. te vertrappen, te vei drijven, met verach ting van al wat adel, zedelijkheid en zelfstandig heid heet, maar een feestom te hei denken al het goede, dat geboren weid uit de nederlaag uit den eindelijken ondeigang van den man, voor wien Europa sidderde, maar die eindelijk bukte voorde Mogendheden, die hem naar St. Helena zonden, waar hij het einde van zjjn woelziek leven vond, beladen met den vloek der tienduizenden, welke aan zijn zegekar geketend of daardoor verpletterd werden. Het gansche volk viert feestJa, de laatste zuil is gevallen; de laatste herinnering aan den eerzuchtigen Werelddwinger is eerst laat na hem ten grave gedaaldzijn Code Pénal heeft ook Ne derlands tooneel verlaten en de rechtspleging is Nederlandsch geworden; jammer dat de bekwame ontwerper niet mede getuigen kan, nu alle wetten Nederlandsche zijn, wat als geen geringe reden tot dankbaarheid is aan te merken. En de wetten, waaronder wij leven, zij ademen vrijheid, zij zijn de hei boren vruchten van her haalde wetswijzigingen, welke hebben plaats gehad tusschen den eersten straal der zelfstandigheid, waarmede onze staat als Koninkrijk beschenen werd en de juweeien kroon, welke hy draagt na een liefelijken zonneschijn onder de regeering dei- drie Oranjevorsten, wier wensch bevordering van het Volksgeluk bij het vernemen van den Volks geest, niet genoeg kon gewaardeerd worden. De Nedei landers onder ééne Wet, al zijn de be standdelen zoo onderscheiden, dat legt ons op een men en burgers van één zelfde Vadeiland, ook dag als beden, den plicht op als onderdanen van den zelfdex Vorst, met ter zijdestelling van per-|Plichting zij hebben aan hefc Vaderland, w< soonlijke gevoelens, die Wet als richtsnoer te ne liefde hen moet bezielen voor het Huis van O trouwe dienaars van het Oranjehuis te zijn. Niet zoo als een vorige eeuw onze gewesten zag, ieder voor zich naar de Kroon dringende, om op slot van rekening juist door dat verschillend jagen naar een zelfde doel den overmoedigen, heerschzuchti- gen vijand het hecht in handen te spelen om het land te overweldigen, geliik een Franschman m het begin dezer eeuw deed, om ons eindelijk uit gemergeld, vei trapt, met schulden beladen en bijna onteerd aan ons lot over te laten, en de Neder landsche naam zou verdwenen zijn, zoo niet het Staatkundig evenwicht geëischt had, dat de Groo te Mogendheden een Nederland als Staat noodig hadden geacht en een Koninkrijk schiepen. Nederlan Iers, waar de tijdsomstandigheden zoo zeer gewijzigd zijn, waar de staatkundige ver deeldheden van weleer ons niet meer oneenig ma ken, daar is het plicht het Hoofd van den Staat te steunen en lief te hebben en door eendracht in ons midden, door den olijftak, onder zijn Je maintiendtai, geplant, te koesteren en ten volle te doen bloeien, mede te werken tot bereiking van het groote doel van alle kleine staten zelfstandig te blijven en in die zelfstandigheid den eenigen steun te zoeken voor waar volksgeluk, uit liefde tot ons zeiven, maar meer nog uit liefde tot Va derland en Vorst. Medeburgers, zijn wij met zulke gedachten be zield op een dag als morgen, 17 November, dan zal niemand zoo dwaas zijn om den druk der tij den en allerlei tegenspoeden en wederwaardighe den, welke wij met andere volken deelen op de groote rekening te stellen van de Regeerders des Vaderlands, neen, liever daarin zien een streven van den Tijdgeest, die veel meer schijnt over te hellen naar stoffelijke dan verstandelijke heerschap pij en die, ondanks de vele verbeteringen in de maatschappelijke toestanden en juist daarom on tevredenheid schept daar, waar vroeger voldaan heid en liefde woonden en nu alles slechts als een machine werkt. Viere overal het Volk feest, hier meer, daar minder, al naarmate de bron min of meer mild vloeien kan, al naar mate de middelen van be staan zich in een geëvenredigden, gewenschten toestand bevinden. En ik ontveins het niet het Platte Land zal over het geheel weinig teeken van leven kunnen geven, omdat op zoovele plaatsen de Hartader gekwetst, gebroken is en in zoo menig opzicht, helaas, de landbouw, thans zoo productief niet is als handel en nijverheid maar toch zouden wij wat van dat recht geestelijk leven wenschen. van dat edel, liefdevolle vuur, dat verwarmt, ver heft, verblijdt, verhoogt en niet die geleide, 'mis leide, verleide, afgeleide koelheid voor waar genot, voor waarachtig vertrouwen, welke rimpels geeft in het hoofd, kloppingen in het hart en wangunst in het oog. En nu nog een enkel woord. Gansch Neder land viert feest, zoo ook wij, bewoners der Gene-, raliteits-landen, zoo ook wij, ingezetenen van Axel; laat den kinderen ervaren, wat groote dingen op onzen grond hebben plaats gehad, wet offers door onze Ouders of Grootouders gebracht zijn, wat ver- elke Oran je, dan zullen later hunne harten warmer gloeien van "Vaderlandsliefde als het eeuwfeest onzer her stelling door hen wordt ingeleid en zij elkander vroolijk mogen toeroepen dat het vijf en zeventig jarig feest een keerpunt is geweest in hun leven, want dat ze toen geleerd hebben te feestvieren waar het Land en Vorst betreft, geen zoutelooze baldadigheid maar een feest, rein van doel, edel in vermaken, zuiver in genoegens, onberispelijk in zijne handelingen en onberouwelijk in zijne ge volgen. Ziet, zoo feestvieren is een lust des waren le vens, waarin ieder verstandig mensch ook beha gen moet hebban, terwijl in deze dagen dankbaar heid zoo zeer past, na voor het oogenblik de groot ste vrees voor de wankele gezondheid van onzen grijzen Vorst eenigermate geweken is, en wij nog hoop mogen voeden voor eem\e toekomst van den derden Koning. Willem van Oranje, maar ook de droevige waarheid, dat de eigenlijke Oianjestam op verpletterende wijze ontbladerd is, ons steeds op de vergankelijkheid wijst en ons dringend toe roept Gij moet handhaven, gij moet getrouw blij- van aan datzelfde Huis, waaraan, wie weet hoe spoedig de aanminnige prinses Wilhelmina als Vorstin, onder Koningin Emma zal optreden, om met wijze raadslieden de taak voort te zetten wel ke haai naar alle waarschijnlijkheid, weldra reeds zal roepen; mochte het zijn om Nederland groot te zien worden als weleer. Ten slotte hopen wij, dat op morgen onze „Con cordia" den toon weer zal geven en door haar heerlijke stem de opgetogenheid tnag leiden, want wij weten het, waar zij zich doet hooren, ver meestert zij den Volksgeest en sleept door daar liefelijke tonen allen mede. Dat zang en muziek, in Volksliederen vereenigd, nog andermaal krach ten medewerken, gelijk vroeger zoo vaak gebeur de, om eene onverwachte, vroolijke stemming in het levei\ te roepen. Het blijke dan ook morgen, dat de vrucht, die laat rijpt, altijd goed is. Geven zoo de werkende leden der Concordip, weder sprekende blijken van hun steeds betoon den goeden wil, wij vleien or.s, dat zoovelen, als in die bloeiende vereeniging belangstellen, niet ach ter zullen blijven om ook een steentje aan te brengen, tot het gebouw, waarop aller oog met innig welgevallen mag nederzien, nu te meer, nu het eene zaak betreft, waarbij al het volk' be lang beeft en die aller belangstelling vraagt, zoo om den toestand van ons klein Land als om de vele voorrechten, waarin wij nog mogen deelen; moge ook hier Eendracht weder Macht maken Axel, den 16 November, 1888. H.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1888 | | pagina 1