IVo. 215. Woensdag 51 October 1888. 1(' Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen F. DIELEMAN, AXEL. Buitenlandse!) Nieuws. ENGELAND. FEFILLETOA. Fr. ZIMMERMANN. v. Dit Bkd verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. A B O N N E M E N T S P R IJ S per 3 Maanden l maal per week 25 oenft franco per post 30 cent2 maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor België 40 en 80 cent. Afzonderl. numtn. 3 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte .berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag T\\ I K uren. De Londensche correspondent van de N. R. Ct. schrijft onder het opschrift „Eene niet alledaag- sehe bedriegster", in dato 26 Oct., het volgende Vele jaren geleden had ik eenen ouden vriend, die lang als koopvaardij-kapitein gevaren had. Na de gebeele wereld te hebben bereisd en aan dui zend gevaren te zijn ontsnapt, keerde hij naar het vaderland terug, om zijne levensdagen kalm te eindigen in een optrekje nabij Amsterdam. Plot seling hoor ik, dat de rr.an overleden is. Hij was 's avonds uit eene trekschuit gevallen, en de eer waardige zeebonk, die, jaar in, jaar uit, woedende golven had getrotst op alle wereldzeeën, weid het slachtoffer eener nietswaardige trekvaart. Deze zonderlinge speling van het noodlot kwam mil plotseling weder voor den geest, loen ik gis teren avond vernam dat de schitterende mevrouw Gordon-Baillie, de gevierde „beschermvrouw der arme Schotsche crofters'", door eenen onromanti- -schen ui ongelanten strafrechter is veroordeeld tot eene tuchthuisstrar van vijf jaren, wegens her plegen eener niet zeer ernstige oplichterij. Voor zeker is haar noodlot veel minder tragisch dan dat van mijnen koopvaardijkapitein, 'maar bei de gevallen bieden toch eene treffende overeen komst. Het is treurig te moeten hooren, dat ee ne schoone en ongetwijfeld hoog begaafde dame, flie de aanzienlijksten in den lande eu daarbij de schrandersten wist in te palmen en te bedotten die veertig aliassen rijk is, die huizen en kastee- len bezeten en equipages en bedienden in livrei gehouden heeft, thans naar den kerker moet dwa len, dewijl eenige armzalige cheques, aan wjnke- keliers en anderen afgegeven, niet gehonoreerd konden worden. Welke schipbreuk, welke val DE HOUTVESTER VAN ElKl\JSJ^ NOVELLE VAN „En zal ik u voor dien rijd niet eenmaal zien en spreken mag ik u niet meedeelen, hoe mijn va der over ons denkt „Zeker, Karei," zeide zij zonder dralen, „ik ver trouw uw woord, dat ge n:e gegevan hebt, en wil u ontmoeten, waar ge wilt. Wilde ik wachten, tot uw vader zijne toestemming gegeven heeft, dan zag ik u misschien nooit weer, en zonder u kan ik nu toch niet meer leven, in alle eer kunnen we met elkaar spreken hoewel de menschen er niets van cogen weten." „Heb dank, lieve schat. Ik koester echter betere hoop. Spoedig breng ik u het ja-woord van mijn vader of hij ging niet verder, maar fronste zijn voorhoofd. „Vindt ge drie dagen te lang?" „Overhaast het niet, Karei,' waarschuwde zij, „ik Het is als de ondergang van eene komeet, die ge lijk eene nachtkaars uitgaat, als de tuimeling van eenen schitterenden trapezist, die, na eene reeks van halsbrekende en indrukmakende toeren, op zijnen neus neerploft, zoo onbevallig mogelijk, als het zaagsel der arena. Het is niet vele maanden geleden, dat mevrouw Gordon Ba,llie de leeuwin was in de deftigste Lon densche kringen. Zij was plotseling irt Austra lië gekomen, niemand weet hoe. Maar zij beweer de daar vijf-en-zeventig duizend morgen land bezitten, en geen schepsel waagde het haar tegen te spreken. Zij had zulke puike introducties en zulke innemende manieren. Eén geestdriftvolle verslaggever, die vereerd werd met eene inter view, sprak van „haren schoon gewelfden boezem, hare klassike kin, hare prachtig gebogen en be weeglijke wenkbrauwen, hare oogen, die zich te rugtrekken in hunne natuurlijke spelonken, om te loeren op slachtoffers." Waar is de welspreken de man, die dat neerschreef? Heeft hij zich ook teruggetrokken in zijne eigen spelonk of schelp Destijds was de crofter-quaestie aan de orde, en het kon niet anders dan een geniale inval van mevrouw Gordon-Baillie worden genoemd, zich met het hart en ziel daarin te werpen en op te tre den als de „beschermmeesteres der Hooglandsche pachters." De giften der milddadigen en meewa- rigen stroomden liaar toe van alle kanten, gelijk de blakende brieven van bewonderaars. Hare taam steeg zóó hoog, dat de „Pali Mall Gazette" het zaak achtte haar tegen te gaan „interviewen." Haren verslaggever vermeesterde zij natuurlijk met evenveel gemak als zij hoogadellijken en bis schoppen en profess uren had veroverd, enden uit slag dezer zege zagen wij in een prachtig artikel, vol wierook en honing. Tegelijkertiid nam de „Pall Mall Gazette" haar portret op in Schotsch kostuum met de gepluimde Tam O'Shanter op te kan wel wachten, tot het geluk komt. Ik ben nu toch al zoo gelukkig, nu ik weef, dat ge me lief- hebt." „Maar ik kan niet wachten," riep hij, „het is me onmogelijk Binnen drie dagen breng ik u de beslissing, hoe ze ook uitvalt. Zullen we elkaar hier ontmoeten „Hier niet. Er komen hier te veel menschen langs." „Dus op de weide tusschen de bergen. Daar is het eenzaam. Vindt ge het goed „Ja." „Na zonsondergang, als het landvolk naar huis is, of zijt ge bang?" „Ik neen antwoordde zij lachend. „Dan verwacht ik u daar. Komt ge?" „Ik kom over drie dagen. Dag Karei „Tot weerziens, Anna!" Zij reikte hem de hand, die hi, innig aan zijne horst drukte, en begaf zich toen naar het veld, zonder nog eenmaal om te zien. Karei echter zag haar na, zoolang hij hare slanke gestalte tusschen de landlieden, die de akkers kwa men bewerken, nog herkennen kon. Toen sneed hij een sterken stok, en op dezen leunend, vervolgde hij langzaam zijnen weg naar de houtvesterswoniug. TWEEDE HOOFDSTUK. Op eene opene plaats van het bosch lag dt hout- lokken. Het was een fier oogenblik voor de avonturierster. Dat nommer der Gazette bewaar ik onder de curiositeiten der dagbladpers. Toen toog de „vriendin der crofters" naar Schot land, waar zij, groothartige en vrijhandigo vrouw, ook al landerijen heette te bezitten als „verwan te van Lord Moray". Te Edinbilrg reed zij rond in eene schitterende eqirpege, en de ééne aan doenlijke ovatie volgde op de andere. Dankadres- sen en bloemruikers hagelden op baar neerde „vrienden des volks" lagen aan hare voeten. Plotseling veranderde het tooneel. De scéoone en aanminnige dame vertrok, verdween ais eene bedrukte fee zonder iemand goeden dag te zeggen. Eene massa onbetaalde rekeningen liet zij achter, als tastbare (dijken dat hare verschijning geen ij- dele droom was geweest. De talrijke bed)ogenen moesten zich troosten met de philosophie der „Pall Mall Gazette"', toen de bom gebarsten was: „die vrouw zou Satan zelf in het ootje hebben genomen Er schijnt maar één man te zijn geweest, op wien de bekoringen van mevrouw White, geboren Bruce, - want dat schijnt haar wettige naam te wezen geenen indruk hebben gemaakt.. Dat is de inspecteur Marshall van de geheime Lon densche politie. Voor hem was er nooit eene „me vrouw Gordon-Baillie", met 75,000 morgen land in Australië, geeue verwante van Lord Moray, geene „beschermvrouw der crofters." Voor hem bestond er alleen eene juffrouw Bruce, in 1848 te Petershead uit eene waschvrouw geboren en na dien tijd een hoogst avontuurlijk bestaan voerend, overal heen reizend en overal zwendelend, nu eens wentelend in het goud, dan weer in bet slijk. Dit aangriipende drama uit het dagelijksoh leven ontrolde ons gisteren de inspecteur Mars hall in de Old Bailey, zonder mededoogen en in het verpletterende ondicht van Scotlund Yard. De vesterij, een klein woonhuis van eene verdieping met groene vensterluiken. Boven de deur prijkte een zeer groot, halt verweerd gewei met mosbe- groeide einden, waardoor men zien kon, hoeveel ge slachten hier reeds gewoond hadden, sedert een der voorvaders het sterke hert tnet zestien punten aan het gewei had geveld. Drie hooge eiken, die hunne knoestige takken beschermend over het zwarte pan nendak uitstrekten, waren zeker de oorzaak, dat de houtvesterij den naam „Eiklust" gekregen had. Eiklust was eene der beste houtvesterijen uit het land en alleen de degelijkste lui hadden het uit zicht op zulk eene uitstekende plaats. Reeds de grootvader van den tegenwoordigen houtvester had hier geleefd en ook diens zoon was bestemd deze plaats in te nemen, als zijn vader eenmaal, door ou derdom zwak geworden, de getrouwe buks aan den muur zou moeten hangen. De houtvesters van Eik lust beschouwden daarom ook het heerlijke hoog- stammige woud rondom eenigermate als hun eigen dom, want uit het ruischen der bladeren sprake* hunne vaderen, die de nu krachtige stammen ge plant en verpleegd hadden, met vertrouwelijker stem tot hen en verstaanbaarder en duidelijker dan de stijve beelden der voorouders in de ridderzaal van een prachtig kasteel tot de doorluchtige ertgenameu van een oud-adelijken naam. Daarom sprak ook het

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1888 | | pagina 1